Veertig jaar Soldaat van Oranje – een terugblik met de schrijvers
Is het de actie, de oorlogstragiek, of toch de hechte vriendschapsband tussen Alex en Erik, die Soldaat van Oranje tot een van de grootste en succesvolste Nederlandse speelfilms ooit maakte? Het verhaal raakt 40 jaar na het uitkomen van de film nog steeds een snaar, getuige ook het succes van de gelijknamige musical. In een speciale, extra lange bijdrage kijken de scenarioschrijvers en grand old men van het Nederlandse drama Gerard Soeteman, Kees Holierhoek en Paul Verhoeven terug.
Soldaat van Oranje heeft een wat plagerige ondertoon. De verfilming van Erik Hazelhoff Roelfzema’s oorlogsmemoires bevat spannende avonturen, meeslepende muziek en een hoofdrolspeler wiens charisma van het scherm spat. Kortom, het is een heldenepos, maar dan wel eentje waarin vrijwel alles wat de held onderneemt mislukt.
Als Erik Lanshof, de gefictionaliseerde versie van Hazelhoff, na de Duitse bezetting met twee vrienden in een sloepje naar Engeland wil vluchten, loopt dat op knullige wijze in de soep. Als hij zijn makker Jan naar Londen probeert te krijgen, wordt deze gearresteerd en doodgeschoten. Als Erik dan eindelijk Engeland weet te bereiken, meer door geluk dan door wijsheid, probeert hij een spionagenetwerk in Nederland op te zetten, wat wederom misloopt en nog meer levens kost. Uiteindelijk vindt Erik zijn stek bij de RAF, waar hij meedoet aan het bombarderen van Duitse burgerdoelen.
Bij dit alles wordt Erik niet gedreven door een doorwrongen antifascisme, maar door een simpel, instinctief patriottisme: de Duitsers horen niet in Holland. Maar ook vindt hij, in zijn eigen woorden, “een beetje oorlog, best spannend”. Wanneer Erik als adjudant van koningin Wilhelmina terugkeert naar bevrijd Nederland, wordt hij daar als een held toegejuicht, maar of zijn acties werkelijk iets hebben betekend bij het verslaan van Hitler valt te betwijfelen. Hij was vooral een avonturier die het geluk had te vechten aan de goede – en vooral de winnende! – kant. Dat is de cynische interpretatie van Soldaat van Oranje.
Het is nooit de bedoeling van de drie scenarioschrijvers geweest om een cynische of revisionistische oorlogsfilm te maken. “Zo is het ongeveer gebeurd”, zegt Paul Verhoeven. “Al die landingen zijn mislukt. Mensen zijn doodgeschoten. Er is nooit iets uit voortgekomen wat de moeite waard was. Eriks heldhaftigheid zit hem meer in het feit wat hij heeft gedaan, dat hij het durfde en wat hij ervoor riskeerde, niet in wat hij heeft bereikt.” “Je kunt niet anders naar helden kijken dan met een kritische blik”, zegt Gerard Soeteman. “Anders doe je aan heldenverering. Je kunt dat cynisme noemen. Ik noem dat nuance.” En derde scenarist Kees Holierhoek voegt hieraan toe: “Waar het om ging was een spannend verhaal met een aantal personen die stonden voor heldhaftige strijd, verraad, de confrontatie met de dood en verkeerde keuzes en die interessante dramatische vragen met zich meebrachten.”
Een boek vol aanknopingspunten
De memoires van Erik Hazelhoff Roelfzema verschenen oorspronkelijk als een reeks artikelen in Nieuwe Revu, die vervolgens werden gebundeld in een wat onverschillige paperbackuitgave met als titel Het hol van de ratelslang. Pas toen een herziene versie werd uitgegeven met de meer pakkende titel Soldaat van Oranje en een voorwoord van Prins Bernhard, kwam het verhaal nationaal onder de aandacht. De auteur maakte diepe indruk in het programma ‘Voor de vuist weg’ met Willem Duys en zijn boek werd een bestseller. Dit bracht hoofd drama van de AVRO Ger Lugtenburg ertoe om Gerard Soeteman te benaderen met de vraag of er misschien een televisieserie van te maken viel.
“Boeken die zijn ingeleid door Prins Bernhard hebben niet mijn belangstelling”, vertelt Gerard Soeteman in zijn werkkamer in Rotterdam. “Maar ik dacht, ik zal het maar eens lezen en het bleek mooi in elkaar te zitten. Ik had vijf delen voor ogen. Erik Hazelhoffs activiteiten bij de ondergrondse, zijn pogingen om in Engeland te komen, pogingen om Contact Holland op te zetten, vliegen bij de RAF en een aflevering met naspel.” Het was meteen al duidelijk dat hij zou samenwerken met Paul Verhoeven, met wie hij toen al onder andere Floris en Wat zien ik had gemaakt. “Dat was een succesvolle samenwerking, zowel financieel als artistiek.” Maar Soetemans voorstel voor een serie kwam niet ver. “Ik zei: ‘Ik heb geen verstand van begrotingen, maar ik denk dat het een half miljoen moet kosten per aflevering.’ Dat was voor begin jaren ’70 een heleboel geld, dus de AVRO deed het niet.”
Enkele jaren later tijdens de post-productie van Keetje Tippel bespraken Soeteman, Verhoeven en producent Rob Houwer mogelijke volgende projecten. De donkere kamer van Damocles van W.F. Hermans werd geopperd. Als twee druppels water, de verfilming door Fons Rademakers uit 1963, vond Verhoeven niet zo geslaagd en hij wilde er graag zijn eigen visie op loslaten. Maar de creatieve driehoek bedacht zich toch. Als ze een oorlogsfilm wilden maken, waarom een remake van een recente film, als je ook iets nieuws kunt doen? Zo kwam Soldaat van Oranje weer bovendrijven.
Verhoeven en Soeteman waren beiden kind tijdens de Duitse bezetting en wisten dus dat deze angstige tijden voor kinderen ook hele avontuurlijke kanten kunnen hebben. Van dit onbeschaamde plezier in de oorlog zagen ze iets terug op Hazelhoffs pagina’s. Er waren meer aanknopingspunten. Soeteman had het bombardement op Rotterdam amper overleefd en had later in IJmuiden gevechten tussen Engelse en Duitse jachtvliegtuigen aanschouwd. Hij was hierdoor geboeid door Hazelhoffs tijd bij de RAF. Verhoeven, die getuige was geweest van het bombardement op het Bezuidenhout in Den Haag in 1945, was net als Hazelhoff lid geweest van het Leids studentencorps en had dezelfde hardhandige ontgroening doorstaan. Hij kende de ballerige sfeer van Minerva al te goed, maar als zoon uit een middenklassengezin kon hij er ook met ironische afstand naar kijken.
Tussen feit en fictie
“Ik sta achter ieder feit in het boek”, schreef Erik Hazelhoff over Soldaat van Oranje in zijn autobiografie Op jacht naar het leven. Hij had in de jaren vijftig gewerkt bij NBC en wist daardoor wel wat over drama. “Een boek en een film zijn twee totaal verschillende scheppingen, en een omzetting die zich stipt aan de feiten houdt, leidt tot een slaapverwekkende film. Intriges moeten worden vereenvoudigd, karakters opgebouwd of geëlimineerd, conflicten benadrukt of aangescherpt […] Als veranderingen voor de film onvermijdelijk waren, hoe kon ik dan ooit meewerken?”
Maar Hazelhoff hield ook van film. Zijn enthousiasme – en wellicht ook zijn ijdelheid – wonnen het van zijn scepsis. Verhoeven en Soeteman maakten kennis met Hazelhoff in een chique Haags oesterrestaurant. Wat Soeteman vooral is bijgebleven van die ontmoeting is dat Hazelhoff meerdere keren de witte wijn terugstuurde. In latere ontmoetingen kwam Hazelhoff steeds meer los. Onder de invloed van de wijn verklapte hij een paar anekdotes die hij uit zijn boek had gelaten, maar wel de film haalden, zoals de komische scene waarin Erik de vrijpartij van zijn vriend probeert te verhullen voor koningin Wilhelmina.
Toch werd er een scherpe grens getrokken tussen werkelijkheid en film. In zijn boek had Hazelhoff al een paar namen veranderd, vermoedelijk om nabestaanden of nog levende mensen niet in verlegenheid te brengen. Verhoeven en Soeteman besloten dat het beter was om alle namen, behalve die van de koningin, te veranderen. Zo werd Erik Hazelhoff Roelfzema Erik Lanshof. Soeteman: “Ik wilde niet de totale vereenzelviging van de hoofdpersoon met Erik Hazelhoff. Dan verf je jezelf in de hoek. Dan heb je geen vrijheid.” Verhoeven is veertig jaar later iets twijfelachtiger over deze beslissing: “Misschien wilde Erik dit. Dat weet ik niet meer. Ik zou nu zeggen, wat een onzin.”
Hazelhoff zou niets te klagen hebben. Het succes van Soldaat van Oranje leverde hem boekenverkoop op en zorgde ervoor dat zijn naam doordrong tot het collectieve bewustzijn van Nederland. “Hazelhoff vond alles prachtig”, weet Soeteman te vertellen. “Hij heeft zijn boek later nog vier of vijf keer herschreven en elke keer werd zijn rol bij de productie groter. Als je het doorleest is het net of hij die film heeft geregisseerd.”
Pingpongen en een meningsverschil
Tegenwoordig zijn er planken vol scenariohandboeken te koop, maar daar was in Nederland in de jaren ’70 nauwelijks iets van doorgedrongen. Wel had Gerard Soeteman een goed inzicht in dramatische structuren ontwikkeld door zijn werk bij de NOS, waar hij buitenlandse series ondertitelde. Hij paste dat toe in zijn eigen werk. “Je kijkt in zo’n boek naar wat de spannendste scenes zijn en die wissel je af met een wat slappere scene en dan voer je de spanning weer op. De aandacht kan nooit al die tijd honderd procent gespannen zijn. Dat levert verveling op.”
Soeteman en Verhoeven zijn ook fanatieke researchers. Voor ieder project verzamelen ze een ijsberg aan informatie, waarvan in het eindproduct slechts een topje boven het water uitsteekt. Naast Hazelhoffs boek verdiepten ze zich in de lectuur die over de oorlog was verschenen en interviewden tal van de nog levende betrokkenen. De komische scene waarin Nederlandse soldaten tijdens de invasie een vrijend paartje in de berm verstoren, was geïnspireerd door stukken die Henri Knap had geschreven in Het Parool. De gruwelijke martel- en executiescenes in gevangenissen van de SD waren gebaseerd op verslagen van verzetsman Mathieu Smedts. Paul Verhoeven keek uren naar NSB-journaals en sommige beelden uit de film zijn daar rechtstreeks uit overgenomen, zoals een Hollands meisje dat een marcherende SS-soldaat bloemen aanreikt.
Het researchen gaat gepaard met uitvoerige gesprekken tussen scenarist en regisseur. Pingpongen noemt Soeteman het. “Het is: ‘Paul, heb je dit gelezen?’ ‘Gerard, heb je dat gelezen?’ Daarmee kom je op nieuwe ideeën. Dan ga ik schrijven. […] Mijn scenario’s voor Verhoeven zijn niks meer dan grote bundels van ideeën, visueel en tekstueel.” Verhoeven: “Gerard schrijft altijd de eerste versie. Ik schrijf dan heel autonoom een tweede versie, gebaseerd op wat hij op tafel legt, ook al wijk ik daar soms radicaal van af. Dat wordt dan door Gerard opnieuw bekeken en dan schrijft hij een derde versie: zijn combinatie, zo zou je het kunnen noemen, van de eerste en tweede versie. De vierde versie schrijf ik dan nog als we heel dicht bij het draaien zijn.” Geen van beiden kan iets zeggen over specialismes of een persoonlijke signatuur. “Het verschil tussen Paul en Gerard kun je dan niet meer zien”, zegt Verhoeven. “Gerard zegt altijd: ‘Jij moet het script eerst helemaal overschrijven om het je eigen te maken’.”
Zo waren ook Floris, Wat Zien Ik, Turks Fruit en Keetje Tippel gemaakt, maar dit keer ontstond er een meningsverschil over de richting. Soeteman wilde meer scenes bij de RAF: trainingen, het leven op de luchtmachtbasis en natuurlijk missies boven vijandelijk gebied. “Dat bewonder ik aan Hazelhoff. Hij voert 72 vluchten uit boven vijandelijk gebied, terwijl je na 33 statistisch dood had moeten zijn. Vanaf het moment dat je opstijgt tot je uitstapt heb je vier, vijf, zes uur in levensgevaar verkeerd. Daar moet je een zekere mentaliteit voor hebben.”
Dat bleek lastig uitvoerbaar. Verhoeven: “Ik heb een veel langere scene gestoryboard, waarbij Erik allemaal manoeuvres met zijn vliegtuig uithaalt om de Duitse granaten te ontlopen. Maar dat bleek financieel niet haalbaar. De kosten van special effects waren toen nog idioot hoog. Rob Houwer had er al enorm veel geld ingestoken. En ja, ik vond dat de dramaturgie van de film meer gediend was met het verraad van Robbie.”
Terwijl Soeteman met vakantie ging en de inleverdatum voor de outline bij het Productiefonds dichterbij kwam, besloot Verhoeven Kees Holierhoek te benaderen om het spionage-intrige uit te werken. Verhoeven en Holierhoek kenden elkaar uit Leiden. Ze hadden samen de korte film De worstelaar gemaakt en geprobeerd de Anton Wachter-romans van Simon Vestdijk te verfilmen. “Ik werd ingebracht als scenarist-structuralist. Ik moest aanhaken op wat Gerard had gedaan”, vertelt Holierhoek. “Het boek bracht allerlei moeilijke problemen met zich mee, die vroegen om een eigen structuur. Ik heb ze toen met suggesties overladen […] Neem nou het feit dat er heel veel overtochten zijn gemaakt door Hazelhoff. Je kunt die niet alle twaalf laten zien. Je moet een model kiezen dat nuttig is binnen het verhaal. Langs die kant hebt ik het geschreven.” Ook besloot Holierhoek het politieke gekonkel van de regering in ballingschap in Londen achterwege te laten. “Dat had alleen maar scenes opgeleverd van pratende mannen in kamers.”
Een vervlechting van het werk van Holierhoek en Soeteman werd ingediend bij het Productiefonds. Verhoeven heeft Soeteman bezocht op zijn vakantieadres in Bretagne om hem dit persoonlijk te vertellen. Soeteman: “Paul en Martine kwamen aanrijden en ik dacht, wat is dit voor iets raars. Hij vertelde mij dat hij Kees Holierhoek erbij had gehaald omdat we er samen niet uitkwamen. Dat was een verrassende overval voor mij. Maar goed, ik ben vrolijk verder gegaan met mijn vakantie.”
Geen enkel creatief verbond is zo delicaat als dat tussen een scenarioschrijver en een regisseur. Talloze succesvolle samenwerkingen zijn stukgelopen op uiteenlopende visies of gekwetste gevoelens. Na Soldaat van Oranje maakten Verhoeven en Soeteman meteen Spetters, De vierde man en Flesh + Blood, en twintig jaar later Zwartboek. Momenteel wordt er gewerkt aan hun negende speelfilm Blessed Virgin.
Uiteindelijk schreef zowel Soeteman als Holierhoek delen van Soldaat van Oranje, hoewel ze na veertig jaar niet meer precies weten wat van wie komt. “Ik heb denk ik wel dertien keer de dialoog tussen de koningin en de Engelandvaarders herschreven”, weet Holierhoek nog. “Elke keer wilde Paul er een ander aspect in. Dan moest het weer hartelijker, dan moest het weer koeler. Het was een uitputtingsslag, maar het is een bijzondere scene geworden.”
Vijf, zes, zeven vrienden
In het voorjaar van 1940 kreeg Erik Hazelhoff in zijn studentenkamer aan het Rapenburg wat vrienden op bezoek. Met elkaar dronken ze een borreltje op de toekomst. En die toekomst zou grillig blijken. Chris Krediet bereikte via vele omwegen Londen en zette samen met Hazelhoff agenten en zenders over naar Nederland. De joodse Jean Mesritz werd door de Duitsers gepakt toen hij met een watervliegtuig naar Engeland wilde vluchten en kwam om in een concentratiekamp. De half-Duitse Aad Robertson sloot zich aan bij de Waffen-SS en sneuvelde aan het Oostfront. Paul Erdman zat zoals de meeste Nederlanders de oorlog passief uit en maakte daarna een prachtige carrière in het recht.
“Omdat het anders een te beperkt verhaal zou zijn”, kwam Soeteman met het idee om Soldaat van Oranje niet alleen over Erik te laten gaan, maar over een groep vrienden die allemaal een ander pad kiezen, soms het verkeerde pad om begrijpelijke reden, soms het juiste pad met rampzalige resultaten.
De verhalen van Mesritz, Robertson en Erdman zijn vrij letterlijk overgenomen in respectievelijk de personages Jan, Alex en Jacques. Erik Lanshoffs strijdmakker Guus is een mengelmoes van verschillende historische figuren. Naast Chris Krediet, die de oorlog wel overleefde, zijn in hem onder anderen Hazelhoffs studievrienden Ernst de Jonge en Erik Michielsen te herkennen. De Jonge sloeg tijdens de ontgroening bij Minerva een soepterrine kapot op het hoofd van Hazelhoff, waarna ze goede vrienden werden. Tijdens de oorlog werd hij door Hazelhoff bij Scheveningen aan land gezet, en later door de Duitsers gepakt. Hij overleed in gevangenschap. Erik Michielsen probeerde in de zomer van 1940 met Hazelhoff in een kano naar Engeland te varen en speelde hem later filmrolletjes met foto’s van bunkers in handen. Ook hij bereikte Engeland, sloot zich aan bij de RAF en kwam om het leven tijdens een oefenvlucht. Guus’ spionageactiviteiten zijn gemodelleerd naar de belevenissen van verzetsstrijder en Engelandvaarder Peter Tazelaar.
Wie niet aanwezig was bij de borrel op het Rapenburg was Frits van der Schriek, een onopvallende jongen die je altijd vergat uit te nodigen voor feestjes. Tijdens de oorlog hielp hij Hazelhoff naar Engeland vluchten. De scenaristen besloten Van der Schriek een grotere rol te geven. Soeteman herinnert zich zijn gesprek met hem levendig. “Hij werd gepakt door de Duitsers en negen maanden in totale afzondering gezet. Dat is marteling. Ik vroeg aan hem: ‘Hoe doorsta je zoiets?’. Toen zei hij: ‘Dan vergeestelijk je behoorlijk’. Dat zei hij op een toon waarvan ik dacht, dit is een man die precies in zijn hoofd opslaat wat hij nodig heeft. Dit is een Pietje Precies.” Zo veranderde Van der Schriek in Nico, een ernstige, voorzichtige student die door zijn vrienden wordt bespot, maar zich in de oorlog ontpopt tot een uiterst effectief verzetsman, een contrast met de roekeloze Erik. In tegenstelling tot Van der Schriek vindt Nico uiteindelijk toch de dood door toedoen van een verrader.
Deze verrader was de meest ingrijpende aanvulling. Robbie, die via een geheime zender voor het verzet werkt, wordt V-Mann voor de SD om zijn joodse verloofde Esther van deportatie te redden en uiteindelijk doodgeschoten door Guus. Robbie en Esther komen nergens voor in Hazelhoffs boek. Hier kwam de inbreng van Holierhoek naar voren. Verhoeven: “Gerard wilde oorspronkelijk dat Alex de verrader was. Die ging toch al naar de Duitsers […] Daar hebben we een lange discussie over gehad. Ik vond het mooier als het niet zo was.”
Voor Robbie werd Willem Pasdeloup als model gebruikt. Toen Pasdeloup door de SD werd gepakt, zou hij prompt hebben aangeboden informant te worden. Hij hielp verschillende verzetsstrijders in de val te lokken. Of, zoals werd vermoed, het beschermen van zijn half-joodse vriendin werkelijk zijn belangrijkste drijfveer was, is onbewezen. Pasdeloup werd in 1943 door het verzet ontmaskerd, gemarteld en vermoord. In werkelijkheid was er slechts een verre connectie tussen Pasdeloup en Hazelhoff. In de film werden ze buren en vrienden, en om het nog meer drama te geven kwam er ook een driehoeksverhouding tussen Robbie, Erik en Esther.
In de film wordt de borrel op het Rapenburg vastgelegd op een groepsfoto, die terugkomt in de weemoedige slotscene, waarin Erik en Jacques als enige overlevenden toasten op de toekomst. Opmerkelijk genoeg ontbreekt Robbie op deze foto. Hij is immers net zo’n tragisch figuur de rest. “Dat is jammer, het was mooier geweest”, beaamt Verhoeven. “Daar is ook over gepraat, maar we dachten: hij is adelborst in Den Helder en het groepje op de foto zijn Leidse studenten. Maar hij had die avond best toevallig bij Erik een biertje kunnen drinken als de rest langskomt. Misschien zijn we niet brutaal genoeg geweest.”
Is dit echt een gemis? Voor de meeste mensen, die de film niet tien tientallen malen maar een, twee of hoogstens drie keer zien, valt het ontbreken van Robbie waarschijnlijk niet eens op. Het gevoel dat de scene oproept is sterker dan wat er te zien is.
Gevoelige kwesties
Bij het bewerken van het boek stuitten de schrijvers op een paar onbeantwoorde vragen. Zo was er de rol van François van ’t Sant, een Nederlandse functionaris in Londen en Wilhelmina’s troubleshooter, die Hazelhoff steunde bij het opzetten van Contact Holland. Tijdens de oorlog al gingen geruchten dat hij onder een hoedje speelde met de Duitsers, maar dat kan achterklap geweest zijn. En dan was er het Englandspiel, een warrig kat-en-muis-spel tussen Duitsland en Engeland met Nederlandse geheim agenten als inzet. Heeft de Britse geheime dienst, met een hoger doel voor ogen, 59 agenten bewust in handen van de vijand laten vallen? Of was het gewoon bekwaam speurwerk van de SD?
Dertig jaar na de oorlog lagen deze zaken nog gevoelig; een lastig dilemma dus voor schrijvers van Soldaat van Oranje. “Het definitieve antwoord heb ik er maar niet op gegeven”, zegt Holierhoek hierover. “Dat lijkt me het eerlijkst om te doen. De dialogen die daarover gingen – dat zijn er niet zoveel – daar werd veel gewicht aan gehecht. Want als je een zinnetje gebruikt waaruit een duidelijke visie blijkt, dan kies je een kant. Je kunt dat maar beter in de lucht laten hangen.”
In Soldaat van Oranje doet Erik een geheel verzonnen poging om Van der Zanden, zoals Van ’t Sant is gaan heten, te liquideren. Pas als hij ziet dat zijn doelwit op vertrouwde voet staat met de koningin gunt hij hem het voordeel van de twijfel. Later in de film maakt een Britse kolonel een terloopse een toespeling op het Englandspiel; als Erik en Guus niet terugkeren van hun missie, zullen de Duitsers in ieder geval denken dat de geallieerde landing zal plaatsvinden in Holland. Dat dit ooit serieus door een partij is overwogen vindt Soeteman zeer onwaarschijnlijk. “De bodem in Nederland is veel te drassig voor grootschalige tanklandingen. Dat wisten ze allemaal donders goed.”
Veertig jaar later
Hoe kijken de makers veertig jaar later terug op wat ze hebben gemaakt? “Ik vind het een groot succes. De film werkt nog steeds”, zegt Holierhoek. “Ik ben er heel trots op dat ik er iets te maken mee heb gehad. En ik denk dat het een prachtige entree voor Paul naar de Amerikaanse markt is geweest.”
Soeteman voegt hieraan toe: “Er zijn veel mensen die nog steeds enorm plezier hebben van die film. Er zijn clubs van studenten die hem regelmatig terugkijken. Wel is het beeld ontstaan dat die film laat zien wat het verzet in Nederland was. Terwijl ik mijn schoonmoeder, die joodse kinderen heeft vervoerd naar onderduikadressen, veel meer het verzet vind. […] Wat ik heel aardig aan de film vond was het beeld van Erik op de boeg van een torpedoboot die hem van Engeland naar dat gigantische verduisterde continent brengt. Hij staat daar en denkt, daar zal ik even verandering in brengen. Totale hubris!”
Erik Lanshof is uiteindelijk vooral de speelbal van de geschiedenis. Toch komt hij niet over als opportunistisch en al helemaal niet onsympathiek. Integendeel. Het is moeilijk niet van hem te houden. Het enthousiasme waarmee hij zich steeds weer in het avontuur stort heeft iets kinderlijks lichtzinnigs. Hij is loyaal. Als enige kijkt hij Alex niet met de nek aan vanwege diens NSB-ouders, wat uiteindelijk de weergaloze tangoscene oplevert. Ook waagt Erik steeds weer zijn leven om zijn vrienden te hulp te schieten, wat hem er overigens niet van weerhoudt om meer dan eens hun vriendinnen in te pikken.
Dit alles maakt Erik een levensechte, complexe en unieke held, het soort held dat je eigenlijk nergens anders tegenkomt in de geschiedenis van de oorlogsfilm. Misschien is dit wel de reden waarom de film na veertig jaar nog steeds de kijker weet aan te grijpen. Verhoeven, van wiens film vaak worden gezegd dat ze een bitter mensbeeld geven, besluit: “Ik denk dat het een hele humane film is geworden, met name door de vriendschap tussen Erik en Alex.”