Telefilm toeslagenschandaal

Met de eigenzinnige Telefilm De Vaandeldrager Vijf trekt Joost van Hezik (1982) de actualiteit hardhandig het Rijksmuseum in, als een Bende van Vijf de presentatie van Rembrandts De Vaandeldrager verstoort om aandacht te vragen voor de slachtoffers van het toeslagenschandaal. Het komische drama is tekenend voor het geëngageerde karakter van de maker, die als regisseur afstudeerde aan de Theaterschool, maar inmiddels als fulltime film- en televisiemaker door het leven gaat. “Blijkbaar was ik de aangewezen persoon om dit verhaal te vertellen.”

Joost van Hezik en regie-assistent Vera Croonen op de set van De Vaandeldrager Vijf (foto Lidewij Mulder)

Het interview vindt plaats in De Plantage bij Artis in Amsterdam – “komt er wellicht nog een exotische vogel voorbijvliegen” – waar Van Hezik bij binnenkomst vertelt dat hij net uit de eindmix van de film komt, waardoor hij moe maar ook opgelucht en voldaan is. Wie zijn werk kent, vroeger als artistiek leider van Circus Treurdier of recent als filmmaker, weet dat Van Hezik een perfectionist is die niet over een nacht ijs gaat. Komt ook door de hoeveelheid ideeën die altijd door zijn hoofd gaan. Een paar dagen eerder bekende hij via de app dat hij soms moeite heeft om zijn drukke hoofd uit te zetten.

Heb je altijd zo’n levendige fantasie gehad? 
“Ik heb vooral altijd heel veel van verhalen gehouden. Op de basisschool had ik een verhalenboekje, waar ik in schreef. Mijn juf las dat en ik weet nog dat ze zei: je weet heel goed hoe je moet spellen, maar als je in je verhalenschrift schrijft, dan hou je je niet aan de spellingsregels. Klopt. Als ik het voor mezelf schreef, dan vond ik dat ik olifant wel met twee o’s kon schrijven.”

Van Hezik lacht en gaat verder. “Als kind had ik niet alleen mijn eigen Lego, maar ook die van mijn twee oudere broers. Ik had dus heel veel ridders en daar kon ik op de vliering uren mee spelen. Het spelen was m’n ding. Dagenlang was ik bezig met veldslagen en het vertellen van verhalen aan mezelf. Een van mijn allereerste herinneringen was dat ik dacht dat ik een leeuw zag in het bos. Alleen was het een hond. Zo’n blonde husky met een blauwe tong. Alleen iemand met een levendige fantasie kon daar een leeuw in zien.”

Waar was dat?
“We waren op vakantie in Limburg, maar ik kom oorspronkelijk uit Wageningen. Dat is ook waar mijn vorige Telefilm, Boy meets Gun, zich afspeelt. Die ging over een gezapige intellectueel die in een soort sluimerstand leeft tot hij per toeval een mysterieus pistool in handen krijgt. Qua locatie voelde het niet als Amsterdam en ook niet Leiden, of zo’n andere, zeg maar, studentenstad. Op een gegeven moment dacht ik aan Wageningen en toen zag ik die hele film voor me. Omdat het een heel apart plaatsje is. Zestig procent van de mensen die daar wonen, werkt of studeert bij de universiteit. Ik kom uit de hoogst opgeleide straat van Nederland, de Generaal Foulkesweg, waar allemaal professoren wonen. Wageningen heeft een soort van gek, GroenLinks karakter midden in de Biblebelt.”

Van Hezik verhuisde na de middelbare school in 2001 naar Amsterdam, eerst om psychologie te studeren, en in 2010 studeerde hij af als regisseur aan de Toneelschool.

“Ook al ben ik iemand die qua denken in Amsterdam thuishoort, ik voel me overal in Nederland op mijn plek. Ik weet hoe het is om in een kleinere stad te leven. Ik weet ook dat de provincie niet bestaat, want die is net zo gemêleerd als Nederland zelf. Het is wel zo dat klasse er heel erg toe doet in Nederland. Vooral eigenlijk omdat we ontkennen dat het bestaat. We hebben last van een soort intellectuele ziekte. De leiding van ons land is in handen van mensen die hebben gestudeerd, maar geen benul hebben hoe dingen in de praktijk werken. Daar zit een groot probleem volgens mij en dat zit ook in De Vaandeldrager Vijf.”

De Vaandeldrager Vijf speelt zich grotendeels af in het Rijksmuseum. Tijdens de onthulling van Rembrandts beroemde schilderij De Vaandeldrager stormen vijf gemaskerde figuren binnen en gijzelen het kunstwerk van 175 miljoen euro. Hun eis: als hun vriendin Debbie, een slachtoffer van het toeslagenschandaal, haar dochter voor twaalf uur vanavond nog niet terug heeft, steken ze het schilderij in de brand. Ondertussen verbergen de staatssecretaris van cultuur, zijn woordvoerster en de museumdirectrice zich in het toilet, waardoor de actievoerders in een onverwachte gijzelingssituatie belanden die Nederland in spanning houdt.

Ik vind dat het veel slechter gaat met Nederland dan we denken en dat we in tien jaar op allerlei terreinen behoorlijk zijn afgezakt. En dat past niet bij hoe wij denken over dit land

Van Hezik bedacht de film en schreef het scenario, met Sharif Nasr (El Houb) als co-auteur. “Het idee is ontstaan tijdens corona. Ik vind dat het veel slechter gaat met Nederland dan we denken en dat we in tien jaar op allerlei terreinen behoorlijk zijn afgezakt. En dat past niet bij hoe wij denken over dit land. Ik heb een broer die in de GGZ zou moeten zitten. Omdat hij verslaafd is en op straat leefde. Hij is weer bij mijn ouders gaan wonen. Ze zouden hem wel even tijdelijk opvangen. Een jaar later zit hij daar nog steeds. Iedereen wordt helemaal gek van elkaar. Maar er is geen hulp. Mijn ouders dachten dat de zorg in Nederland goed geregeld is. Maar niks in Nederland functioneert nog zoals het zou moeten. En dan komt de overheid met de mededeling: we hebben een heel mooi schilderij gekocht. Daar maak ik me dan zo ontzettend kwaad over. Die woede en verontwaardiging was de bron van deze film. Omdat ik dacht: hoe durf je? Ja, Rembrandt is belangrijk, maar misschien nu even niet. En misschien niet voor 175 miljoen.” 

Van Hezik denkt even na en vervolgt: “Het verbaast me dat er door de media zo weinig ruchtbaarheid aan is gegeven. Ik maak me regelmatig kwaad over onze journalistieke klasse. Ik voel me er het meest mee verbonden, maar ik vind ook dat daar het meest misgaat. De journalistiek controleert de macht niet meer. Ik zag laatst een mooie cartoon: een journalist tegenover een stel politici, met in zijn hand een megafoon en daarachter een boze massa. En daaronder een journalist met een microfoon in de hand en de politici in zijn rug, die zich tot de burger richt alsof hij als woordvoerder optreedt. Dit is de realiteit geworden. De journalist is niet alleen lid geworden van hetzelfde clubje als de politici die hij of zij hoort te controleren, maar heeft ook geen feeling meer met iemand uit bijvoorbeeld de Achterhoek, want dat wordt als de provincie beschouwd. Ik vind dat meer mensen uit Achterhoek de Tweede Kamer in moeten. Dat zou de pluriformiteit ten goede komen. Maar goed, ik vind ook dat politiek geen carrière zou moeten zijn, maar een tijdelijke dienst die je levert, waarna je weer terug zou moeten kunnen naar je oude beroep.”

Hoe kwam je op het idee om het verhaal te koppelen aan het toeslagenschandaal?
Iedere keer als ik daar iets over las, werd ik kwaad en verdrietig. Bovendien kon ik me voorstellen dat het zou gaan zoals in de film. Ik hoopte dus maar dat er niet iets dergelijks zou gebeuren voordat de film af was. Ik vind het drama van het toeslagenschandaal zo groot dat het bijna te verantwoorden is om zoiets heftigs te doen om je kind terug te krijgen. Tegelijk begrijp ik heel goed dat de echte slachtoffers van het schandaal dat niet gaan doen, omdat je als ouder denkt: dan zie ik mijn kind misschien helemaal niet meer. Toen bedacht ik me: misschien dat de mensen om hen heen dat wel zouden doen. En toen dacht ik: ze doen dat niet voor zichzelf, ze doen het voor haar. En het zijn mensen die gefuckt zijn door het systeem. Dat zijn er nogal wat in Nederland.”

Toch twijfelde Van Hezik toen hij op het punt stond het plan in te dienen. “Ik vroeg me af: zal een commissie dit geloven? Is zo’n gijzeling niet veel te Amerikaans? Maar uitgerekend die avond vond de gijzeling in de Amsterdamse Apple Store plaats, dus ja, dit soort dingen gebeurt gewoon.”

Daarnaast had Van Hezik een persoonlijke motivatie. “Omdat ik zelf ook bepaalde dingen heb meegemaakt. Ik heb ook schulden bij de Belastingdienst en ik heb ook problemen om er daar doorheen te komen. Terwijl ik hoogopgeleid ben. Als ik opbel en ze horen mijn stem dan krijg ik veel meer gedaan dan iemand met een buitenlands accent.”

Van Hezik neemt een slok van zijn bijna koud geworden koffie. “Tijdens corona heb ik mijn oor te luisteren gelegd. Niet bewust hoor, maar ik was zo eenzaam dat ik met iedereen een praatje maakte. En al die mensen en verhalen hadden een rode draad ontdekte ik. Niemand was echt fout, maar het systeem was onmenselijk geworden en niemand bovenin nam verantwoordelijkheid. Ik fungeerde als een soort antenne, blijkbaar was ik de aangewezen persoon om dit verhaal te vertellen. Omdat ik voor al die karakters, dus ook de staatssecretaris en de directrice van het museum, begrip kan hebben. Maar nog meer voelt het als iets spiritueels. Sommige scènes zijn duidelijk van ‘mij’, maar de meeste kwamen tot mij. Dat ik later dacht, waar haal ik het vandaan? Maar niet als een compliment aan mezelf, letterlijk dat ik me afvraag: wiens woorden zijn dit?”

Je bent, zoals je al zei, van kinds af aan bezig geweest met het vertellen van verhalen. Maar wanneer ben je ook gaan schrijven?

“Voor mezelf ben ik daar altijd mee bezig geweest. Ik heb zelf wat verhalen geschreven en een stapel gedichten, maar literair schrijven is niet echt mijn ding. Ik heb ook een stripboek gemaakt.

Op de Toneelschool heb ik veel geleerd over schrijven. Daar analyseer je vier jaar lang Shakespeare, Ibsen, en andere grote schrijvers. Bij klassiek toneel is de schrijver meestal al lang dood. Dus wat zou hij hebben bedoeld? Ibsen heeft het niet opgeschreven. Je moet het bij hem echt uit een enkele regieaanwijzing halen. Ik zie het geschreven woord daardoor als een raadsel dat je moet ontcijferen, waarbij iedere komma ertoe doet. Ik vind sowieso dat we in Nederland meer respect voor het ambacht schrijven zouden moeten hebben. Omdat schrijven een van de belangrijkste dingen is. Het is het begin en het einde van een verhaal.”

Waar je het meest eigenwijs in bent, daar zit de essentie van je kunstenaarschap

Maar het heeft lang geduurd voordat ik zoveel zelfvertrouwen had dat ik dacht: ik ga zelf een script schrijven. Ik merkte wel dat ik goed was in het bedenken van een synopsis. Dat gaat haast vanzelf. Ik had dat ook toen ik voor het eerst met Willem Bosch afsprak om over Boy meets Gun te praten. In een uur bedachten we samen die synopsis. Toen dacht ik, zie je wel. Een schrijver is iemand die dat kan. En ik kan dat ook.

Ik heb veel van Willem geleerd, door zijn werk te lezen en met hem daarover te brainstormen. Hij leerde me te schrijven voor de lezer. Een script moet je grijpen, en het helpt door er soms stiekem een regieaanwijzing in te zetten die je niet kan filmen, maar wel de hele situatie meteen duidt. Ik merkte dat ik ook qua schrijven eigenwijs ben. Ik ben sowieso heel eigenwijs, maar op scenariogebied misschien nog wel het meest. En waar je het meest eigenwijs in bent, daar zit de essentie van je kunstenaarschap. 

Daarnaast is het prettig om te doen. Ik hou van het ritme van taal. Ik heb ooit Network van Paddy Chayefsky tot een voorstelling gemaakt. Hoe hij monologen schrijft, dat is ritme. ‘I’m as mad as hell and I’m not gonna take it anymore.’ Dat is pam-pe-pam-pe-pam-pe-pam! ‘I’m a human being, goddammit, my life has value.’ Dat is Shakespeare. Dat is Wu-Tang Clan. Dat is ritme en geweldige lyrics.”

Bij het schrijven van De Vaandeldrager Vijf nam Van Hezik een andere film van Sidney Lumet tot voorbeeld: Dog Day Afternoon. “Vooral omdat ik vind dat er veel connecties zijn tussen de seventies en nu. Dat was ook een tijd van grote verwarring, met veel geweld en groeperingen, die eigenlijk de beste bedoelingen hadden, maar er niet uitkwamen.”

Boy meets Gun was heel gestileerd, heel cinematisch. Bijna een ode aan films. Terwijl De Vaandeldrager Vijf heel erg terug naar de vloer is. Het is bijna een toneelstuk. Net als Lumet lijk je moeiteloos tussen genres te switchen. Kun je daar iets meer over vertellen? 

“Ik voel liefde voor beide aspecten. Boy meets Gun is gefilmd met de ambitie van een bioscoopfilm. Niet met het budget, maar wel met die precisie. Bij die film vond ik iets dat ik in het theater niet voor elkaar kreeg. Bij de repetities voor een toneelstuk heb ik vaak meegemaakt dat het op een gegeven moment precies was zoals ik het wilde. Het ritme, de vormgeving, het licht. Kwam ik twee weken later terug, dan was het allemaal niet meer zoals het had moeten zijn.

Bij Boy meets Gun kon ik met slow motion, filtering, muziek een wereld neerzetten die bleef zoals ik wilde. In het theater had ik die codes en die middelen niet. En dan kom ik op De Vaandeldrager Vijf. Ik heb heel veel gewerkt met acteurs in een ensemble. En ik weet hoe belangrijk dat ensemble is. Want die zitten samen bij de lunch aan tafel en in de make-up. Het samenstellen van een groep die elkaar optilt en beter maakt, was voor deze film mega relevant. Omdat ze de hele tijd met elkaar in beeld zijn. Dat vond ik heel vet hieraan. Dat mijn achtergrond als theatermaker me hielp bij het maken van deze film.”

En dan nog dit: Van Hezik wil niet zeuren over geld, maar dat neemt niet weg dat er vijf jaar inflatie zit tussen Boy meets Gun en De Vaandeldrager Vijf. “Klopt. Het budget van acht ton is hetzelfde. En laat ik vooropstellen dat ik me ongelofelijk bevoorrecht voel dat ik met die acht ton aan belastinggeld een film mag maken.”

Maar je had dus wel een derde minder geld dan de vorige keer dat je acht ton had. 
“Ja, het moest goedkoper. Het moest sneller. Dus mijn manier van gestileerd filmen, dat zat er niet in. Dat paste eigenlijk ook niet bij het verhaal. Dus toen zijn Lola Mooij (DOP) en ik naar hand-held gegaan, en een tweede camera. Wat ik heftig en moeilijk vind. Want dan heb ik veel minder controle. Maar het was de enige manier om het te doen. Bovendien is het een lekker script om te spelen, zeker met zo’n fijne cast. We hebben het in 14 dagen gedraaid, soms 12 pagina’s per dag, ook omdat je de telefoongesprekken twee keer moet filmen en er dus 30 pagina’s bijkwamen. Dat is absurd, maar ik weet dat ik snel een scène kan neerzetten en we hadden een topcast, dus ik durfde dat aan. Dus zoals altijd bij mijn producties: met twee wielen de bocht door, maar wel op een veilige en verantwoorde manier. Tijdens de voorbereiding kan ik best pittig zijn, maar op de set ben ik heel gul, pas ik me waar nodig aan en geef ik de crew en de acteurs veel ruimte. Ik weet dat we het maximale eruit hebben gehaald. Het is wel de bedoeling dat we de volgende dag nog steeds samen een film willen maken.”

De Vaandeldrager Vijf is te zien op donderdag 25 januari om 20.30 uur op NPO 3. De weken erna worden de volgende Telefilms nog uitgezonden:

Donderdag 1 februari, 20.30 uur: Pulang
De goedbedoelende maar impulsieve Agus neemt zijn puberdochter Robin voor de zomervakantie mee naar zijn ouders, om hun vader-dochterrelatie te verbeteren en de verhollandste Robin kennis te laten maken met de Molukse cultuur.
Regie: Martin Schwab, scenario: Raoul Groothuizen, naar een idee van Natasja Pattipeilohy en Raoul Groothuizen.

Donderdag 8 februari, 20.30 uur: Happy Palace
Een dark dramady over de wereld voor en achter het doorgeefluik van Chinees-Indisch familierestaurant Happy Palace. 
Regie: Nicole van Kilsdonk, scenario: Ilse Ott & Yan Ting Yuen.

Donderdag 22 februari, 20.30 uur: Paria
Als een gevluchte familie uit Ghana een woning krijgt in een mooie buurt lijkt hun droom uit te komen. Maar dan begint de vader angstaanjagende gebeurtenissen waar te nemen.
Regie: Edson da Conceicao, scenario: Philip Delmaar.

Donderdag 29 februari, 20.30 uur: Casting Call
Amir koestert een ambitieuze droom: hij wil succesvol acteur worden. In zijn zoektocht naar erkenning, wordt Amir door zijn ongeduld echter geconfronteerd met de onderwereld. 
Regie: Sharif Abd el Mawla, scenario: Beri Shalmashi & Sharif Abd el Mawla.

Wat zoek je?