Stienette Bosklopper: ‘Scenario’s hebben niets met schrijven te maken’

Filmproducent Stienette Bosklopper heeft als eigenaar van Circe Films en door functies bij Filmfonds en Mediafonds zeker 25 jaar ervaring in het samenwerken met scenaristen en dramaturgie van scripts. Met de film Cobain, die vanaf 5 april in de bioscoop draait, maakt ze zelf haar debuut als scenarioschrijver. “Ik heb weinig behoefte aan feedback.”

Al langere tijd liep Bosklopper met verhalen en ideeën in haar hoofd rond waarvan ze dacht: daar moet eens iets mee gebeuren. Een ervan was een verhaal over een tienerjongen en zijn verslaafde moeder. Het allereerste concept voor Cobain ontstond toen Bosklopper beviel van haar tweede dochter en de verloskundige met een verhaal kwam over een bevalling in een opvanghuis voor tienermoeders: “Een zestienjarig meisje moest stomdronken bevallen en kroop op handen en voeten door de kamer. Een paar dagen later kwam de verloskundige op controle en toen was het meisje alweer de stad in met haar vrienden, zonder de baby. Hoe is het om zo’n moeder te hebben, vroeg ik me toen af. Daarna ontstond het idee van een jonge jongen die als manusje van alles tussen prostituees woont. Al heel snel kwam er een moeder bij en toen heeft het zich langzaam ontwikkeld tot een moeder-zoonverhaal.”
 
In dat verhaal zoekt de vijftienjarige Cobain contact met zijn hoogzwangere, aan drank en drugs verslaafde moeder Mia om haar ertoe te bewegen haar ongezonde levensstijl aan te passen, terwijl hij duidelijk veel beter af is bij het warme pleeggezin dat hij voor haar verlaat. Net als moeder en zoon dichter naar elkaar toegroeien, slaat het noodlot toe, met verstrekkende gevolgen. “In het begin is zo’n verhaal er nog helemaal niet”, vertelt Bosklopper. “Er is eigenlijk heel weinig; een paar ingrediënten, een karakterconstellatie, een arena… een soort sfeer dus, die zich al heel snel ontwikkelde tot een afhankelijkheidsrelatie tussen twee mensen die eigenlijk afscheid van elkaar moeten nemen, maar dat niet kunnen. Als kijker denk je volgens mij al heel snel ‘ach jongen, ga alsjeblieft niet met je moeder mee, daar zit geen toekomst in. Ga nou lekker bij dat pleeggezin zitten, dan wordt het misschien nog wat.’ 
Wat ik mooi vind aan dit personage is die trouw, terwijl volwassenen juist erg met hun eigen dingen bezig zijn. Natuurlijk heb je kinderen en daar hou je van en daar wil je van alles voor doen, maar de liefde van een kind voor zijn ouders, dat is iets onvoorstelbaars. Er zijn zoveel kinderen die verschrikkelijke dingen meemaken en toch steeds weer hunkeren naar de liefde van die ouder. Er zit een sterke levenskracht in Cobain, die ik heel mooi vind.”
 
Als het noodlot uiteindelijk toeslaat, handelt Cobain op een extreme, schokkende manier, die de kijker naar adem doet happen. Bosklopper: “Dat einde is noodzakelijk om te laten zien hoe een tragische situatie die we al vaker hebben gezien (een probleemgezin, de onderkant van de samenleving), door de grilligheid van het lot heel ver kan ontsporen, bijna als een soort Griekse tragedie, zodat je de pijn invoelbaar kan maken. Cobain maakt eigenlijk opnieuw mee hoe hij zelf ter wereld is gekomen, met hetzelfde gebrek aan aandacht. Hij wil zijn moeder redden, onttrekt haar aan haar omgeving, maar door dat te doen ontketent hij nieuwe krachten die hij zelf niet kan overzien. Hij handelt uit overlevingsdrang, om zijn broertje te redden, maar eigenlijk redt hij zichzelf.”

Hoe ging Bosklopper te werk bij het schrijven van haar debuutscenario? “In het begin wil ik het graag helemaal in mijn eentje doen”, legt ze uit. “Ik heb ook weinig behoefte aan feedback. Ik heb een basisgevoel over waar ik denk dat het heen moet gaan, maar hoe het er precies gaat uitzien weet ik nog niet. Ik wilde al heel snel in een treatmentvorm werken en scènes schrijven, maar dan kom je uiteindelijk toch in een dramaturgische knoop terecht, want je zit al heel lekker in de karakters en hebt mooie scènes, maar weet toch niet helemaal waar het naartoe gaat en eindigt. Een verhaal is een reis, maar om vervolgens het verhaal op te tillen zodat het ook thematisch meer betekenis en gelaagdheid krijgt, is lastig en vaak verknoopt met plot. Voor Cobain had ik bijvoorbeeld eerst een ander einde, maar dat vond ik veel te slap en standaard. Dat er iets met die moeder en die zwangerschap gebeurt, verwacht je denk ik al vrij snel, maar je wil natuurlijk eindigen met iets waarvan de kijker denkt: dit heb ik nog niet eerder gezien. Daar zit de meeste tijd in, in het bedenken waar het nou eigenlijk over gaat.”
 
Nieuwe constellatie

Stienette Bosklopper werkt als producent al bijna twintig jaar samen met regisseur Nanouk Leopold. Samen maakten ze onder andere Îles flottantes, Wolfsbergen, Guernsey en Boven is het stil. Aanvankelijk had Bosklopper voor de verfilming van haar eerste scenario een jongere regisseur in gedachten, maar nadat ze Leopold gevraagd had het te lezen voor advies, vroeg die of ze het zelf kon regisseren. In het begin voelde het voor Bosklopper wel even gek om in deze nieuwe constellatie met Leopold samen te werken, en andersom ook: “Er is een vaste rolverdeling tussen ons. Normaal gesproken had Nanouk een script geschreven en dan ging ik haar ‘bashen’, zoals zij dat zegt, wat er in de praktijk op neerkomt dat ik me overal mee ging bemoeien. En dan is de vrouw die je altijd op je kop zit opeens degene wier verhaal je moet verfilmen. Dat kan heel onvrij aanvoelen, alsof je de loodgieter bent die een klus moet uitvoeren. Daar was ik me ook echt van bewust, dus mocht ze natuurlijk gewoon dingen aanpassen en veranderen.”
 
Toen de twee eenmaal een klap hadden gegeven op het script en de film in productie ging, zette Bosklopper haar scenaristenpet af en werd ze weer ‘gewoon’ producent. Dat klinkt gekunsteld, maar dat was het volgens haar niet. “Ik was op een gegeven moment echt wel een beetje klaar met dat verhaal”, stelt ze. Ze was ook niet bang dat Cobain in de handen van Leopold een heel andere film zou worden dan ze zelf in gedachten had. “Ik keek alle rushes terug en dan zag ik wel dat ze het soms anders gedaan had dan ik het in mijn hoofd had. Gek genoeg heb je dat als producent ook wel; ik heb vaak gezien dat scènes slechter of juist veel beter werden dan ik dacht. Maar als het anders uitpakte, was de eventuele teleurstelling nu niet veel groter. Ik ben sowieso vrij pragmatisch, niemand heeft er wat aan als je gaat roepen dat scènes tegenvallen. Ik sta ten dienste van het eindproduct.”
 
Nu ze zelf scenario’s schrijft, is Bosklopper heel anders naar de rol van de scenarist gaan kijken. “Ik heb gemerkt dat scenarioschrijven aan de ene kant creëren is, en aan de andere kant analyseren, de hele tijd maar door. Eigenlijk hebben scenario’s niets met schrijven te maken. Het enige wat jij moet doen is scènes bedenken die in film gaan werken. Kan een regisseur iets met je scènes? Ik heb het met Cobain niet gedaan omdat ik mezelf nog moest uitvinden, maar zou een volgende keer een extra versie van het script schrijven, helemaal toegespitst op en in samenwerking met een regisseur. Aan de ene kant ben ik natuurlijk een totale beginner, maar door mijn ervaring als producent zie ik sommige dingen al aankomen. En weet ik achteraf ook waarom sommige dingen niet zo goed gelukt zijn. Ik denk dat mensen mij vaak een kritische en strenge producent vinden, en nu kan ik lekker mezelf geselen (lacht), want ik ben waarschijnlijk ook maar gewoon een beperkt getalenteerde schrijver die moet roeien met de riemen die ze heeft.” 
 
Wat ze nu ook heeft gemerkt, is dat bij het eindresultaat weinig interesse is in wie het script heeft geschreven. Bij series lijkt daar nu iets te veranderen. Zo merkt ze op dat bij het nieuwe festival Canneseries, waar twaalf internationale series in première gaan, van acht of tien de regisseur helemaal niet meer wordt genoemd (tenzij het een grote naam is), een trend die is overgewaaid vanuit Amerika. “In Europa heb je een grote auteurscultuur”, weet ze. “De regisseur is de bedenker en de scenarist staat op het tweede plan. Bij Canneseries staat bijna overal creator. Als bedenker of showrunner van zo’n serie staat jouw naam eronder en dat lijkt me best fijn.” 

Verstoppen van de plot
 
Boskloppers bedrijf Circe legt zich vooral toe op het produceren van arthousefilms met een verstilde en bijna afstandelijke stijl. Cobain is rauwer, toegankelijker en meer recht voor je raap, maar als kijker moet je nog steeds behoorlijk hard werken. Wat scenarioschrijven betreft, toont de meester zich volgens Bosklopper in het verstoppen van de plot en het naar buiten klappen van het thema in actie, iets wat ze heeft gedaan in de eindscène van Cobain en wat volgens haar in Nederland weinig gebeurt. “Die scène is een letterlijke uitwerking van het beste dat deze jongen zou kunnen overkomen”, legt ze uit. “Door afscheid te nemen van zijn moeder kan hij opnieuw geboren worden, met alle diepe pijn en gruwelijkheid die erbij hoort. Zoiets moet je als schrijver durven, je moet je van andere tools durven bedienen dan alleen de psychologie. Er is vorm, muziek, poëzie…”
           
Als voorbeeld van het externaliseren van het thema door middel van actie noemt ze The Killing of a sacred Deer, wat ze een van beste films van de afgelopen jaren vindt. Volgens haar werkte regisseur Yorgos Lanthimos, die het scenario samen met zijn vaste scenarist Efthymis Filippou schreef, zijn verhaal haast op een Bijbelse manier uit, niet alleen op een psychologische. “Hij doet iets heel radicaals, maakt er een soort spel van, met regels. Voor mij gaat die film echt over moraliteit. Moraliteit ís ook een spel met regels, maar door de techniek van de vertelling kantelt je blik. Je dwingt jezelf als schrijver een vertelling interessanter te maken voor een publiek, zodat het niet voorspelbaar wordt.”
 

Wat Stienette Bosklopper ook belangrijk vond bij het schrijven van Cobain, is de kijker in het begin te laten voelen dat er veel instanties en stootkussens om hem heen zitten die vanzelfsprekend zijn in onze cultuur, zoals het pleeggezin waar hij terecht kan. “Ik vind zelf die scènes met dat pleeggezin hartverscheurend”, vertelt ze. “Dat je daarbij kan horen, maar er toch voor kiest dat niet te doen, omdat je naar je moeder wilt. Wat ik heb geleerd van Nanouk is dat ze vaak veel ruimte openlaat in een film. Met een aantal schetsen, heel impressionistisch, heb ik een beeld neergezet van de structuren om hem heen: een casemanager, de opvang… Heel snel heb je al een gevoel van zijn leven.”
 
Voor haar script deed ze research bij de Nico Adriaans Stichting (NAS) in Rotterdam, een stichting die opvang en ondersteuning biedt aan mensen in kwetsbare situaties, zoals dak- en thuislozen. “Doordat ik daar wat tijd doorbracht, zie je dat het ook niet alleen maar ellende is. Ik vind de verslaafden in deze film niet zielig overkomen, ook Mia niet. Die scène waarin Mia haar voetballende zoon bezoekt vind ik echt cinema, dat je het gewoon laat gebeuren als regisseur. Dat Mia daar aankomt, toch even trots is op haar zoon, maar even later ligt te kotsen. Ik ben niet zo’n moralist, ik vind het ook wel geestig, zo’n beeld. ‘Mag ik nog wat bier?’, zegt ze dan. ‘Ik heb een zure bek.’ Zij heeft in haar vernietigingsdrang toch de behoefte om daarheen te gaan en grapjes te maken. In ieder mens zit levenskracht, al ben je onderop de bodem.”

Foto’s Cobain: Frank van den Eenden; Foto Stienette Bosklopper: Mirjam Groen

Wat zoek je?