Paul Thomas Anderson in 9 scènes
Op 25 september komt One Battle after another uit, de nieuwste film van Paul Thomas Anderson (Los Angeles, 1970). Hoog tijd om eens terug te blikken op zijn eerste negen films door van iedere film één scène onder de loep te nemen. Negen scènes uit negen films om zijn tiende te vieren.

Een dreigende score klinkt, we zien de begintitels. Dan: een Amerikaans wegrestaurant onder een grijze lucht. Een man, John (John C. Reilly), zit naast de ingang tegen de muur. Een en al treurnis. Geen geld om naar binnen te gaan, geen geld om te vertrekken, zo vermoeden we. Een vrachtwagen ontneemt ons even het zicht aan de man, de vrachtwagen vertrekt wél – om het uitzichtloze van de zittende man nog maar eens te onderstrepen.
Sydney (Phillip Baker Hall), stapt dreigend het beeld in, we zien hem op de rug, hij kijkt net als wij naar John. Hij loopt naar hem toe. Ze kennen elkaar niet, zo blijkt, toch biedt Sydney John een kop koffie aan en een sigaret.
Dan zitten ze tegenover elkaar in het restaurant. Het contrast is groot tussen een oudere man die zijn zaken op orde lijkt te hebben en een man die berooid is, die 6000 dollar nodig heeft om de begrafenis van zijn moeder te bekostigen. Sydney biedt John aan om hem te leren geld te verdienen in Vegas, als gokker.
Je wilt dat die arme hulpeloze John geholpen wordt, zeker ook vanwege die begrafenis, je wilt Sydney vertrouwen. Maar waarom wil Sydney hem helpen? John is niet echt iemand met een knuffelfactor, Sydney oogt allesbehalve een filantroop. Bovendien was er die dreigende openingsmuziek, de sombere lucht, de wat afstandelijke toon van de mysterieuze Sydney – dit alles zou wel eens heel slecht kunnen aflopen.
De opening van Hard Eight (1996), de eerste lange speelfilm van Paul Thomas Anderson (PTA), heeft een zekere somberheid, maar roept zoveel vragen en verwachtingen op dat je meteen in het verhaal zit, je hoeft geen moeite te doen, je hoeft niet even door te bijten. Je wil weten: wie zijn deze mensen, hoe gaat dit verder, hoe loopt het af? En wie blijft kijken wordt beloond met een kleine, onsentimentele maar elegante misdaadfilm met fraaie karakters. Het is nog maar het begin van een prachtig oeuvre van een van de meest getalenteerde schrijver/regisseurs van zijn generatie.
Boogie Nights
Een heel afwisselend oeuvre ook. Vergelijk alleen al de sobere opening van Hard Eight met opvolger Boogie Nights (1997), waarin onder vrolijke discoklanken de camera door een nachtclub zwiert en ons kennis laat maken met de voornaamste hoofd- en bijkarakters. Het verhaal speelt zich af in de San Fernando Valley, kortweg de Valley, waar PTA opgroeide en waar veel van zijn films gesitueerd zijn. De film begint in alle opzichten upbeat maar wordt gaandeweg grimmig, grimmiger zelfs dan Hard Eight, maar wordt vooral bewonderd om dat wat in het debuut nauwelijks aanwezig is: humor.
Dat zit hem niet per se in de protagonist, Mark Wahlberg als beginnend pornoster Dirk Diggler, hoewel zijn (aanvankelijk) onbevangen, bijna kinderlijke karakter leuk contrasteert met de andere veelal excentrieke personages die door de wol geverfd zijn in de pornobusiness. Het zit hem in de bijkarakters. Vrijwel alle films van PTA worden bevolkt door geweldig geschreven en geacteerde bijrollen, die soms maar in één scène te zien zijn.
Neem Little Bill (William H. Macy), een even kleurloze als gedeprimeerde productieassistent in de porno-industrie en getrouwd met een overspelige pornoactrice. Ze heeft voortdurend seks met andere mannen, zelfs, of eigenlijk met name terwijl Little Bill toekijkt of ernaast staat. Daarmee belichaamt ze de schaamteloosheid en morele vervlakking van die wereld.
Aan het begin van de film zien we Little Bill thuiskomen. Hij gaat de woonkamer in, doet zijn schoenen uit, een niets aan de hand muziekje klinkt over de scène heen. Dan hoort hij wat, hij loopt de slaapkamer in en ziet een vrouw, zijn vrouw, seks hebben met een veel jongere man.
“What the fuck are you doing?”, zegt hij.
“What the fuck does it looks what I am doing”, is haar zakelijke antwoord. Waarop de jongeman vraagt of hij de deur wil dichtdoen (dus: wil weggaan).
Little Bill: “Will I close the door? That’s my wife, you asshole.”
“I am sorry”, antwoordt de jongeman.
“Get out”, zegt zijn vrouw, “go sleep on the couch.”
Dan blijkt die ijskoude vrouw toch gevoel te hebben, want op licht opgewonden toon maant ze haar minnaar (“Don’t stop it, stud!”) om weer in actie te komen – en dat terwijl Little Bill nog in de kamer staat.
In onderstaande scène, later in de film, heeft hij zijn vreemdgaande vrouw net betrapt op een feestje. De scène is opnieuw geestig omdat er ditmaal publiek bij is. En een collega.
Magnolia
In Magnolia (1999) ligt Earl Partridge (Jason Robards) op sterven en biecht aan zijn verpleger (Philip Seymour Hoffman) op hoe hij zijn vrouw Lily jarenlang bedroog, haar in de steek liet terwijl zij aan kanker leed en ook zijn jonge zoon, die dus voor haar moest zorgen. Hij dacht een man te moeten zijn door vreemd te gaan, terwijl hij eigenlijk zijn vrouw niet de ruimte gunde om een volwaardig, vrij mens te zijn. Hij zegt dat zijn vrouw ondanks alles van hem bleef houden, en dat maakt zijn schuldgevoel alleen maar groter. Hij is een en al spijt en het berouw is zo groot dat hij bijna bezwijkt onder de last ervan. En tegelijk zegt hij: “Laat niemand je ooit wijsmaken dat je geen spijt moet hebben. Spijt is juist belangrijk. Je kunt het gebruiken.”
De ontroerende scène vertelt niet alleen over Earl maar ook over diens zoon Frank (Tom Cruise). Hem hebben we leren kennen als de zelfingenomen en zeer succesvolle macho-goeroe die mannen leert om vrouwen ‘te temmen’ door ze als oud vuil te behandelen. Maar nu gaan we inzien dat hij ten diepste een gekwetst kind is dat zich verraden voelt, want in de steek gelaten is door zowel zijn egocentrische vader als zijn te vroeg gestorven moeder. Het toont het thema van Magnolia, de pijn die mensen elkaar aandoen, de pogingen om ermee in het reine te komen en dat patronen van pijn (verraad, schuld, verlies) worden doorgegeven van ouder op kind.
De spijt-scène is zeker ook de moeite waard om (terug) te kijken, maar hieronder zien we hoe Tom Cruise, die net gehoord heeft dat zijn vader hem wil zien (want stervende is), zijn vader bezoekt. Tom Cruise was altijd al een goede acteur maar je bleef wel altijd naar Tom Cruise kijken. Hier gaat hij zo diep, allicht dankzij PTA, dat hij misschien nog wel binnenkomt als de superster, maar eindigt als een tragische sterveling.
Punch Drunk Love
Een personage dat ook in zijn doen en laten beïnvloed wordt door zijn familie is Barry Egan in Punch Drunk Love (2002). Barry (Adam Sandler) is opgegroeid in een gezin met zeven dominante zussen die hem ook als volwassene nog bemoederen, hem de les lezen, belachelijk maken. Mede hierdoor is Barry altijd klein gebleven, iemand die moeite heeft om zichzelf te zijn, om zichzelf te uiten, om een volwassen persoon te zijn en, om maar wat te noemen, een volwassen relatie aan te gaan met een vrouw.
Als hij in een telefoongesprek met een zus het woordje kletsen gebruikt, chatting, wat hij nooit eerder gebruikte blijkbaar, wordt het, dat woordje, onmiddellijk door de zus bespot. Het is subtiel, maar heel raak. Net als het pak dat hij voor het eerst aan heeft en dat wijst op zijn verlangen te veranderen – in een volwassene. Genegenheid zoekt hij via een sekslijn, wordt vervolgens gechanteerd, wat hem tot wanhoop drijft want komt het uit dan zal hij meer bespot worden dan ooit.
De gefrustreerde Barry onderdrukt van alles met als gevolg dat hij zo af en toe ontsteekt in woede. Fysieke woede. Als hij een verjaardag van een van zijn zussen bezoekt (eerder die dag is hij op zijn werk door zowat allemaal gebeld om hem aan deze verjaardag te herinneren) durft hij amper binnen te komen, alsof het vijandelijk terrein betreft en hij elk moment aangevallen kan worden. Wat in zekere zin ook gebeurt.
Extra reden voor nervositeit: een zus had een vriendin mee willen nemen om aan hem voor te stellen. Daar zit Barry uiteraard niet op te wachten en hij smoeste tegen de zus dat hij niet kon komen omdat, eh, hij naar de sportschool moest om een abonnement af te sluiten. Barry komt toch naar het feest en in een onderonsje met de zus zegt ze ‘geruststellend’ dat de vriendin niet mee is: “You’re off the hook”, om daarna nog even pesterig terug te komen op zijn bullshit sportschoolsmoesje. Ze heeft hem echt wel door, wil ze maar zeggen. Ook weer heel subtiel, maar genoeg voor kortsluiting bij Barry.
De afwezigheid van een vader of het vinden van een vaderfiguur is een motief in de eerste vier films. Boogie Nights’ Mark Wahlberg heeft een slapzak van een pa en vindt in regisseur Burt Reynolds en zijn entourage een nieuwe familie, neemt zelfs een nieuwe naam aan.
There will be Blood
There will be Blood (2007) gaat ook over een vader-zoonrelatie. Daniel Plainview (Daniel Day-Lewis) is een man gedreven door ambitie en wantrouwen. Hij maakt carrière in de mijnbouw/oliewinning. Als een collega bij een bedrijfsongeluk overlijdt, adopteert hij diens zoontje (H.W.). Misschien uit schuldgevoel of mededogen, maar wanneer hij vervolgens families bezoekt met als doel land van hen op te kopen, neemt hij zijn ‘zoon’ mee, zodat hij zich kan presenteren als een vader die een toekomst wil opbouwen voor deze jongen.
Plainview bouwt heus wel een relatie met de jongen op maar als puntje bij paaltje komt, wordt duidelijk dat hij zijn carrière belangrijker vindt.
Plainview wordt steenrijk, bereikt zogezegd zijn doel, maar de relatie met H.W., die hem als zijn vader ziet, lijdt hier dermate onder dat hij eindigt als een eenzame oude man.
The Master
In The Master (2012) is het vader-zoonmotief meer aanwezig dan ooit. The Master is misschien niet PTA’s beste film (maar misschien ook wel), het is allicht wel het visuele hoogtepunt in zijn oeuvre, een film van grote, soms bijna poëtische schoonheid. Lancaster Dodd (Philip Seymour Hoffman) is de charismatische goeroe van The Cause – losjes gebaseerd op de stichter van de Scientology Church L. Ron Hubbard – die Freddie Quell (Joaquin Phoenix), een beschadigde en stuurloze oorlogsveteraan, onder zijn hoede neemt. Freddie wordt geïntroduceerd als een seksueel gefrustreerde soldaat die net na de Tweede Wereldoorlog niet kan aarden, het ene baantje na het andere verprutst, en dan bij toeval op een feest op een boot terechtkomt – waar hij, zo begrijpen we, na een nacht vol drank wakker wordt gemaakt en kennismaakt met Dodd.
Over schoonheid gesproken: de sequentie opent met een prachtig beeld van de boot na zonsondergang. Dodd toont zich eerst autoritair, dan geïnteresseerd in het drankje dat Quell zelf gebrouwen heeft, waarna hij hem uitnodigt voor een huwelijksfeest. De uitnodiging eindigt met een zin die zal aankomen bij een getraumatiseerde man: “Would you scrub yourself and make yourself clean. My daughter’s getting married, come join us! Leave your worries for a while, they still be there when you get back, and your memories aren’t invited.”
Het sprookjesachtige schip, de autoritaire maar belangstellende man, die samenzweerderig doet over een drankje en ten slotte de uitnodiging en dat je herinneringen niet uitgenodigd zijn. Hoewel Dodd iets zeer onaangenaams heeft, begrijpen we maar al te goed dat Quell zijn heil zoekt bij deze vader.
Inherent Vice
“You’re memories aren’t invited”, een prachtig zinnetje. Ook opvolger Inherent Vice (2014) zit boordevol geweldige dialogen. Wie gaat zoeken naar een vader-zoonmotief zal er vast wel eentje vinden, tussen de hippie/privédetective Sportello (andermaal Phoenix) en politieagent Björnsen (Josh Brolin) of zo, maar deze film moet je niet willen doorgronden, kun je ook niet doorgronden – al moet je dat nooit in gezelschap zeggen natuurlijk, want dan is er altijd wel een uitgeslapen type dat zijn hand opsteekt en de film gaat uitleggen.
Inherent Vice is in ieder geval een hilarische en absurde rollercoaster, een soort detective, film noir-achtige, paranoiafilm, gebaseerd op Thomas Pynchons roman. Veel scènes zijn dromerig en fragmentarisch, alsof je zelf onder de invloed van Sportello’s marihuana bent. Onnavolgbaar misschien, maar je blijft kijken omdat geweldige, bizarre scènes over elkaar heen buitelen, vol met heerlijke dialogen en gesjeesde buitenbeentjes. Onderstaande sequentie is daar een goed voorbeeld van. Let ook op Martin Short met een van de mooiste clausjes uit de film: “Look at the greedy little hippie, snorting away…”
Phantom Thread
Zo losgeslagen als Inherent Vice is, zo ingetogen is Phantom Thread (2017), waarin Daniel Day-Lewis de Londense modeontwerper Reynolds Woodcock is, dit keer een vader én een zoon ineen. Reynolds leeft voor zijn werk en alles en iedereen in zijn omgeving moet zich aan hem en zijn routines aanpassen – zeker ook zijn liefdespartners. Zij worden in eerste instantie als dochters behandeld: hij voedt ze op, kleedt ze aan, leert ze hoe ze zich moeten gedragen. Dat er ook iets onvolwassens in hem zit zien we in zijn relatie met zijn zus Cyril, die als een soort manager alles voor hem regelt. Zelfs in het beëindigen van een relatie aan het begin van de film neemt zij het voortouw. “I’ll give her the October dress”, bij wijze van afscheidscadeau.
Dan verschijnt Alma (Vicky Krieps) ten tonele. Ook zij past zich aan en ook zij dreigt op een gegeven moment de deur uitgezet te worden. Na een heftige ruzie vergiftigt ze Reynolds met paddenstoelen, waarop hij – doodziek – verandert in een kwetsbaar wezen, dat zorg en koestering nodig heeft. Alma doorbreekt het patroon door niet louter ‘dochter’ te blijven. Zij neemt de macht over door hem klein te maken en voor hem te zorgen alsof hij haar kind is. Na zijn herstel is ook de liefde terug maar naarmate de tijd voorbijgaat, neemt de liefde van zijn kant weer af waarna ze hem opnieuw vergiftigt. Fascinerend is dat hij doorheeft wat er gebeurt en het ook toestaat.
De scène heeft wel wat weg van een liefdesscène uit Punch Drunk Love. Uiteindelijk krijgt onze Barry daar iets met Lena (Emma Watson), de vriendin van een van zijn vijf zussen, en dan volgt deze dialoog:
Barry: “I’m sorry. I forgot to shave.”
Lena: “Your face is so adorable. Your skin and your cheek. I want to bite it. I want to bite your cheek and chew on it, it’s so fucking cute.”
Barry: “I’m looking at your face and I just wanna smash it. I just wanna fuckin’ smash it with a sledgehammer and squeeze it. You’re so pretty.”
Lena: “I want to chew your face and I want to scoop out your eyes and I want to eat them and chew them and suck on them.”
Barry: “Okay. This is funny. This is nice.”
Licorice Pizza
Zeker funny, zeker nice. Net als PTA’s voorlaatste film. De romcom Licorice Pizza (2021) speelt zich weer af in de Valley, begin jaren zeventig, en gaat over de midtwintiger Alana (Alana Haim), die de vijftienjarige Gary Valentine (Cooper Hoffman) tegenkomt en een film lang haar liefde voor hem onderdrukt want hij is nog maar een jongetje. Maar wel iemand die weet wat hij wil (trouwen met Alana). Een zakenmannetje ook, dat niet twijfelt maar doet en al heel zelfstandig is terwijl Alana nog bij haar ouders woont en na een eerste date met Gary (al zal zij het zelf geen date noemen) tegen haar pa liegt dat ze bij een vriendin was. Alana vindt de mening van haar ouders en zussen belangrijk, en ze vindt zichzelf een loser, getuige deze scène waarin ze net afscheid heeft genomen van een potentieel vriendje (waar ze mee aanpapte om Gary te vergeten) – een vriendje dat door haar vader afgekeurd is omdat hij niet joods genoeg is.
Alana moet erachter komen dat andermans mening niet telt, dat alleen ware liefde telt, dat ze zich niet moet schamen. En gelukkig komt ze daarachter. In de finale zijn Gary en Alana elkaar voor de zoveelste keer kwijtgeraakt én naar elkaar op zoek. Ze vinden elkaar en zoenen voor het eerst. Geen idee natuurlijk of die twee samenblijven, maar als Alana als oude vrouw op haar sterfbed zal terugkijken op deze zoen zal ze zeker geen regret voelen. Direct na de hereniging te midden van vrienden, kennissen en de zussen van Alana roept Gary dat hij en Alana gaan trouwen. Alana rolt met haar ogen, maar protesteert niet.
Een romcom die eindigt met een personage dat “Ik hou van je” zegt, is een beetje cliché natuurlijk, maar omdat Alana het een hele film níet heeft willen zeggen, en dat nu precies haar probleem was, mag het hier wel, is het zelfs een perfecte eindclaus. Gary en Alana rennen samen over straat, hand in hand, Alana kijkt Gary aan en spreekt de magische woorden. “I love you, Gary.”
En dan pats boem de aftiteling.
