‘Mooie dingen maken is troostrijk’
Martijn Hillenius (41) maakte carrière als cabaretier en is ook bekend als acteur. Maar vooral zijn scenariowerk heeft de afgelopen jaren een vlucht genomen. Vorige week ging de door hem geschreven kerstfilm Hotel Sinestra in première. Een gesprek over plotten en puzzelen, over jeugddrama en over ‘gevoelige vrolijkheid’.
Martijn Hillenius ontdekt al vroeg dat hij met taal mensen aan het lachen kan krijgen en dingen duidelijk kan maken. Als kind schrijft hij in vriendenboekjes dat hij komiek wil worden en op de middelbare school ontdekt hij het schooltoneel, maar hij heeft ook een talent voor schrijven, zo blijkt als hij na de middelbare voor de Kleinkunstacademie kiest. In de jaren na zijn afstuderen werkt hij vooral als acteur, maar al snel komt daar ook het schrijven bij, onder andere voor het radioprogramma Spijkers met Koppen en Het Klokhuis (waar hij nog altijd een van de vaste schrijvers is).
Vanaf 2010 maakt hij daarnaast drie solocabaretvoorstellingen. Hillenius: “Ik heb heel lang gedacht: ik wil cabaretier worden, mensen aan het lachen maken op een podium. En dat heb ik ook lang en serieus geprobeerd, en niet zonder succes. Maar ik bleef altijd erg zenuwachtig zo in mijn eentje op het toneel. Dat was gewoon echt niet leuk. Ondertussen werd mijn schrijfwerk steeds belangrijker, dus besloot ik te stoppen met solo-optreden, waardoor ik nog meer kon gaan schrijven.”
In het begin schreef je vooral sketches. Heeft dat je manier van scenarioschrijven beïnvloed?
“Het is volgens mij vooral een kwestie van een boog die je steeds wat verder oprekt. Om aan een sketch te beginnen is een leuk idee vaak genoeg. Al schrijvende dient zich dan de eindgrap wel aan. Bij Spijkers met Koppen gaat het echt om gehoor en om taal. Die sketches hadden altijd een interviewvorm, dus daar kon ik mijn spel en mijn imitaties in kwijt. En bij mijn radiocolumns ging het natuurlijk helemaal om taal. Bij een NTR Kort wordt dat al ingewikkelder, dan moet je de kop en de staart al wel bedenken, maar hoe langer de boog wordt, hoe gecompliceerder en soms bijna wiskundiger je moet gaan construeren.”
Het Klokhuis
“Ik ben heel blij dat ik zoveel voor Het Klokhuis heb kunnen schrijven, want je moet de hele tijd scènetjes maken, en dan niet alleen maar A tegenover B zetten en met elkaar laten praten, maar je moet bedenken hoe je iets gaat neerzetten. Het gaat meer over actie en handeling dan over taal. Op het toneel kun je mensen wel pratend tegenover elkaar zetten, maar voor film en televisie moet je toch denken: wat zijn deze mensen aan het doen? Dus als het gaat om het bouwen van scènes heb ik bij Het Klokhuis heel veel geleerd. Het oprekken van een boog is iets dat je gaandeweg steeds beter leert. Ik denk dat een verhaal over 90 minuten nooit zal wennen, dat dat altijd een ongelofelijk ingewikkelde zoektocht is, maar misschien denk je na de achtste film wel iets sneller: ik heb het overzicht.”
Heeft het feit dat je ook acteert invloed op je schrijfwerk?
“Ik schrijf spelend, dus ik zit wat ik schrijf echt te acteren, om te kijken of het werkt. Ik geloof dat mijn dialogen daardoor redelijk goed van het papier af komen. Ik denk dat het voor veel schrijvers een valkuil is dat dialogen te veel schrijftaal worden. Soms maak je als acteur mee dat een dialoog niet écht voelt. Daar ben ik natuurlijk wel scherp op.
En andersom, als ik als acteur met iemands scenario aan de slag moet ga ik me niet met de tekst bemoeien, want soms kun je je toch iets eigen maken waarvan je in het begin denkt: tja. Je klooit een beetje met het materiaal en krijgt het uiteindelijk in de vingers. Dat is dan weer mijn acteursuitdaging.”
In een To the point-artikel in Plot uit 2016 naar aanleiding van je eerste speelfilm Fissa zei je dat je goed bent in een beeld neerzetten en sfeer schetsen. Vind je dat nog steeds een van je sterke punten?
“Ja. Een deel van de kunst van het scenarioschrijven is volgens mij dat je, zonder dat je alles helemaal uitschrijft en eigenlijk de regisseur het gras voor de voeten wegmaait, toch met een paar zinnen een sfeer neerzet. Je kunt niet van ieder stoeptegeltje of plantje zeggen hoe het eruitziet, maar je kunt wel met een paar rake zinnen sfeer maken. Als je het leest moet je denken: lekker. Ik ben het puzzelen door de jaren heen iets leuker gaan vinden, maar de structuur is voor mij nog altijd huiswerk, pas daarna komt de lol. Terwijl dat voor Luuk (van Bemmelen, met wie hij veel samen schrijft, red.) misschien wel andersom is, die vindt dat plotten en puzzelen op een verhaal het leukste.
Enerzijds moet je ongeveer weten wat je gaat doen en anderzijds moet je soms ook wat aanklooien
“Ik denk dat je van twee kanten naar het resultaat toewerkt: ik moet op een gegeven moment gewoon dingen gaan proberen, want als ik de hele tijd alleen maar moet puzzelen verlies ik mijn lol. De echte cadeautjes komen pas tijdens het schrijven, dus ik kan eindeloos een soort schema proberen te zien, maar pas als ik aan het schrijven ben kan ik opeens denken: oh wacht! Hier kan ik dit of dat gebruiken! Dus enerzijds moet je ongeveer weten wat je gaat doen en anderzijds moet je soms ook wat aanklooien. Soms krijg ik tijdens het schrijven inzichten die ik niet kon voorzien toen ik het verhaal schematisch aan het uitdenken was.”
Hotel Sinestra
Inmiddels heeft Hillenius twee speelfilms op zijn naam staan: naast Fissa uit 2016 is er nu Hotel Sinestra, een avontuurlijke kerstfilm voor “mensen van 8 tot 80” over een groep Nederlanders die vakantie viert in een Zwitsers berghotel. In een boze bui wenst Ava (Bobbie Mulder uit De Regels van Floor) haar overbezorgde ouders weg. De volgende ochtend blijken alle ouders uit het hotel verdwenen. Wat aanvankelijk geweldig lijkt wordt gaandeweg steeds nijpender en Ava en haar nieuwe vrienden moeten alles op alles zetten om hun ouders terug te vinden.
Hoe is het idee voor de film ontstaan?
“Jamille van Wijngaarden had mij gevraagd om samen iets in te dienen voor Cinema Junior. We zaten in de Coffee Company in Amsterdam-Oost te brainstormen en toen zei ik geloof ik op een gegeven moment: ik zou wel wat in een hotel willen doen. Iets The Shining-achtigs, met kinderen in verschillende kamers. Toen zei Jamille: ‘Da’s grappig, ik had het net met Derk-Jan (Warrink van Keplerfilm, de producent) over een hotel in de bergen van Zwitserland waar hij altijd als kind kwam.’ Dus dan heb je ineens dat hotel als locatie, dat wel tot de verbeelding spreekt. Jamille kwam op een gegeven moment met het idee van: wat als van het ene op het andere moment alle volwassenen van de wereld zouden verdwijnen? En dan ga ik met dat soort brokstukken naar huis en probeer ik een verhaal op te tuigen.
“Ik geloof wel dat we al vrij snel dachten: zo’n berg, zo’n hotel: dit is een winterfilm. Ik hou wel van Kerst, en Home Alone is een van mijn lievelingsfilms, dus ik vond het leuk om dat kerstgevoel erin te brengen. Mijn liefde voor Home Alone voel je er denk ik wel in terug. En dat format, van een groep kinderen die samen een avontuur beleeft of iets op moet lossen, is natuurlijk van alle tijden.”
Wat is het centrale thema van de film?
“De premisse is denk ik dat volwassen zijn met verantwoordelijkheden komt. Het is toch wel lekker om gewoon kind te kunnen zijn en de verantwoordelijkheden van alles wat er op je afkomt nog niet zelf te hoeven dragen. Als kind dacht ik weleens: als ik later groot ben mag ik iedere avond zelf bepalen wat ik ga eten! Maar vanaf het moment dat ik dat zelf kon bepalen, was de lol er helemaal vanaf.”
Ik denk weleens dat de wat meer zwaarmoedige mensen eerder lichte dingen maken en de wat meer opgeruimde mensen liever de zwaarte in gaan
Uiteindelijk kan Jamille van Wijngaarden de film niet regisseren omdat ze zwanger is en precies tijdens de draaiperiode uitgerekend. Michiel ten Horn (Aanmodderfakker, De Ontmaagding van Eva van End) wordt vervolgens aangetrokken als regisseur, als het script al min of meer af is.
Je schrijft vooral in het lichtere genre. Is dat een bewuste keuze?
“Ik denk wel dat het in mijn hele wezen zit om de lichtheid op te zoeken. Toen ik een jaar of tien was en Home Alone in de bioscoop zag, dacht ik echt: ik wil daar zijn, in die wereld. Ik wilde die wereld opeten, er deel van uitmaken, leuke, troostrijke dingen maken. Ik denk weleens dat de wat meer zwaarmoedige mensen eerder lichte dingen maken en de wat meer opgeruimde mensen liever de zwaarte in gaan. Ik heb een wat melancholische, tobberige inborst, dus ben altijd op zoek naar ontsnapping daaraan.
“Ik dacht als kind altijd: als ik daar ben waar de troost vandaan komt, word ik zelf waarschijnlijk ook getroost. Dat is natuurlijk niet zo, maar het is wel een vruchtbaar misverstand. Het is voor mij een belangrijke motivatie om dingen te maken: om iets vrolijks, iets moois, iets troostrijks te maken. Toch klinkt de zwaarte er denk ik wel in door, want anders is er niks aan, dan is het te oppervlakkig. De bron kan soms wel ernstig zijn, maar de uitkomst is vrolijk.”
Jeugddrama
Onlangs werd de VPRO-serie Rudy’s grote Kerstshow, een jeugdserie die Hillenius samen met Luuk van Bemmelen schreef, herhaald op NPO 3. Eerder schreef hij ook afleveringen voor De Regels van Floor. Dat Hillenius veel voor jeugd schrijft, is volgens hem een kwestie van doorrollen in het genre waar je begint. “Via Het Klokhuis kwam ik bij Het Sinterklaasjournaal en De Boterhamshow terecht. En bij jeugd is er denk ik meer ruimte voor comedy dan bij volwassenen. Ik heb trouwens nooit het idee dat ik ‘maar’ jeugd doe en door moet naar volwassenen, want ik ben er echt van overtuigd dat het ambacht hetzelfde is en ik mijn kwaliteiten net zo goed aanspreek. Het is niet zo vreselijk anders, behalve dat je in je achterhoofd weet dat je het aan kinderen vertelt.
Ik vind het vaak ook echt eervol om aan jeugddrama te werken. Bij Het Klokhuis schrijven we bijvoorbeeld al heel lang de kantoorsketches en toen acteur Gijs de Lange overleed kwamen er bij de redactie duizenden mails binnen van kinderen en ouders. Toen realiseerde ik me hoe bijzonder het is dat je voor een hele generatie kinderen, of misschien wel twee generaties, een soort van eerste kennismaking met comedy en drama maakt.”
Wat is typerend voor je werk? Wat voor kenmerken heeft een Martijn Hillenius-script of -scène?
“Pfff, moeilijk. Ik denk een soort combinatie van humor en melancholie. Ik schreef voor Het Klokhuis ooit twee scènes over de dood en daar was iedereen ontzettend door geroerd. Dus ik kan iets zwaars, iets moeilijks, pakken en het dan lichter maken. Het is het vormgeven van gevoel. Als je alleen maar een gevoel als uitgangspunt neemt krijg je pathetiek en met alleen vorm wordt het te lollig. Uiteindelijk heeft mijn werk dus vaak een soort gevoelige vrolijkheid.”
Als het gaat over nieuwe projecten vertelt Hillenius over twee jeugdseries waar hij aan werkt en twee speelfilmprojecten. Beide speelfilms richten zich op een volwassen doelgroep, iets waar hij wel iets meer naar zou willen opschuiven, hoe leuk hij het schrijven voor jeugd ook vindt. Als voorbeelden van films die hij bewondert noemt hij American Beauty en het werk van Alexander Payne. “Ik zie dat soort films als een kruispunt tussen kunst en commercie. Het zijn artistieke films, maar wel publieksvriendelijk – licht, maar wel met gevoel. Ik zal niet snel ironieloos drama schrijven.”