Met je ziel op tafel

Schrijf over wat je weet. Dat is een veel gehoord advies aan jonge scenarioschrijvers. Geen rare fantasieën over gangsters en seriemoordenaars, maar vertel gewoon een verhaal dat dicht bij je ligt. Dat verhaal kan je die onverwachte situaties en zonderlinge details meegeven, die het uniek gaan maken. En is dat niet hetgeen kunst échte kunst maakt? Iets blootgeven wat uit het diepste van jezelf komt. Autobiografisch schrijven is net zozeer vakwerk als ieder ander script. Bovendien brengt het genre allerlei dilemma’s met zich mee. Welke dramaturgische structuren kun je benutten? In hoeverre kun je feiten met fictie mengen? Welke verplichting heb je aan de werkelijkheid? Plot sprak hierover met de schrijvers van drie recente semi-autobiografische films.

Wat is de urgentie?
De film Nena, winnaar van twee Gouden Kalveren, gaat over de relatie tussen een zestienjarig meisje en haar vader, die lijdt aan MS. Terwijl zij voor het eerst heftig verliefd wordt, doet haar vader een zelfmoordpoging. Dit ontroerende verhaal stelt prangende vragen over liefde, dood en omgaan met het lijden van iemand waarvan je houdt. Regisseur Saskia Diesing schreef in samenwerking met romancier Esther Gerritsen het scenario, dat was gebaseerd op haar eigen jeugd.

“De periode tussen mijn twaalfde en mijn zestiende was een hele roerige tijd”, vertelt Diesing. “Net als Nena had mijn vader MS en hij was suïcidaal. Hij is gestorven aan zijn ziekte toen ik veertien was. Tegelijkertijd was het ook de periode waarin ik veranderde van meisje in een vrouw, jongens ontdekte en het leven in het algemeen. Ik kreeg zicht op het leven buiten het gezin. Dat is een heftig contrast, het ontdekken van je eigen levenslust en die zien wegvallen bij je vader.”

“Een paar jaar geleden had ik burn-out. Voor het eerst in mijn leven ging ik in therapie. Ik dacht dat die gesprekken allemaal werk-gerelateerd zouden blijven, maar een van de eerste vragen ging over de relatie met mijn ouders. Daar kwam dit naar boven. De therapeut zei, ‘je vertelt het alsof het een goed verhaal is, maar wat voel je daarbij’? Ik had daar nooit serieus over nagedacht. Ik heb nooit gevonden dat het een probleem was, want ik kon er gewoon met mensen over praten. Het was geen taboe of geheim. Maar wat ik daarbij voelde, dat was wel een nieuwe vraag.”

Deze gedachtegang werd verder geprikkeld toen een ander scenario niet door de laatste selectie van de Oversteek kwam. “Na zo’n afwijzing volgt een gesprek bij het Filmfonds en daar vallen vaak de woorden ‘niet urgent genoeg.’ Ik denk dat ik daar door werd getriggerd. Urgentie heeft met een persoonlijke noodzaak te maken. Dat zeg ik ook vaak tegen mijn studenten op de HKU: wat heeft het met jou te maken? Wat zegt het over hoe jij kijkt naar het leven? Gek genoeg was ik daar bij mijn eigen scripts nog niet op die manier mee bezig.”


In een vlaag van frustratie rond die afwijzing werd de eerste synopsis voor Nena geschreven. Dit verhaal werd wel geselecteerd voor realisatie. “Toen we van treatment naar de scenariofase gingen, zeiden ze bij het Filmfonds, ‘misschien is het handig als je er een sparringpartner bij haalt.’ Toen zei ik, ‘de enige die ik vertrouw met dit verhaal is Esther Gerritsen.’ Ik kende haar helemaal niet en ze deed ook niks met film, maar ik kende een boek van haar en vond daarin precies het soort toon waarvan ik dacht, ‘dat heeft het verhaal nodig’.”

“Het samenwerken verliep heel organisch. Ik begon met schrijven en stuurde dat naar Esther. In het begin kwam ze met kleine opmerkingen, maar op een gegeven moment zei ik, ‘Ik kom niet uit deze dialoog. Kun jij het proberen?’ Een goed voorbeeld is de scene waarin Nena en haar vader schaken. Voor mij was die klaar met de grap, maar Esther zei, ‘het mist een staartje’ en kwam met het idee dat zij dan bij hem gaat liggen. Je zou kunnen zeggen dat Esther het gevoel in de film heeft gestopt. Ik was bang dat het te sentimenteel zou worden, maar Esther gaf op een aantal momenten aan, ‘hier mag het wel’.

“Heel bewust heb ik de moederrol gefictionaliseerd, omdat mijn moeder nog leeft. Ik heb ook een broertje en die zit ook niet in de film. Misschien niet eens zo zeer om hen te beschermen, maar omdat het mijn perspectief is op mijn geschiedenis. Het is tussen mij en mijn vader. Het verhaal is dus niet autobiografisch, maar de thema’s die er in zitten zijn wel autobiografisch.”

Absurdisme in groot drama
Ook schrijver-regisseur Peter Hoogendoorn liet zich inspireren door zijn eigen jeugd, maar hij bleef dichter bij de werkelijkheid. Zijn speelfilmdebuut Tussen 10 en 12 is geïnspireerd op de dag dat zijn familie het vreselijke nieuws te horen kreeg dat zijn zusje was omgekomen bij een ongeluk. Veel momenten uit die dag zijn letterlijk overgenomen en de film is ook gedraaid op locaties waar het verhaal heeft plaatsgevonden.

“Ik was 25 en deed net toelating voor de Filmacademie toen die agenten voor de deur stonden met dat nieuws. Ik moest dat mijn vader vertellen. Ik heb eerst met de telefoon in mijn handen gezeten, maar dat schiet niet op. Dus ik ben er naar toe gegaan en die agenten hebben mij begeleid. Mijn vriendin was er ook bij, maar die kende ik nog niet zo lang. Dat was een vreemde situatie. Ik denk dat ik op dat moment al, omdat het zo onwerkelijk is, het hele gebeuren meteen al in een soort vogelperspectief ben gaan zien. Het is een soort van vluchten.”

Hoogendoorn studeerde af aan de Filmacademie met een autobiografisch getinte film, Wes. Het was een logische stap om op diezelfde lijn door te gaan. “De energie van de dag dat het nieuws kwam; dat had iets. Ik was ook geboeid door die agenten die aan een gezin moeten vertellen dat ze iemand zijn kwijt geraakt. En dan zit hun werk er op en moeten ze weer door. Dat vond ik een interessant gegeven en ben daarover gaan schrijven.”

“In de beginfase van het scenarioschrijven is er waarschijnlijk iets wat ik interessant vind of waar ik boos over wordt, maar dat weet ik dan nog niet. Dat moet ik onderzoeken. In een vrij laat stadium ben ik naar het Binger Instituut gegaan en heb daar het scenario verder ontwikkeld. Langzaamaan is de focus verschoven van de agenten naar de jongen die het nieuws te horen krijgt en later naar meisje dat er bij is, maar die eigenlijk niet bij het gezin hoort.”

“In het grootst denkbare drama zit ook een soort van absurdisme. Wat ik bijvoorbeeld heb verzonnen is dat de vader weet dat zijn vrouw naar de kapper is. Wat doe je dan? Ga je naar binnen terwijl ze daar zit met half af haar, of wacht je tot ze geknipt is en naar buiten komt? En wat doe je onderling in die auto, terwijl zij daar binnen zit? Daardoor wordt het absurd, maar toch realistisch.”

Small Town jongens
Het schrijven van een autobiografisch verhaal stopt niet bij het fictionaliseren van een echte gebeurtenis. Evenmin hoeft de ervaring van één auteur als inspiratiebron te dienen. Dat bewijst Gluckauf, een intens drama over een vader en zoon die elkaar in een liefdevolle houdgreep hebben, in een leven van criminaliteit. De film speelt zich af en in Zuid-Limburg, waar regisseur Remy van Heugten vandaan komt, en het verhaal lijkt daarom vooral zijn persoonlijk signatuur te dragen. Het blijkt net iets complexer te liggen.

Van Heugten leerde schrijver Gustaaf Peek kennen toen ze probeerden diens roman ‘Dover’ te verfilmen. De film werd niet gerealiseerd, maar het leverde wel een goede vriendschap op. “Tijdens een van onze biertjes kwam Remy met  allemaal verhalen over Zuid-Limburg,”  herinnert Peek zich. “Het waren hele schilderachtige, rauw-romantische, maar ook gruwelijke verhalen. Ik merkte dat het heel diep in hem zat, maar hij had nog geen verhaal, geen vast thema of motieven. Op een avond zei ik, ‘Remy, ik heb je verhalen nu goed aangehoord. Geef me een week en dan ga ik wat proberen.’ Binnen een paar dagen had ik een verhaal klaar: een vader-zoon love story.”

“Ik moest natuurlijk mijn huiswerk doen. Remy nam mij mee naar Limburg en daar heb ik veel rond gekeken, foto’s en aantekeningen gemaakt en veel op Remy en zijn familie gelet. Toen Remy me vertelde over het nagelen -in de kroeg een boomstam bewerkten met spijkers- dacht ik, ‘dat komt in de film’. Maar ook keek ik naar hoe mensen zich tot elkaar verhouden. De sociale omwegen die men tot elkaar bewandelt, het terloopse van small crime. Dat vond ik fascinerende zaken om van hem te horen en die zijn er allemaal ingekomen.”

“Waar Remy en ik elkaar in vinden, is dat we zijn opgevoed in kleine dorpjes, geïsoleerde plekken waar je niet zomaar uit weg kan komen. Plekken met sterke netwerken en sociale controle. Waar iedereen aan elkaar trekt en niet noodzakelijkerwijs omhoog duwt. Dat herkenden we in elkaar. We zijn allebei small town jongens die weg zijn gekomen door hun drive en ambitie.”
“Ik werk zeer intuïtief. Pas als het klaar is, zie ik wat ik heb gemaakt. Remy heeft een hartstikke goede band met zijn vader. Pas toen ik de eerste versie van het scenario zag, herkende ik daar de band in die ik had met mijn eigen vader. Dat was het resultaat van de ruimte die we allebei voor elkaar hadden gecreëerd in het ontwikkelen.”

Afronding
Vol trots vertelt Peter Hoogendoorn over Tussen 10 en 12: “Mijn familie heeft de film bij de première gezien in Rotterdam en mijn vader zag hem in Venetië. Hij was heel ontroerd. Vooral door de lege ruimtes. In Rotterdam ontstond discussie tussen familieleden, die allemaal die dag op hun eigen manier hebben beleefd. Ze zagen een film die behoorlijk veel weg geeft van een ander perspectief. Wat me ook opviel is dat er om de film wordt gelachen, hoe voller de zaal zit, hoe harder. En dat is ook een beetje de bedoeling. Er ontspon zich een discussie, of je wel mag lachen om zoiets. Dat vind ik interessant.”

Het schrijven van een semi-autobiografisch verhaal, doe je voor het publiek maar ook een beetje voor jezelf. Het is een soort catharsis. Wat heeft het schrijven van Gluckauf gedaan voor Gustaaf Peeks verhouding met zijn vader? “Die verhouding is een lopend project. Met elk verhaal, elk boek, elke film, leer ik wat meer. Ook om wat barmhartiger te zijn. Het creëert aan de ene kant meer intimiteit en aan de andere kant meer afstand en die dynamiek bevalt me wel. Daar zal ik wel mee door gaan.”

“Voelde Nena als een soort afronding? Dat is de vraag die veel wordt gesteld door kijkers,” vertel Saskia Diesing. “Rouw is iets dat nooit klaar is, maar dat zich in verschillende levensfases manifesteert. Ik had deze film niet kunnen maken toen ik achttien was. Om met dingen te ‘dealen’ moet je ouder worden. Ik denk ook niet dat dit het laatste is wat ik over mijn vader zal maken. Mijn eerste film ging over de vriendschap tussen een suïcidale Duitse militair en een man die in een rolstoel zit. Er zijn altijd dingen die weer terugkomen.”

Waar komt het vandaan, de drang om op een bepaalde manier vorm te geven aan de pijnlijke zaken uit je jeugd? “Ik denk dat het voorkomt uit twee zaken,” zegt Peek hierover. “In de eerste plaats is het een soort geldingsdrang. Op een dag heb ik ontdekt dat ik mezelf kon laten gelden, door het vertellen van verhalen. Er zit ook een vreemd soort psychologische component aan. Zoals ieder mens heb ik last van gaten. Een gevoel van onvolkomenheid. Verhalen helpen mij om bepaalde gaten te vullen. Ik heb boeken geschreven over eugenetica, over Nazi’s, over illegale immigranten, en nu dus een film over kleine criminelen in Zuid-Limburg en dat gaat allemaal over mij.”

Saskia Diesing voegt hier aan toe: “Ik denk dat ieder kind recht heeft op een bepaalde afrekening met zijn ouders. Dat kun je doen op verschillende manieren. Door een andere studie te kiezen dan die je ouders voor ogen hebben, en het kan ook door kunst. Ik denk dat dat belangrijk is dat kinderen dat doen.”

Peter Hoogendoorn onderstreept dat wat de intenties ook zijn, je nooit moet vergeten dat een film niet het verhaal is zoals het echt is gegaan. “Je moet werkelijkheid en fictie niet door elkaar halen. Ik ben een paar jaar lang iedere dag bezig geweest met dit verhaal. Dat is best bizar. Maar het blijft ook een vak en je bent er ook op een werkmatige manier mee bezig. Met een bepaalde afstand dus, anders kan je het nooit professioneel aanpakken.”

Wat zoek je?