Docu Klassen: niet elk kind krijgt dezelfde kansen
Chris Westendorp was dramaturg voor Schuldig, de spraakmakende documentaireserie van Sarah Sylbing en Ester Gould, die in 2017 veel reuring veroorzaakte met zijn scherpe portretten over mensen met schulden. Ook bij de opvolger Klassen, die zo mogelijk nog meer de tongen losmaakte, deed ze de dramaturgie.
Westendorp studeerde af aan de Filmacademie als documentaire-regisseur, maar ging zich al snel richten op scenarioschrijven. Ze schreef One Night Stands en series als Penoza, Smeris en Zeven kleine Criminelen. “Maar ik heb nog steeds een groot documentairehart”, vertelt ze over de Zoom. “Ik vind het superleuk om de kennis die ik heb van drama in te zetten voor documentaires.”
Klassen, dat eind vorig jaar door HUMAN werd uitgezonden en nog steeds te zien is op NPO Start, volgt een aantal schoolkinderen in Amsterdam Noord in hun laatste jaar voor de middelbare school en een aantal tieners in hun vervolgopleiding. De respons was sensationeel. Kranten, discussieprogramma’s en twitteraars raakten niet uitgepraat over Anyssa, Viggo, Vera, Gianny en wat zij ons konden leren over het Nederlandse onderwijssysteem. “Wat ik tof vind aan documentaire is dat je in de eerste plaats bezig bent met wat je wilt vertellen”, beaamt Chris. “Je kan echt iets onder de aandacht brengen. Sommige fictie kan dat ook, maar bij documentaire is het heel logisch om dat te doen.”
Waarom hebben documentaires de input nodig van een dramaturg?
“Een ambitie die we hadden bij Schuldig was een serie over wat best wel een droog onderwerp is, die net zo spannend is om naar te kijken als bijvoorbeeld The Wire. Dramaturgen denken mee over de vraag: hoe vertel je een verhaal zo dat het echt is, maar dat je kijkers ook op het puntje van hun stoel hebt zitten en ze gaan meeleven met de karakters? Je kijkt hoe je informatie verdeelt over afleveringen, hoe je omgaat met cliffhangers, hoe je een mozaïek maakt van personages. Dat was bij Klassen nog ingewikkelder dan bij Schuldig, omdat er meer mensen werden gevolgd.”
“Dat Ester en Sarah iemand als mij bij hun serie vroegen is best nieuw. Het is niet zo dat ik als dramaturg af en toe meekijk in de montage. Ik ben van begin af aan betrokken bij het maken van het plan, bij de research, bij het zoeken van de mensen. Inmiddels hebben Sarah, Ester en ik samen met researcher Manon van der Sluijs een werkwijze gevonden die heel goed functioneert.”
En hoe functioneert dat?
“Ester en Sarah komen met een onderwerp dat ze raakt, zoals schulden of kansenongelijkheid. We beginnen dan met heel veel researchen en praten over dat onderwerp. Waarom is het belangrijk voor ons? Welke kanten zijn er die we naar boven willen brengen? Bij Klassen wilden we het hebben over het verschil tussen hoog- en laagopgeleid, maar ook over de ratrace, over wat een goede leraar maakt en hoe hoog je de lat moet leggen. We kijken hoe dat past in verschillende afleveringen.”
Wat wist je over onderwijs in Nederland toen je begon aan deze serie?
“Ik heb een dochter die groep acht al had meegemaakt, dus ik kende de grote druk van de vraag naar welke middelbare school je gaat. Verder wist ik er niet veel over, dus ik heb me veel ingelezen. Boeken als Hoe de straat de school binnendringt van Iliass El Hadioui en The Spirit Level van Richard Wilkinson en Kate Pickett, en rapporten van de schoolinspectie. Als je je eenmaal ergens in verdiept lijkt het of de hele wereld erover schrijft. In gesprekken met Ester en Sarah bedenken we dan wat we belangrijk vinden. Bij Schuldig was gentrificatie erg belangrijk. Dat vonden we voor deze serie minder belangrijk, dus dan besluiten we geen scènes te maken over gentrificatie. Daar gaat het niet over. Het gaat veel meer over segregatie. Dat klinkt als een subtiel verschil, maar het maakt toch heel erg uit hoe je het aanpakt.”
Waar vinden jullie de mensen die jullie gaan volgen?
“Als er geld is, begint het zoeken. Manon gaat de straat op en komt met mensen, en we kijken dan hoe die bijdragen aan wat we willen vertellen. En wie we dan nog meer nodig hebben. Al die mensen geven natuurlijk ook zelf invulling. Als er eenmaal wordt gedraaid, dan kijk ik alles terug en bespreken we hoe we denken dat het zich gaat ontwikkelen en waar we nog bij willen zijn, want je kan niet alles filmen. Manon is enorm goed in contact onderhouden met de mensen die we volgen. Die weet de hele tijd wat er gebeurt, waardoor wij weten of we iemand met rust moeten laten of dat we er juist bij moeten zijn omdat het relevant is voor het verhaal. Het is dus de hele tijd wikken en wegen. Je maakt het verhaal on the fly.”
We zoeken altijd naar mensen van wie we gaan houden
“Bijvoorbeeld, Manon komt met Viggo, die woont in Durgerdam. Dan hebben we het erover waarom we die jongen interessant vinden. Dat kansenongelijkheid voor niemand goed is. Niet voor kinderen met laagopgeleide ouders, maar ook niet voor kinderen met hoogopgeleide ouders, door de stress die ze ervaren. Viggo zit op de grens van havo en vwo, maar zit in een omgeving die zonder het te zeggen van hem verwacht dat hij naar het vwo gaat. Manon zegt dan, ik zie dat er iets in hem gebeurt. Dan gaan wij kijken, hoe gaan we dat laten zien? Hoe uit zich dat? En in dit geval is regisseur Daan Bol met Viggo verdergegaan.”
Hoe ga je om met onverwachte gebeurtenissen, zoals bij een jongen als Gianny, die op het verkeerde pad raakt?
“We wisten dat Gianny een slimme jongen was, die op een school zat waar hij niet werd uitgedaagd. We wisten op een gegeven moment ook dat hij High Dosage Tutoring zou krijgen, dat is elke dag heel intensief rekenonderwijs waardoor de leerlingen met sprongen vooruitgaan, niet alleen met rekenen maar ook met andere vakken én ook met hun zelfvertrouwen. We dachten, met die elementen gaat er sowieso iets gebeuren. Misschien kunnen we met zijn verhaal laten zien dat iemand kan groeien als je de lat hoog legt. Zo is dat niet gebeurd. Toen het misging en hij werd opgepakt, hebben Manon en Sarah met hem en zijn moeder contact gehouden. Ik heb een bevriende jurist gevraagd wat we konden verwachten, hoelang een jongen van 13 mag vastzitten, zodat we wisten wat we konden verwachten en erbij konden zijn als hij weer vrijkwam. En we hebben laten zien dat hij zich wel kan concentreren als hij ergens om geeft, zoals bij rappen. Die liefde voor rappen is oprecht.”
“Altijd als er iets onverwachts gebeurt, pas je de dag daarna erop aan. Dat is eigenlijk de lol ervan. Het grootste voorbeeld is corona. Toen het begon dachten we, oh nee, nu houdt het op, maar na twee dagen beseften we dat we het juist moesten gaan gebruiken, want hierdoor konden we nog helderder laten zien hoe groot de verschillen zijn en hoeveel het uitmaakt waar je wieg staat. We hadden het geluk dat we de kinderen toen al goed kenden en konden vragen of we mochten langskomen.”
Hoe hou je balans tussen het vertellen van een goed verhaal en verantwoording naar het onderwerp?
“Dat is het grote voordeel van een serie. Je kan allebei vertellen. Zowel bij Schuldig als bij Klassen doet iedereen wel eens goede dingen en dingen waarvan je denkt, dat is niet zo slim. Ik hoop dat iedereen daardoor menselijk wordt, zodat je meer kijkt naar het systeem dat fout is in plaats van dat je mensen zwartmaakt. Zoals bij Younes die in de fout gaat: je laat zien wat hij doet, maar je begrijpt ook waarom hij dat doet.”
De hele wereld, inclusief de eigen klas, kan het kind straks op televisie zien. Hoe ga je om met die verantwoordelijkheid?
“Die nemen we heel serieus. Ook door soms dingen niet te gebruiken, die je zelf wel begrijpt, maar waarvan je weet dat dat niet zo werkt als het op televisie is. Ook zoeken we altijd naar mensen van wie we gaan houden. Ik vind het heel makkelijk om van Anyssa te houden, maar ook van Yunuscan, Tama of Gianny. Als tijdens de uitzending blijkt dat kijkers ook van hen gaan houden, dan juichen we in onze appgroep. Als je dat eenmaal hebt, kunnen mensen fouten maken of domme dingen doen, want dat houden van stopt niet. We zorgen ook goed voor mensen die meedoen. Ook na de serie houden we contact met iedereen die heeft meegewerkt. Daar is ook wat budget voor.”
Je had het eerder over het aanbrengen van structuur. Hoe gaat dat?
“De thema’s bepalen we van tevoren. Als het materiaal binnenkomt gaan we eindeloos in de weer met kaartjes met scènes. Waar past deze scène binnen dit thema? Het zijn hele grote puzzels die je dan maakt. Ik help mee om de gedachten over de gehele lijn van Gianny te ordenen. Waar begint hij, hoe loopt het en waar eindigt hij? Natuurlijk hebben we chronologie in ons verhaal, maar wel ruimte om te schuiven. We discussiëren dan bijvoorbeeld over op welk moment we de thuissituatie laten zien. Of wanneer we de ouders introduceren.”
“Het is best wel grappig. Als ik Penoza schrijf dan is een dramaturgisch plotpoint dat er een lijk valt, of zoiets. Hier is het minstens zo’n grote onthulling als je ineens thuis bent bij Anyssa en ziet hoe klein haar kamertje is. Of als je de eerste keer met Gianny naar zijn nieuwe school gaat en er thuis niemand is om hem op te vangen. Hij zet zijn kussentje recht en ploft op de bank en je voelt, dit is een jongen met een groot hart, maar hij is alleen. Dat is zo’n scènekaartje waar we dan eindeloos mee schuiven.”
De titel Klassen is veelzeggend. Nederland ziet zichzelf als egalitair en praat niet graag over de scheiding tussen sociale klassen. De serie confronteert je daarmee.
“Ik vond dat ook ontluisterend om te ontdekken. Ik ben supertrots dat mensen door deze serie inzien dat er een systeem is dat klassen in stand houdt en dat het gebeurt op zo’n manier dat het lastig te duiden is. Bijvoorbeeld met zo meisje als Esma, dat een vmbo-kader advies krijgt, terwijl ze vmbo/havo aankan. De hersenen van kinderen passen zich aan aan wat er van hen wordt verwacht. Als zo’n kind haar nieuwsgierigheid verliest, dan is het al te laat. Er is een window of opportunity dat niet is gebruikt. Het was voor ons heel belangrijk om te laten zien dat het niet zozeer een kwestie is van kleur, maar meer van inkomensniveau, zoals je ziet bij Anyssa, dat kinderen heel vroeg kansen ontneemt.”
“En je ziet ook hoeveel stress hoge verwachtingen opleveren bij kinderen van hoogopgeleide ouders. De lockdown liet mooi zien dat het voor Evy en Viggo heerlijk was dat er zoveel niet meer hoefde. Ze ontspanden. Maar voor kinderen die nog iets te bewijzen hadden, was het een vreselijke tegenslag, zoals voor Vera, die nog de eind cito wilde doen om toch naar de havo te kunnen gaan. Je ziet dat kinderen verschillende dingen nodig hebben om gelukkig te zijn.”
De serie heeft heel veel debat losgemaakt. Wat doet dat met je?
“Dat is fantastisch. Afgelopen weekend stonden er weer grote stukken in De Volkskant, Trouw en Het Parool. Bij elkaar zijn er geloof ik wel honderd artikelen over geschreven. Mensen die ik spreek zeggen: ‘Ik wist niet dat dit zo aan de hand was’ of ‘Ik besefte niet hoe ontzettend bevoorrecht mijn kind was’. Andere mensen herkennen juist heel erg dat zijzelf niet werden gezien toen ze elf waren en voelen nog steeds de pijn. Dus ik vind het tof dat beide groepen gekeken hebben en er bewust van zijn dat we het anders moeten doen.”
Een documentaireserie kan dus veel losmaken. Dus waarom fictie ook niet. Moeten we als scenaristen daar meer mee bezig zijn?
“Dat vind ik wel. Ik zou het tof vinden als makers zich meer bewust zijn van het discours in de maatschappij, daar een visie over hebben en dat meenemen in wat ze schrijven. Het is niet dat ik iets mis in het Nederlandse landschap, want het is er wel. Het kan in alles zitten, in het onderwerp maar ook in je benadering van het verhaal. Met Zeven kleine Criminelen was het superbelangrijk dat de jochies die samen een heist gaan plegen niet allemaal ruzie krijgen en elkaar vliegen afvangen, maar dat het een vriendenclub is die samen tot iets komt. Dat heeft te maken met hoe je denkt dat mensen zijn.”
“Ik zie vaak films waarin ouders en kinderen heel lelijk tegen elkaar doen. Dat is drama, maar dat is ook maar een invulling. Je kunt ook een liefdevol gezin tonen en daarbinnen iets interessants doen. Daarmee stijg je uit boven het cliché dat mensen nu eenmaal slecht zijn. Ik zou het heel mooi vinden als wij op die manier iets kunnen bijdragen. Een entertainende film is ook belangrijk om te maken, maar ook daar kun je veel mee. Ik vind de Mission Impossible-films heel goed. Daarbinnen is de man-vrouwverhouding heel sterk. In alles wat je doet, kun je de vraag meenemen, hoe zie je elkaar? Makers – schrijvers en regisseurs en producenten – moeten die vragen opwerpen: wat willen we vertellen? Waar willen we dat kijkers over gaan nadenken? Waar willen we dat mensen over napraten?”
Foto homepage: Jean Counet