INT. BUREAU DIALOOG

Hoe schrijf je dialoog? Dat is de vraag waar Brian De Vore en Marc Veerkamp zich over buigen in de zesde aflevering van deze columnserie over de praktische kanten van scenarioschrijven.

foto Cup of Couple, Pexels

MARC: Jij vertelde me ooit dat je dialogen hardop speelt als je schrijft.   

BRIAN: Klopt. Daardoor krijg ik een beter gevoel bij het ritme, hoe het klinkt, of het te spelen is. Dat is toch immers het uiteindelijke doel, dat die dialogen gespeeld gaan worden.

MARC: Deed je dat ook toen je een huurkantoortje had? 

BRIAN: Nou, dat is wel een ding. Ik werk nu op een flexplek, daar gaat dit wat lastiger, al doe ik daar wel een versie hiervan, zij het een beetje mompelend, maar gelukkig kan ik ook thuis werken als ik anderen niet tot last wil zijn.

MARC: Ik doe het ook. Iedere versie lees ik tenminste één keer hardop. Je krijgt daardoor een gevoel van de structuur, het ritme van het script, maar vooral van de dialogen. Die slijp ik tijdens en na het lezen bij.

BRIAN: Dat herken ik wel. Door het hardop voor te lezen, ga je schaven en kun je dialogen terugbrengen tot de essentie.

MARC: Maar het spelen van de dialogen biedt ook een kans om de essentie juist te overstijgen, want als ik het speel zit ik soms ook te improviseren en zeg ik er van alles bij. Ik krijg geregeld nieuwe invallen tijdens het spelen, overigens ook voor scènes. Daarom heb ik ook zo’n hekel aan het woord ‘dialoogversie’, dat weleens wordt gebruikt in plaats van ‘scenario’. Zodra je dialogen gaat schrijven, verandert de hele dynamiek van je scène, personages geven meer van zichzelf prijs. Het is echt een nieuwe stap die je zet.

BRIAN: Hoe ga jij eigenlijk om met subtekst? Als ik er niet op let, heb ik nog weleens de neiging om de scène te veel uit te leggen in mijn dialoog. Dat komt overigens ook omdat lezers van scripts vaak duidelijkheid verlangen.

MARC: Iedereen vraagt dat altijd: “Is het duidelijk genoeg?”, maar duidelijkheid zou niet het streven moeten zijn. Ja, je moet een film kunnen begrijpen zoals hij bedoeld is, maar heb je ooit weleens iemand verrukt uit een bioscoop zien lopen, die zei:“Goh, die film was me toch duidelijk!”?

BRIAN: Wat ik de laatste tijd vaak doe om dit te ondervangen is dat ik de intentie van het personage in de regieaanwijzing zet. Ik wil de lezer helpen begrijpen wat de intentie van de scène is, zonder dat het allemaal in de dialoog terechtkomt, want dan wordt de scène vlak. Er wordt in scriptboeken vaak gezegd dat je dit niet mag doen, omdat kijkers niet kunnen zien wat een personage denkt, maar volgens mij kun je dit als kijker vaak wel herleiden uit de context. En acteurs kunnen dit soort aanwijzingen ook spelen, is mijn ervaring. Een acteur kan spelen dat hij of zij liegt, of oncomfortabel is. Je moet niet alles op acteurs willen projecteren, maar je kunt wel bepaalde cues geven in je regieaanwijzing.

MARC: Ik ben voorzichtig met het schrijven van intenties, maar soms is het echt nodig. Ik heb tijdens een theaterproductie weleens meegemaakt dat een door mij ironisch bedoelde zin, iets in de trant van: “Als hij het zegt is het waar”, letterlijk werd genomen en vol overtuiging werd uitgesproken. Dat was precies de verkeerde emotie op dat moment. Natuurlijk is dat ook een regiekwestie, maar bij twijfelgevallen, zet ik sindsdien tussen haakjes: “cynisch” of “ironisch”.

BRIAN: Voor dit soort gevallen zijn table reads ook erg nuttig. Het is voor schrijvers hét moment waarop je kunt communiceren met de mensen die het gaan spelen en uitvoeren. Daarom is het ook zo belangrijk dat scenaristen hier structureel bij aanwezig zijn. Ik kan me voorstellen dat het voor een regisseur best lastig is om van iedere zin exact te weten hoe je dat bedoeld hebt, zelfs als ze grondig door het script hebben geakkerd. Uiteindelijk, als het om de details gaat, om hoe iedere zin precies bedoeld is, zijn wij de enigen die dat echt goed kunnen uitleggen.

MARC: Ik ben het helemaal met je eens. Ik schrijf veel voor theater en daar is de eerste lezing altijd een groot moment. Bij film en televisie probeer ik zoveel mogelijk met lezingen te werken, ook met tussentijdse lezingen. Die zijn in mijn ervaring ook erg nuttig, omdat je nog zaken kunt aanpassen. Vaak genoeg besef ik tijdens een lezing: “Oh, die zin kan ik weglaten”, dat kan non-verbaal gespeeld worden. Acteurs kunnen je zoveel geven. Ze kunnen je tekst echt optillen. 

BRIAN: Eén blikje zegt soms genoeg.

MARC: Precies!

Wat zoek je?