Inclusiviteit

De grieven zijn geuit, de grappen gemaakt, nu is er werk aan de winkel. Oscar 2016 zette met de nominaties, de toon al maanden geleden. De media doken er massaal bovenop en hadden voer voor uren zendtijd. Er werd op het onderwerp ‘diversiteit’ geknaagd, gezogen, gekauwd en herkauwd tot het ‘inclusiviteit’ heette, en als we niet oppassen is het onderwerp over een paar weken tot ‘ouwe koek’ vermalen en gaat iedereen weer over tot de orde van de dag. In een Randstad waar gemiddeld de helft van de bevolking allochtoon is, met of zonder intercontinentaal kleurtje. Dat moeten we toch zien te voorkomen, lijkt me. Ik zeg het als bevooroordeeld minimalistisch allochtoon (roots in Afrika, Belgische nationaliteit).

De tijd is rijp, en ook al is dat in het verleden wel eens vaker zo geweest en kwamen er televisie-initiatieven als Kind en Kleur, de tijd is wellicht rijper dan ooit voor beleidsmakers en film- en televisiemakers om de blik te verruimen. Op beleidsniveau, op scriptniveau, op castingniveau, op kijk-nou-gewoon-eens-om-je-heen niveau. En is het niet om inhoudelijke, fatsoenlijke of demografische redenen, dan wel (we leven in filmland namelijk…) om opportunistische redenen: Bon Bini Holland is voorlopig met kop en schouders de best bezochte Nederlandse film van het jaar. Nederlands én ‘all inclusive’.

Zoals in het nabije verleden (in 1988) het Filmfonds onder leiding van directeur Hans Klap, en mede met ondergetekende als bestuurslid, het voortouw nam om de Nederlandse jeugdfilm te pushen, zo is het moment daar om de ‘all inclusive’ film extra te ondersteunen. Die bereidheid is volgens mij alom aanwezig. De stap die nu gezet moet worden is die van bevlogen makers, allochtoon of autochtoon, die scenario’s schrijven die aantrekkelijk, geestig, spannend, ontroerend én ‘divers of inclusief’ zijn.
Talent heeft niet alles maar wel heel veel met vertrouwen te maken. Het wordt tijd om vertrouwen te geven aan makers die hun diversiteit op hun eigen manier willen vormgeven, die wellicht andere verhalen anders willen vertellen. Het wordt tijd om op een andere manier naar rollen in scripts te kijken. Waarom worden ‘gewone’ rollen altijd door ‘gewone’ blanke Hollanders gespeeld, alsof gekleurde acteurs niet ‘gewoon’ kunnen zijn, zelfs niet als ze in Nederland zijn geboren en getogen? Het wordt ook tijd dat er meer scenarioschrijvers van ‘diverse’ komaf aan de poorten van filmland gaan rammelen, zich nadrukkelijker manifesteren. Want zíj zijn het die van niets iets moeten gaan maken. Laat je horen, laat je zien, laat je lezen: schríjf!

Eind jaren ‘80 was het Burny Bos die in die door het Filmfonds gecreëerde opening stapte en met goede plannen voor volwassen jeugdfilms kwam. Mijn Vader woont in Rio was de eerste uit die lange reeks jeugdfilms en heeft een titel die ook niet zou misstaan als eerste in een lange reeks films met een kleur.

Wat zoek je?