‘Ik heb nooit enig systeem of plan gehad’

Als de corona het feestje niet verpest, draait de door Paula van der Oest geschreven oorlogsfilm De Slag om de Schelde vanaf 17 december in de bioscoop. In de tussentijd legt ze de laatste hand aan haar veertiende speelfilm, de eveneens door haar geschreven lockdownfilm Love in a Bottle.

Paula van der Oest (foto Janey van Ierland)

Het is al vijf uur geweest als we elkaar op een achternamiddag treffen in het oude Filmmuseum in het Vondelpark op het verder verlaten kantoor van Levitate Film, de productiemaatschappij die Paula van der Oest heeft opgericht met Alain de Levita en Mark van Eeuwen. Andere mensen zouden op dat moment wellicht een goede fles wijn opentrekken, maar Van der Oest heeft net een paar uur gewandeld met goede vriendin Halina Reijn en lijkt alweer klaar voor een nieuwe werkdag.

Er was een tijd, zo’n twintig jaar geleden, dat Van der Oest (1965) vond dat het allemaal te traag ging met haar carrière en dat het veel te lang duurde voordat haar producties een keer van de grond kwamen: “Zelfs rond 2008, in de tijd van Tiramisu, ben ik nog een tijdje wanhopig geweest, omdat ik het gevoel had dat ik niks voor elkaar kreeg. Als ik nu terugkijk zie ik wel hoe productief ik al die jaren ben geweest. Ik moet zeggen: ik heb veel zelf voor elkaar gebokst. Maar ik voel me ook bevoorrecht. Het is heel fijn om al die films en series gemaakt te hebben.”  

Zoals gezegd, Van der Oest schrijft en regisseert. Een deel van wat ze schrijft regisseert ze zelf. Maar ze schrijft ook voor derden en regisseert ook steeds vaker materiaal van anderen.

Van der Oest maakte na haar afstuderen aan de Filmacademie naam met de zelfgeschreven speelfilms De nieuwe Moeder (1996), De Trip van Teetje (1998) en het voor een Oscar genomineerde Zus & Zo (2001). In de tussentijd werd ze door een vriendin, Meral Uslu, gevraagd om de Telefilm Roos & Rana te schrijven, ze regisseerde de thriller Moonlight (2002) naar een script van Carel Donck en verfilmde de door Tamara Bos bewerkte roman Verborgen Gebreken (2004). Sindsdien schreef ze mee aan diverse series, zoals Moeder, ik wil naar de Revue (2012) en Petticoat (2016) en regisseerde ze o.a. de door Moniek Kramer geschreven speelfilm Lucia de B. (2014) en de door Hugo Heinen bewerkte rouwverwerkingsroman Tonio (2016) van A. F. Th. Van der Heijden.

“Toen ik op de Filmacademie zat was het nog geen probleem om je eigen werk te verfilmen. Inmiddels hebben ze dat vrij strak gescheiden, maar ik kom nog uit de tijd dat je rustig je eigen scenario’s kon schrijven.”

Vind je dat een goede ontwikkeling?
“Ja en nee. Het meeste dat we maken komt terecht op tv of bij streamers. Speelfilms, zeker de artistieke, hebben het gewoon moeilijker.

Bij Netflix zie je dat ze zowel character driven als plotgerichte inhoud willen. Wat in mijn tijd zeker niet speelde, was genrebewustzijn. Ik vind dat nu wel heel belangrijk. Als je mensen niet duidelijk maakt naar wat voor soort film ze gaan kijken, dan kan dat een probleem zijn. Mensen kunnen zoveel dingen kijken die genre-vast zijn dat ze sneller geneigd zijn iets over te slaan dat overal tussenin zit. Je hebt natuurlijk wel specifieke crossovers tussen genres, maar dat genrebewustzijn vind ik niet verkeerd.

Ik vind het ook nog steeds goed dat je dingen persoonlijk maakt. Maar als het te particulier wordt, en je weet geen mensen meer aan je te binden, is dat problematisch. Dan kun je misschien beter een boek schrijven.”

Is dat een reden waarom het bij jou een beetje uit elkaar is gaan lopen?
“Nee, eigenlijk kun je wel zeggen dat ik nooit enig systeem of plan heb gehad. Ik weet niet of het goed is om dat te zeggen, maar het is gewoon de waarheid. Ik ben altijd van ‘go with the flow’. Dan kwam iemand naar me toe met een project en dat ik te gek vond, of ik had zelf een idee. Elke keer kwam er weer iets anders waardoor ik dacht: dat wil ik ook weleens proberen. Het is een combinatie van workaholic zijn, nieuwsgierigheid en gedrevenheid. Je blijft er in elk geval bezig mee.”

Waar heb je schrijven geleerd: op de Filmacademie of in de praktijk?
“Een beetje op de Filmacademie. Ik heb goede herinneringen aan de lessen van Judith Herzberg en Wim Verstappen. Maar de eerste ingang tot de filmwereld was eigenlijk de literatuur. Ik kom niet uit een kunstenaarsfamilie, maar uit de lagere middenstand. De literatuur prikkelde de verbeelding en daarmee ging de wereld open.

Door een leraar werd ik op de Filmacademie gewezen. Daar moest ik eigenlijk alles nog leren. Ik had ook een beetje gelogen en gezegd dat ik montage wilde doen; daar hadden ze niet genoeg mensen voor. Toen ik eenmaal was aangenomen viel alles op zijn plaats. Vooral als het ging om het vertellen van verhalen in combinatie met acteursregie.

Je kunt je als filmmaker op twee manieren ontwikkelen. Heel veel kijken, dat is sowieso belangrijk en noodzakelijk. En het andere is doen, doen, doen. Bij mij ging het gelijk op: heel veel kijken en heel veel maken. Ik heb in het begin veel geassisteerd. Bij acht speelfilms heb ik regie-assistentie en scriptcontinuïteit gedaan.

Maar ik had een sterke drive om zelf dingen te maken. Ik heb wel degelijk het hart van een kunstenaar, dat getriggerd wordt door dingen uit mijn eigen omgeving of door wat ik lees of zie. Het goede van mensen kennen die dingen maken, is dat je zelf continu wordt gevoed.”

Wat zijn je sterke punten als schrijver? En wat heb je moeten leren?
“Ik vind structuur moeilijk. Dat heb ik zeker moeten leren. Dialoog ging me altijd makkelijk af. Dat hebben meer mensen, maar zeker natuurlijke dialogen kan ik goed. Comedy ook. Ik denk dat ik een zekere authenticiteit en originaliteit bezit.

Maar ik blijf worstelen met structuur. Dat merk ik nu ook als producent, dat ik dat moeilijk vind. Ik moet mezelf er met mijn haren bijslepen als ik een script van iemand anders moet beoordelen. Wat wil de hoofdpersoon? Wat zijn de conflicten en obstakels? Hoe wordt alles gedoseerd? Ik moet mezelf echt dwingen om dat heel gestructureerd te bekijken. Dat ik nu ook producer ben is omdat Alain de Levita mij vroeg, ik was er zelf denk ik niet opgekomen. Maar ik merk wel dat ik baat heb bij mijn ervaring als scenarist en regisseur.”

Ik ben een zware verslaafde, hè? Ook als niemand me vraagt, ga ik iets maken

Door de verschillende petten is Van der Oest bijna altijd aan het werk. “Ik ben een zware verslaafde, hè? Ook als niemand me vraagt, ga ik iets maken. Zoals de Engelstalige speelfilm Love in a Bottle, die ik tijdens de eerste lockdownperiode heb bedacht en ontwikkeld. Ik moest veel bellen met twee acteurs en toen kwam ik op het idee om daar iets mee te doen. Het is een liefdesverhaal over twee mensen, gespeeld door Hannah Hoekstra en de Engelse acteur James Krishna Floyd, die tijdens corona allebei in hun eigen appartement zitten, de een in Amsterdam en de ander in Londen. We hadden twee sets, in een straal van 500 meter van elkaar en we hebben het simultaan gefilmd, met twee crews en tien draaidagen. Ik ben nog bezig met de geluidsmix. Het is de bedoeling dat September Film hem volgend jaar in de bioscoop uitbrengt en dat de film daarna op een streamer te zien is.”

Voor die tijd zal het door Matthijs van Heijningen jr. geregisseerde De Slag om de Schelde in het hele land in de bioscoop te zien zijn. De film speelt zich af in november 1944, als op het Zeeuwse Walcheren de geallieerden en Duitsers tegen elkaar vechten. Nu de nieuwe James Bond naar volgend jaar is verschoven, heeft deze oorlogsfilm van eigen bodem alles in zich om tot de grote titel van de kerstvakantie uit te groeien. “De bioscopen zijn blij dat ze iets kunnen vertonen en ik denk dat deze film voor een heel breed publiek geschikt is. Op die manier helpen we elkaar door deze lastige periode heen.”

Kun je iets vertellen over de ontwikkeling van het scenario?
“Het was een soort opdracht. Het VFonds (Nationaal Fonds voor Vrede, Vrijheid en Veteranenzorg) was naar Alain de Levita toegekomen met de wens om een iconische film voor een nieuwe generatie te maken, die iets vertelt over de oorlog. Ze hadden een paar gebeurtenissen in hun hoofd. De een was het Rijnlandoffensief. Een ander was De Slag om de Schelde. Matthijs voelde veel voor die laatste, omdat het visueel zo interessant was dat alles en iedereen samenkomt op een eiland.

Ik had bedacht dat het over drie jonge mensen moest gaan en het VFonds wilde bijvoorbeeld ook de onprettige waarheid vertellen, namelijk dat er in oorlogstijd meer Nederlanders zijn omgekomen die met de nazi’s meevochten dan tegen de Duitsers. En dat er een hoop mensen waren die zich gewoon geschikt hebben in de bezetting. Ik had ook het dagboek van een Engelse zweefvliegtuigpiloot gevonden die was neergestort.

Het verhaal draaide dus om een zweefvlieger die om de verkeerde redenen voor de goede kant kiest, namelijk om de held uit te hangen. Een Nederlandse jongen die om de goede reden voor de verkeerde kiest: hij wil dat de maatschappij verandert en denkt dat het onder de Duitsers gebeurt. En als derde een meisje dat op het gemeentehuis administratief medewerkster is voor de foute burgemeester.

Ben je dan zelf ook fout? Het gaat over keuzes maken. Waarom kies je voor iets? Moet je kiezen? Met zijn allen hebben we een film proberen te maken die een nieuwe generatie aan het denken zet over morele vraagstukken. Visueel is het echt een groots spektakel geworden. Matthijs van Heijningen heeft er voor Nederlandse begrippen iets onwaarschijnlijks episch van gemaakt.”

De slag om de Schelde (foto September Film)

Momenteel werkt Van der Oest aan een Engelstalige speelfilm over Mata Hari, die door twee Engelse scenaristen wordt geschreven. “Ze benaderden mij en wat ik las vond ik erg goed, dus dat hoop ik volgend jaar te draaien. Het levensverhaal van Mata Hari mag dan tragisch zijn, maar als vrouw was zij heel sterk en oorspronkelijk, haar tijd ver vooruit, en dat wil ik met deze film laten zien.”

Heeft de Oscar-nominatie voor Zus & Zo indertijd deuren geopend?
“Ja en nee. Ik krijg nog altijd veel internationale scripts toegestuurd, maar dat betekent nog niet dat ik die ook altijd mag maken.

Hier in Nederland merk je er nooit zoveel van, de mensen die je kent zijn enthousiast, en het Filmfonds heeft me door de jaren heen regelmatig gesteund. Maar het Filmfonds blijft toch ook een ad hoc-fonds. In die zin kun je iedere keer weer opnieuw beginnen. De enige remedie daartegen is heel veel dingen tegelijk ontwikkelen.”

Je hebt altijd iets gehad van: mij krijgen jullie niet klein.
“Ja, maar dan onbewust. Dat je denkt: nou ik heb nog wel 36 andere ideeën. Ik heb veel zelfdiscipline, dus als er geschreven moet worden, dan kan ik dat meestal wel. Hoewel ik net als ieder ander kan worstelen met deadlines, is dat meestal geen probleem. Je moet het ofwel uit jezelf halen of mensen om je heen hebben die het stimuleren. Anders is het echt moeilijk.”

Ben jij iemand die overloopt van ideeën?
“Ik heb veel ideeën. Maar meestal krijg ik die door te sparren. Ik kan goed praten met mijn cameraman Guido van Gennep en ik heb een paar schrijvende vriendinnen. Mijn vriend, Oscar van Woensel, is ook schrijver. Dus het houdt nooit op.”

Moet je ook weleens ideeën loslaten omdat het niet van de grond komt?
“Oh ja, ik heb een paar weken geleden nog iets losgelaten. Alleen met de Goden van Alex Boogers, een ontzettend mooi boek. Maar ik kreeg het niet voor elkaar, en toen werd het ook nog afgewezen door het Fonds. Dat vind ik verschrikkelijk. Ook omdat het echt zijn levenswerk was en ook nog heel autobiografisch. Zijn hele ziel en zaligheid zat erin.

Er zijn meer projecten gestrand. Ik heb als scenarist ontzettend lang aan De gelukkige Huisvrouw gewerkt, met Jacqueline de Goeij als producent. Twee keer afgewezen door het Fonds. Ze vonden mij op de een of andere manier niet bij het project passen, weet ik veel. Dat vond ik heel moeilijk. Op dat moment lijkt het onoverkomelijk, maar nu kan ik er op een normale manier aan terugdenken. Antoinette Beumer heeft dat toen gedaan. En behoorlijk goed ook. Maar toen het net gebeurd was, vreselijk.”

Hoe ga je daarmee om?
“Gewoon dissociëren. Denken: en door! In een laatje stoppen en doorgaan met een volgend project. Bij mij staan dingen dicht bij mezelf. Mark en Alain zijn heel goed in zeggen: loslaten, nu. Niet dat het alleen maar werk is, maar het is wel ‘alleen maar werk’, bij wijze van spreken dan.

Toch blijft dat soms lastig. Schrijven komt dichtbij jezelf. Als je iets schrijft. dan ben je het zelf. Ook al schrijf je het voor iemand anders, het blijft altijd ingewikkeld. Het blijft iets van jou.”

Zit jij in alle hoofdpersonen die je bedenkt?
“Wel en niet. Bij De Slag om de Schelde heb ik echt wel verhalen gecreëerd die pasten bij het soort film dat er gezocht werd. Daar zit ik niet echt in.”

Welk project is je dierbaar omdat het persoonlijk is?
“Ik heb door de jaren heen een aantal relatiekomedies geschreven, die uit mijn eigen leven kwamen of in elk geval dicht in de buurt. Zus & Zo, Tiramisu, Kleine IJstijd en eigenlijk ook de lockdownfilm. Het is een licht genre, de relatiefilm, dat staat dichtbij me. Ik verwerk er mijn eigen levensmateriaal in. Als ik zelf ga schrijven komt dat lichte genre het makkelijkste uit mijn pen. Maar bij de series Petticoat en Moeder, ik wil bij de Revue, die ik in opdracht en samen met anderen schreef, kon ik weer veel kwijt over mijn achtergrond uit de Achterhoek. Er zit altijd wel iets van jezelf in.”

Schrijf je net zo makkelijk met anderen als alleen?
“Los van dat ik het kan, vind ik in mijn eentje schrijven altijd wel een geploeter, behalve als ik tijdens het schrijven veel input krijg. Bij Love in a Bottle kreeg ik die bijvoorbeeld van de acteurs. Nu ben ik met Roos Ouwehand aan een project bezig, dat is ook heel leuk. Ik vind een tijdlang alleen schrijven fijn, maar ik ben blij dat ik het daarna weer kan afwisselen met regisseren of iets samen met anderen schrijven. Ik hou sowieso heel erg van de set. Dus er komt altijd een moment dat ik klaar met ben met in mijn eentje achter de computer zitten. Dan ben ik blij dat ik weer iets mag regisseren.”

In hoeverre maakt schrijven je een betere regisseur? Of maakt regisseren je een betere schrijver?
“Dat vind ik lastig omdat ik het altijd heb gecombineerd. Als ik een film regisseer die ik zelf heb geschreven weet ik exact wat ik ermee wil doen. Dat is een heel lekker gevoel. Ik ken de personages door en door. Ik ga ze geen dingen laten doen die niet bij ze passen.

Ik werk graag met een vast team. Mijn cameraman Guido van Gennep is dramaturgisch heel goed. Hij kan echt kritisch zijn: wat doet deze scène in de film? Van hem kan ik dat heel goed hebben. Dan kan ik ook in mijn eigen materiaal gaan snijden. Dat is anders als je een script schrijft voor iemand zonder dat je er zelf bij bent. Dat is altijd pijnlijk. Dat weet ik van alle schrijvers wier werk is verfilmd. Het blijft een moeilijk hoofdstuk dat een regisseur aan de slag gaat met je script. Ik heb dat ook zelf gedaan met andermans scripts. In overleg weliswaar, maar een schrijver blijft dan toch voelen: dit is niet wat ik heb geschreven. Dat is geen fijn gevoel.”

Sinds de Oscar-nominatie voor Zus & Zo heeft Van der Oest naast haar Nederlandse werk ook een internationaal cv opgebouwd. Zo regisseerde ze de afgelopen anderhalf jaar niet alleen diverse afleveringen van de BBC-serie The Split, ook maakte ze met internationale sterren als Claes Bang en Brian Cox de thriller Bay of Silence. Over die laatste film is ze niet helemaal tevreden. “Ik ga niet uitweiden over de details, maar het was een moeizaam en langdurig proces, waarbij vooral scriptissues in de weg zaten. Het was fantastisch om met die acteurs te werken, maar als geheel zou ik dat proces niet graag nog een keer meemaken.”

Je mag geen letter veranderen aan de dialoog. dan krijg je ruzie met de schrijver

Over het werken aan The Split is Van der Oest positiever. “Dat was heel leerzaam. Ze doen daar ontzettend strak aan scriptbegeleiding. Je mag geen letter veranderen aan de dialoog. dan krijg je ruzie met de schrijver. Dat kan echt niet. Ik bedoel: Abi Morgan, die heeft ook Shame geschreven. Dat is echt een autoriteit.

Engeland is heel hiërarchisch. Producenten zijn absoluut de baas. Je bent ingehuurd als regisseur en het scenario verfilm je zoals het er staat. Daar ga je niet aanzitten. En scriptontwikkeling wordt heel serieus genomen. Als je daar gaat regisseren, moet je een hele dag show & tell doen, aan de producenten laten zien hoe je het gaat doen, hoe de scènes eruit komen te zien, wat is de stijl? Cameraman erbij. Heel grondig en heel leerzaam.

Dat zijn dingen die ik ook wil toepassen in Nederland. De kwaliteit van schrijven ligt in Engeland heel hoog. Dat wil ik ook bereiken met Levitate Film, ik wil geen losse flodders, of dingen die je er even doorheen jast, we willen kwaliteit leveren, of ik het nu zelf maak of iemand anders.”

Wat zoek je?