‘Ik heb een enorme maakdrift’
Na drie seizoenen keert de bekroonde hitserie Klem terug als bioscoopfilm. Frank Ketelaar tekende, net als bij de serie, voor het scenario en de regie. De schrijver en regisseur is inmiddels al zo’n dertig jaar een vaste waarde in de Nederlandse filmwereld, maar zijn eerste liefde was muziek. Zijn droom om popmuzikant te worden, strandde echter al vroeg: “Toen ben ik naar het rusthuis voor geflipte muzikanten gegaan, namelijk de Filmacademie.”
Zodra we neerstrijken in Ketelaars vaste stamkroeg in Amsterdam, de plek waar hij niet alleen graag mensen ontmoet, maar ook geregeld schrijvend te vinden is (“ik hou van het rumoer”), komt al snel het magazine ter sprake waar dit artikel in gepubliceerd zal worden. Ketelaar was namelijk zelf jarenlang als hoofdredacteur betrokken bij Plot. “Toen zat ik ook geregeld te praten met andere scenaristen, net zoals jij nu.” Het enige verschil is dat het blad in die tijd nog op papier werd gedrukt, iets wat Ketelaar opmerkt met een vleugje nostalgie. Het is echter niet de geschiedenis van Plot Magazine die ik samen met Ketelaar wil oprakelen, maar zijn loopbaan als schrijver.
De schrijver en regisseur, vooral bekend om series als Vuurzee en Overspel, en films zoals Publieke Werken en Bloed, Zweet & Tranen, beleeft drukke tijden. Naast Klem was hij de afgelopen jaren betrokken bij misdaaddrama Red Light (2020), was hij als scenarist en regisseur verantwoordelijk voor de politieke miniserie BuZa (2021), waarvan onlangs een tweede seizoen werd aangekondigd, én staat hij op het punt om te beginnen aan de opnames van een nieuwe serie – waarover hij nog niets kan loslaten.
Hoe beleeft hij zelf dit succes? Hoe kwam hij ooit terecht in de filmwereld en waar komt zijn liefde voor Amsterdam vandaan?
Wist je altijd al dat je wilde schrijven?
“Nee, eigenlijk was ik van plan om popmuzikant te worden. Ik heb jaren in een Nederlandstalige band gezeten, maar na een tijdje ging dat niet zo voortvarend meer. In diezelfde tijd was ik aan het schrijven geslagen en kreeg ik steeds meer interesse in film. Toen ben ik naar het rusthuis voor geflipte popmuzikanten gegaan, namelijk de Filmacademie. Ik had me aangemeld voor geluid, want dat kende ik, maar in het tweede jaar zat ik tot mijn eigen verrassing ineens voor iedereen in mijn klas een scriptje te schrijven. In die tijd zaten daar mensen zoals Joram Lürsen, Maarten Treurniet en Johan Nijenhuis. Die kwamen naar me toe en vroegen: ‘Kan je even naar dit script kijken?’ of ‘Wil je even een scène voor me schrijven?’, en iedereen vond het steeds goed wat ik deed.
Zo kwam ik erachter dat ik daar talent voor had. Ik ben eigenlijk een beetje op goud gestruikeld. Toen ik van school kwam, ging de telefoon meteen en dat is niet meer opgehouden. Ik denk zelf dat het komt omdat ik als kind heel veel heb gelezen. Ik ging elke week naar de bibliotheek en las vijf boeken. Ik heb in die tijd een heel reservoir van verhalen opgebouwd, waar ik uit kan putten.”
Toch ben je de film- en televisiekant opgegaan en niet de literatuur, waarom?
“Nou, die roman is er uiteindelijk ook gekomen (Avond aan Avond, uit 2006, red). Nadat ik Vuurzee had geschreven werd me gevraagd of ik ook eens een boek wilde schrijven. Toen dacht ik: waarom niet? Het is een leuk boek geworden, al moet ik zeggen dat ik me nooit helemaal op mijn gemak voelde bij het schrijven ervan. In een roman moet het proza goed zijn, je moet mooie zinnen maken, het liefst ook originele zinnen. Bij het schrijven van een script hoef je je daar helemaal niet mee bezig te houden, want het gaat daar gaat het enkel om de handeling en dialoog, niet om hoe het er staat. Van scenarioschrijven word ik niet onzeker, maar van proza schrijven wel.
Je staat nu vooral bekend om je werk aan thrillerseries, maar toen je net begon schreef je aan heel uiteenlopende projecten. Je eerste seriecredit is voor twee afleveringen van Flodder.
“Dat klopt niet helemaal, want ik heb daarvoor ook nog voor Ko de Boswachtershow gewerkt, maar inderdaad: in het begin heb ik heel uiteenlopende projecten gedaan. Ik vond ook eigenlijk alle genres leuk. Het was niet een voorbedacht plan om thrillers te schrijven.
Overigens ben ik van mening dat je ieder verhaal spannend moet vertellen. Of het een drama is over een bloembollenkwekerij in zuidoost Groningen of een thriller over harde misdaad; je moet altijd zorgen dat je publiek benieuwd is naar de volgende scène.
Heeft het lang geduurd om je stem als schrijver te vinden?
“Dat is vooral te danken aan De Trein van Zes Uur Tien (1999). Ik had het script voor die film on spec geschreven (lees: op eigen beurs) en die werd vervolgens geselecteerd voor de eerste ronde Telefilm. Als ik nu terugkijk, zaten daar al veel van de elementen in die ik later ben gaan gebruiken in series als Vuurzee en Overspel: een spannend verhaal, zorgvuldig geconstrueerd.”
Is het nu makkelijker geworden om een project gerealiseerd te krijgen?
“Daar zijn twee antwoorden op. Ik heb bij veel mensen krediet opgebouwd. Bij Robert Kievit bijvoorbeeld, van BNNVARA, maar ook bij de NPO of bij sommige acteurs. Als ik nu met een idee kom voor een project, zeggen mensen sneller: ‘Wat interessant, ik wil wel meedoen’. Een trackrecord helpt daarbij.
Aan de andere kant heb ik met de fondsen altijd ruzie. Daar moet ik nog altijd door zestien hoepels springen en word ik ook regelmatig afwezen. Dan staat in de afwijsbrief ‘met veel waardering voor uw eerdere werk, moeten we u helaas toch…’ Daar word ik echt chagrijnig van, maar daar wil ik niet te lang in blijven hangen, want ik heb het ook enorm getroffen.”
Heb je enig idee waar dit door komt?
“Nee. Kijk, het is hartstikke moeilijk om een script te lezen en te beoordelen, maar als ze dingen gaan roepen zoals: ‘Het lijkt ons veel beter als dit en dat zou gebeuren’, dan denk ik pardon? Wie is hier nou de schrijver?”
Vertel eens over je samenwerking met Robert Kievit (BNN-VARA). Die wordt bij jullie projecten vaak betiteld als co-schrijver of medebedenker. Hoe is die samenwerking ontstaan?
“Die is bij Vuurzee begonnen. Hij heeft dat project bedacht en mij daarbij gevraagd. Toen bleek dat we heel goed ideeën konden pingpongen.
Ineens lag het zinnetje op tafel: stel nou dat de vrouw van de advocaat een verhouding krijgt met de officier van de tegenpartij?
Nu werken we nog steeds zo. Als we een nieuw idee willen ontwikkelen, dan gaan we samen zitten en praten we over wat er speelt, wat ons bezighoudt en ineens ontstaat er dan een soort idee. Zo is het ook bij Overspel gegaan. We zaten toen samen in de strandtent waar Vuurzee is opgenomen te praten en ineens lag het zinnetje op tafel: stel nou dat de vrouw van de advocaat een verhouding krijgt met de officier van de tegenpartij? Dat is gewoon een gedachte, maar dat bezorgde me toch een beetje warme wangetjes.”
Je hebt een voorliefde voor high concept-ideeën, nietwaar?
“Dat is je gereedschap als schrijver. Met een goed uitgangspunt kan ik vooruit. In drama moet iets gebeuren, dat levert interessante situaties op.”
Ik geloof niet in uitgebreide treatments, want daar zet je jezelf alleen maar mee vast. Dan valt er bij het schrijven helemaal niets meer te ontdekken
Hoe kristalliseert zo’n idee zich vervolgens uit? Hoe ga je daarna te werk?
“Ik begin meestal met een A4’tje, waarin ik bondig het idee probeer te omschrijven. Later werk ik dat uit naar een langere pitch, zodat er een verhaal ligt met een kop en een staart. Als mensen daar enthousiast van worden, schrijf ik een bijbel en een step outline. Die outlines per aflevering hou ik altijd kort, niet meer dan anderhalf A4. Daar heb ik genoeg aan om een aflevering te kunnen schrijven. Ik geloof niet in uitgebreide treatments, want daar zet je jezelf alleen maar mee vast. Dan valt er bij het schrijven helemaal niets meer te ontdekken.”
Door de jaren heen ben je steeds meer gaan regisseren.
“Klopt, maar in de kern ben ik schrijver. Dat regisseren is eigenlijk meer een uit de hand gelopen controledrang. Als scenarist draag je het werk over aan een regisseur en die kan er in principe mee doen wat hij wil. Soms pakt dat heel goed uit, maar soms ook niet. Dat laatste kan heel frustrerend zijn.
Bij Overspel ben ik langzaam maar zeker de showrunner geworden en heb ik steeds meer mijn stempel op het maakproces gedrukt, tot het punt dat ik uiteindelijk zelf op de set ben gaan staan.”
Hoe bevalt dat?
“Het is heel leuk om met goede acteurs te werken. Ik kan er enorm van genieten om met bijvoorbeeld Jacob Derwig, Barry Atsma en Georgina Verbaan op de set te staan en mijn scènes tot leven te zien komen. Dan denk ik: goh, heb ik dat geschreven? Dat is echt een soort kick, maar ik vind regisseren ook heel zwaar. Het is meer een noodzakelijk kwaad.”
Je werkt regelmatig met dezelfde acteurs. Schrijf je vaak met acteurs in gedachten?
“Vrijwel nooit. Alleen bij BuZa, toen wist bij het schrijven al dat ik Kees Prins wilde hebben omdat niemand beter dronken kan spelen dan Kees, maar meestal komt dat bij het casten pas. Jacob Derwig en Barry Atsma hebben gewoon auditie gedaan voor Klem. Bij hen was het de mix me overtuigde. Ik had zelf niet in eerste instantie aan Barry gedacht. Het is een geweldige acteur, maar in die tijd speelde hij vaak stoere rollen, de mooie jongen. Ik moet bekennen dat ik wel een beetje een vooroordeel over hem had, maar zodra hij ging spelen, zeker samen met Jacob, was ik verkocht. En Jacob is een fenomeen, die kan alles spelen. Hij is alleen geen echte Amsterdammer, dus soms moet ik hem helpen met zijn accent.”
Dat platte Amsterdams, het volkse. Dat zit veel in je werk.
“Dat sluipt er altijd in, inderdaad. Ik kom uit de Tuinsteden (tegenwoordig: Nieuw-West), mijn hele familie praat zo, dus dat zit gewoon in me. Sowieso vind ik accenten heel leuk.”
Nu heb je met Klem de slag gemaakt van tv naar film. Was het anders om de film te maken ten opzichte van de serie?
“Eigenlijk niet. We hadden al dertig afleveringen van vijftig minuten gemaakt, dus iedereen zat er zo goed in. Voor de acteurs was het echt een kwestie van hun jasje weer aandoen en ze waren die personages weer. Hetzelfde gold trouwens voor de mensen aan de andere kant van de camera. De stijl die we met de serie hebben ontwikkeld, hebben we hier doorgetrokken.
Ik voel me nog altijd het jongetje dat mag meedoen met de grote mensen
Het verschil is dat de film zich afspeelt in Italië en daar ook grotendeels is opgenomen. Daardoor konden we het optillen. Dat heeft me ook over de streep gehaald om de film te doen. Als we weer met diezelfde personages door Amsterdam hadden moeten lopen, had ik het niet gedaan. Op een gegeven moment heb je wel alles verteld rond een personage wat er te vertellen is, maar doordat het verhaal zich ergens anders afspeelde, werd het iets nieuws.”
Ligt je hart vooral bij tv of bij film?
“Mijn hart ligt bij goede verhalen, of dat nu een speelfilm is of een serie-aflevering van 50 minuten. Het is wel zo dat je in een serie je verhaal breder kunt opzetten, je kunt personages meer laten meemaken. Dat vind ik daar fijn aan.”
Je doet dit al dertig jaar zo’n beetje.
“Onvoorstelbaar, want ik voel me nog altijd het jongetje dat mag meedoen met de grote mensen. Ieder project denk ik opnieuw: hoe moet het ook alweer? Natuurlijk heb ik met de jaren een rugzak aan ervaring opgebouwd en weet ik beter wat wel en niet gaat werken, maar toch is het elke keer weer spannend. Ik ben ook nog net zo gedreven als toen ik begon. Ik heb een enorme maakdrift. Als ik op vakantie ben, waar ik eigenlijk niet zo van hou, ben ik na drie dagen al vaak stiekem bezig met een nieuw idee. Ik kan het niet laten.”
Is er nog een droomproject dat je ooit nog hoopt te realiseren?
“Ik zou heel graag ooit nog een film willen maken zoals La La Land (Damien Chazelle, 2016). Het hoeft niet per se een musical te zijn, maar ik zou wel graag mijn liefde voor muziek en film verenigen. Ik heb nog niet echt een idee van wat het precies moet zijn en ik weet ook niet of het haalbaar is om zoiets in Nederland te maken, maar dat is nog wel een droom.”
Als je één project van je zou mogen herschrijven – welke zou dat zijn?
“Allemaal! Ik kijk niet graag mijn eigen werk terug. Ik zie alleen maar fouten, dingen die nét niet zijn gelukt. Een script is eigenlijk een optelsom van allemaal ideeën, maar op die stapel ideeën kan altijd nog wel een ander idee dat het beter maakt. Helaas komt zo’n idee soms pas als de film of serie al af is. Het hoort erbij. Ik denk dat Shakespeare Hamlet ook nog zou herschrijven als het kon.”
Klem is vanaf 2 februari te zien in de bioscopen.