‘Het moet voor jou waar zijn, anders gaat niemand het voelen’

Liesbeth Strik schrijft al meer dan twintig jaar fictie, vooral voor televisie. De door haar geschreven jeugdserie Mijn kleine grote Broer is sinds eind januari te zien op Zapp en vanaf 28 maart wordt de mede door Strik bedachte en ontwikkelde dramaserie Hoe mijn keurige Ouders in de Cel belandden uitgezonden op NPO 3. Een gesprek over jeugddrama, over de zwarte kant van personages en de schrijver als kloppend hart van een project.

Mijn kleine grote Broer (foto Wessel de Groot)

De schrijfcarrière van Liesbeth Strik begon toen ze in 1997 een aantal voorbeeldscènes door de bus gooide bij Rogier Proper en op basis daarvan aan de slag kon bij Onderweg naar Morgen. Sindsdien schrijft ze voor uiteenlopende producties, voor zowel jong als oud. De meest recente release van haar hand is de achtdelige Zapp-serie Mijn kleine grote Broer, gebaseerd op de persoonlijke ervaringen van regisseur Iris Hoogendoorn met haar verstandelijk beperkte grote broer. In de serie heeft de twaalfjarige Fien het maar moeilijk met haar broer, die alle aandacht opeist en haar regelmatig in verlegenheid brengt. Bij de overstap naar de brugklas besluit ze dan ook het bestaan van haar broer verborgen te houden.

“Wat mij vooral boeide is dat het over Iris’ eigen leven ging en dat ze het dus echt zelf voelde als regisseur”, vertelt Strik aan de telefoon vanuit haar woonplaats Utrecht. “Ik voelde haar pijn van het ongeziene kind, bij wie alle aandacht naar de ander gaat. Zelfs in de gesprekken met mij durfde ze niet aan te geven hoezeer ze daadwerkelijk geleden had onder haar broer. Dat raakte mij ontzettend.

Zo zwakte ze de vervelende anekdotes over haar broer meteen af door te zeggen dat het heus ook heel gezellig kon zijn, zoals je dat kan hebben met iemand waar je van houdt, maar met wie je tegelijkertijd ook moeite hebt. En daarover wilde ik schrijven, over dat dilemma moest het gaan. Eigenlijk een heel universeel thema, want dit gaat dan wel over een geestelijke gehandicapte broer, maar er zijn natuurlijk veel redenen waarom een van de kinderen ongezien blijft in een gezin.”

Strik moest haar regisseur wel echt overtuigen van het belang van Fiens ‘lelijke’ kanten, zoals haar schaamte en ergernis over het gedrag van haar broer. “Ik vond dat je haar pijn niet goed kon neerzetten als je haar niet ook onaardige dingen liet doen. Anders zou ze te veel het brave zusje blijven. En ik vind juist die zwarte kant van mensen heel interessant; die gedachten die eigenlijk niet zouden mogen.”

Onderonsje

Om dichter bij Fien te kunnen komen, werd besloten om de vierde wand te doorbreken door Fien af en toe direct met de kijker te laten communiceren. “Haar blik zette haar op die manier iets buiten de rest van de familie”, aldus Strik. “Met zo’n blik gaf ze aan dat ze wel in het gezin aanwezig was, maar eigenlijk ook niet. Ze had een vriend nodig, een vertrouweling. En op die manier kun je ook beter in haar hoofd kijken. Over het algemeen heb ik best moeite met dat soort Fleabag-momenten, maar ik denk dat kinderen graag serieus genomen willen worden en dat zoiets daaraan bijdraagt: je krijgt een onderonsje met een personage.”

Liesbeth Strik

Is er eigenlijk verschil tussen het schrijven voor jeugd en een volwassen doelgroep? “Ik ben daar eigenlijk niet zo mee bezig. Je kunt kinderen heel serieus nemen. Wat wel verschilt is dat je bij een volwassen doelgroep moet uitkijken dat je ze niet alles gaat uitleggen. Je hoeft niet expliciet aan te wijzen waar ze op moeten letten en wat ze moeten voelen, je hoeft niet als een soort schooljuf door de knieën te gaan. Bij kinderen kun je dat nog wel doen. Kinderen hebben meer handvaten nodig, ze zijn nog niet zo getraind in fictie kijken.

Op alle niveaus is er in Nederland een soort angst dat de kijker het niet begrijpt of voelt. Terwijl dat vaak juist in niet-tekstuele dingen zit: een beeld kan voldoende zijn, daar hoef je helemaal geen onzekerheid over te hebben. Het lijkt wel alsof we het verhaal dat we in beelden zouden moeten vertellen vooral in tekst gieten, ook omdat er weinig geld is. Maar goed, dat is natuurlijk makkelijk gezegd nu, ik weet zelf ook dat wat je schrijft vaak iets heel anders is dan wat je uiteindelijk op televisie terugziet. Als we dat toch eens zouden kunnen veranderen: dat degene die het kloppend hart gevoeld en erin gestopt heeft, ook degene is die dat hart aan het einde kan terugvinden, nadat iedereen zijn plasje eroverheen gedaan heeft.”

Nieuwe fase

Dat kloppende hart is een term die vaker terugkomt in het gesprek met Strik, evenals het ‘voelen’ van een idee of verhaal. “Ik probeer er altijd achter te komen: wat wil ik nu echt vertellen? Je moet de thematiek wel echt zelf voelen als schrijver. Ik heb door de jaren heen best veel geschreven waar ik niks bij voelde, en dat kan ik ook terugzien. Als schrijver maak je denk ik een hele ontwikkeling door: eerst schrijf je simpelweg en ben je blij dat je daar je geld mee kunt verdienen, maar dan komt er een nieuwe fase, waarbij je beter kunt aanvoelen wat je zélf wilt vertellen. Dan ga je meer vanuit jezelf werken.

De thema’s vormen ook parallellen met je eigen leven: ik ben nu veel dingen aan het ontwikkelen met pubers en dat heeft te maken met het feit dat ik zelf puberkinderen heb en het gevoel van mijn eigen puberteit daarom sterker terugkomt. Ik had dit veel minder goed kunnen doen toen ik dertig was. Natuurlijk, je kunt een wereld ook vanuit het niets creëren en het is uiteraard wel belangrijk dat je laatjes kunt blijven opentrekken, ook als je er zelf niet meer middenin zit, maar toch denk ik dat de beweging van het schrijven veel met je eigen leven te maken heeft.”

In de nieuwe zesdelige dramaserie Hoe mijn keurige Ouders in de Cel belandden, die Strik samen met Anjali Taneja creëerde, zijn twee van de drie kinderen ook in de puberleeftijd. In de tragikomische, door Pupkin geproduceerde KRO-NCRV-serie raakt een ogenschijnlijk redelijk stel (gespeeld door Guy Clemens en Anniek Pheifer) in een vechtscheiding verzeild en zijn vooral hun kinderen daar de dupe van. Strik: “We vonden dit emotioneel beladen thema belangrijk. We wilden dat er meer aandacht kwam voor de impact van zo’n vechtscheiding, en dan vooral op kinderen. De onderliggende thematiek is dat je een gezin blijft, ook na een scheiding. Scheiden is het probleem niet, maar vechtscheiden wel.

Monsterlijke kant

“Het moest een comedy worden, zodat mensen niet al van tevoren afhaken, maar tijdens het kijken beseften we: kut, dat zijn wij eigenlijk. We hebben geprobeerd een serie te maken over een gezin waarin iedereen zich wel kan herkennen. Want het is te makkelijk om te zeggen: dat gebeurt mij niet. Iedereen heeft een zwarte kant. En omdat we wilden dat het lichte comedy werd, mochten de personages ook echt wel een monsterlijke kant hebben. Maar belangrijk is wel dat je echt gaat voelen dat het jou als kijker ook zou kunnen overkomen. Die identificatie vind ik heel belangrijk als schrijver. En die weg daarnaartoe vind ik heel interessant: hóe kijkers dat gaan voelen.” 

Als inspiratiebronnen noemt Strik scenaristen als Robert Altman en Alan Ball, maar ook (toneel)schrijvers als Annie MG Schmidt, Paul Auster, Yasmina Reza en Lars Norén, evenals neuropsycholoog Paul Broks. “Het is meer een wereld dan een schrijfstijl die me interesseert”, legt ze uit. “Ik ben gefascineerd door de manier waarop mensen met elkaar omgaan en alle waardes die daarmee te maken hebben – vriendschap, liefde, familie, hoop, gekte. Wat verbindt ze en wat niet? Wat kan je voor elkaar zijn? Wat kan een geest überhaupt aan? Waar kun je groeien, waar val je?

“Ik heb een voorliefde voor de uitvergroting van het gewone leven en voor hele normale mensen. Fien bevindt zich bijvoorbeeld in een uitzonderlijke situatie, maar is zelf heel gewoon. Ze wil de gewone dingen: dat je een beetje mee kunt komen en dat mensen je leuk vinden. Ik hou ook heel erg van subtekst, van wat er onderhuids speelt, maar wat niet gezegd wordt.”

Vrije val

De afleveringen van Mijn kleine grote Broer duren slechts acht minuten. Wat voor uitdagingen komen er kijken bij het schrijven van zulke korte afleveringen (en dus boogjes)? “Het moesten vooral simpele verhalen zijn. Soms wilde ik te veel vertellen. Het heeft me enorm geholpen dit te doen, te denken: hoe kleed ik dit verhaal nog verder uit, waar gaat het nu écht over? Ik heb er veel van geleerd. Het kloppende hart dat je voelt voor een verhaal is meestal de kern, maar daar kun je ver van afdrijven en het opeens niks meer vinden. Nu weet ik uit ervaring: dat zijn allemaal onderdelen die straks in elkaar gaan donderen. En als je dat vertrouwen hebt en met elkaar in die vrije val durft te zitten, kunnen er te gekke dingen uitkomen.”

De samenwerking met Anjali Taneja bevalt Strik bijzonder goed. “Ik vind het heel leuk om met anderen te werken. Als je met iemand goed kunt brainstormen is het magisch. Anjali en ik kunnen gewoon vliegen samen. Ik zou het heel leuk vinden als zoiets ook met regisseurs makkelijker wordt, als er meer kruisbestuiving zou komen. Dat een regisseur er niet pas in een later stadium bij komt, maar dat iedereen zijn ego uitzet en gewoon knalt samen.” Volgens Strik is er vooral voor scenaristen een wereld te winnen, die zijn naar haar mening vaak veel te bescheiden. “We moeten als schrijver allemaal veel duidelijker voor onszelf – en voor elkaar – zorgen en dingen benoemen als: ‘Ik ben hier al jaren mee bezig, waarom moet hij nu deze ruimte innemen?’ Want regisseurs en producenten zijn daar over het algemeen heel easy in, terwijl wij die timide mensen zijn die liever thuis zitten zwijgen. Ik denk trouwens wel dat dat steeds beter wordt.”

Strik heeft inmiddels ruime ervaring met het schrijven voor jeugd. Zijn er elementen die ze typerend vindt voor Nederlands jeugddrama? “Ik denk dat er meer geëxperimenteerd kon worden bij jeugddrama. Doordat er minder van afhing is er bij jeugddrama per ongeluk iets prachtigs ontstaan. Die vrijheid en speelsheid ging opvallen en toen ontstond een soort algemene waarheid over jeugddrama en dat is nu ons handelsmerk geworden. Die ontwikkeling hebben we bij volwassen drama niet doorgemaakt. We hebben geen eigenheid ontwikkeld, zoals in Scandinavië. We doen dingen na, en als iets werkt gaan we allemaal hetzelfde maken. Bij jeugddrama voel ik geen gemene deler, er komt steeds iets nieuws en verrassends. In Nederland zitten we bij volwassen drama nog te vaak in hetzelfde belegen format te rommelen. Terwijl ik denk dat we dat helemaal niet nodig hebben. We moeten kiezen: of we blijven belegen, of we gaan meer durven en risico’s nemen.”

Gevraagd naar haar tips voor beginnende scenaristen ten slotte, komt Strik met een quote van Ernest Hemingway die bij haar thuis op de muur hangt: ‘All you have to do is write one true sentence. Write the truest sentence that you know’. “Daar geloof ik heel erg in. Je moet het echt voelen: het moet voor jóu waar zijn, anders gaat niemand anders het voelen. Een ander citaat dat ik heb hangen is: ‘The writer is the person that stays in the room’. Blijven zitten dus en gewoon doorwerken. Blijf schrijven. Blijf denken. Blijf kritisch. Blijf bij jezelf. Blijf je hart volgen. Blijf bij jouw waarheid.”

Mijn kleine grote Broer is te zien via NPO Start

Wat zoek je?