Het is magie als mensen meegaan met wat jij bedenkt
Talloze mensen kennen misschien niet zijn naam, maar toch zeker het werk van Lex Passchier. Hij was scripteditor en schreef scenario’s voor een paar van de succesvolste Nederlandse series. Inmiddels is hij ook showrunner van zijn eigen misdaadserie, De 12 van Oldenheim en de opvolger De 12 van Schouwendam. Dat hij ook andere pijlen op zijn boog heeft, bewees hij met het wrang geestige Oogappels, vorige maand nog genomineerd voor de Zilveren Nipkowschijf. Momenteel bewerkt hij de thriller ‘Het geheugenspel’ van Nicci French tot een filmscript. Daarnaast heeft hij een niet onverdienstelijke carrière als acteur én bereikte hij generaties kinderen door de stem in te spreken van SpongeBob Squarepants.
Is er zoiets als een typisch Lex Passchier-werk? “Ik probeer zo breed mogelijk te werken met politieseries maar ook met series als Oogappels, toneel, hoorspelen en een boek, om zoveel mogelijk mijn schrijfsteen te slijpen”, vertelt Lex via Zoom. “Vanaf mijn jonge jaren las ik al Sherlock Holmes, Agatha Christie en Maigret, dus het genre suspense zit mij wel het meest in mijn bloed. Dat maakt het des te leuker als je ook dingen kunt doen die daar volledig los van staan en andere eisen stellen van jou als schrijver.”
Je bent afgestudeerd met een scriptie over Hitchcock. Wat heeft dat jou geleerd over suspense?
“Hitchcock schreef nooit zijn eigen films. Hij werkte altijd met scenarioschrijvers, maar dat waren hele intensieve samenwerkingen. Ik heb onderzocht wat die schrijvers hebben gezegd en geschreven over werken met Hitchcock. Valt daar een soort Hitchcock-scenariotheorie uit te destilleren? Het belangrijkste wat je ziet is dat hij meester was in spelen met surprise en suspense. Wat vertel je de kijker op welk moment? En heeft de kijker dan meer informatie of minder dan de personages? Daar slim mee te spelen verhoogt de suspense. Door dat te analyseren in Hitchcock-films heb ik veel geleerd. Ik pas het voortdurend toe in mijn eigen werk.”
Je hebt lang gewerkt als scripteditor bij Endemol Shine. Wat hield dat in?
“Toen ik studeerde werkte ik al een tijdje als acteur, met name voor Endemol, waar ik Peter Römer had leren kennen. Terwijl ik werkte aan mijn scriptie stuurde ik hem een mailtje, of ik na mijn afstuderen daar kon werken, en ik kreeg een mailtje terug ‘dat is goed’. Dat ging razendsnel. Ik dacht, ik mag misschien binnengekomen ideeën lezen of zoiets, maar op dat moment begon de serie Grijpstra & De Gier, waar ik scriptediting mocht doen. Ik moest het format bewaken, zorgen dat het productioneel binnen de kaders bleef. Ineens zat ik tegenover ervaren scenarioschrijvers en daar moest ik aan vertellen dat er scènes uit moesten of dat daar-en-daar de spanning inzakte.
Ik probeerde daar ook altijd een beetje de spin in het communicatieweb te zijn. Het is heel vervelend voor schrijvers als er zes verschillende meningen komen. Van het commentaar van de zender, regisseur, producent en iedereen die erbij betrokken was probeerde ik altijd één visie te maken en het daar met de scenarist over te hebben. Daarnaast ben je ook coach. Je probeert schrijvers gemotiveerd te houden als het even tegenzit en onzeker worden.
Het was dus een hele brede functie. Ik heb daar nog meer geleerd over scripts, met name over oorzaak en gevolg. Het ene moet logisch voortkomen uit het andere. Zeker in het geval van politieverhalen. Als er een lijk ligt, moet je als scenarioschrijver dondersgoed weten naar wie de recherche logischerwijs toegaat en welke vragen ze stellen. Als dat niet zo is, prikt de kijker daar doorheen. Dat zag ik duidelijk in verhalen van andere scenaristen en daar heb ik heel veel van geleerd voor mijn eigen schrijven.”
Hoe is De 12 van Oldenheim ontstaan?
“Het speelde al een tijdje bij mij om de Nederlandse Broadchurch te maken, maar het had nog een twist nodig. Een moord in een klein dorpje was al gedaan. Het idee kwam in de auto op weg naar Endemol, waar ik werkte aan Moordvrouw. Op de radio hoorde ik een bericht over twee meisjes in Panama die vermist waren. Een vreselijk verhaal. Er kwam een vader aan het woord die zei ‘Ik durf het bijna niet te zeggen, maar ik zou liever horen dat ze zijn overleden, want dan kan ik rouwen. De onwetendheid is gruwelijk.’ Toen klikte er iets bij mij: mensen verdwijnen in plaats van dat ze worden vermoord. Dat heb ik meteen gepitcht bij Endemol en ik mocht het ontwikkelen.”
Maakte het een verschil dat de serie werd gemaakt voor Videoland?
“Omdat de serie naast televisie ook op een on demand-platform werd vertoond, was het de opdracht dat het bingeable moest zijn. Daar hebben we erg op gelet. Dat zit in de personages. De 12 is een ensembleserie. Je bent je aan het identificeren met het hele dorp. Je moet alle verhalen compelling maken. Je moet in dat dorp willen wonen om te weten hoe dat verder gaat. Maar je werkt ook met de spanningsmechanismen van Hitchcock en de cliffhanger, waardoor je na iedere aflevering de volgende wilt zien.”
Is het genre thriller veranderd met de opkomst van het streamen, en bingen slimmer geworden?
“In de tijd dat ik zelf begon te werken voor Baantjer en Spangen zat je ’s avonds om half negen met het gezin voor de buis voor de moord van de week. Als de aflevering was afgelopen, was de zaak afgelopen. Het ging meer om de puzzel. Nu gaat het meer om de psychologie. Niet alleen wie het heeft gedaan maar ook het hoe en waarom. De klassieke whodunnit gaat heel erg over het terug redeneren. Wat is er gebeurd? Wie had een reden? Het moderne thrillerdrama is meer naar voren gericht. Wat gáát er gebeuren. Wat staat er nu op het spel? Wat is de dreiging?
Bij Moordvrouw hebben we al geprobeerd dat op te zoeken. Soms zat er een whodunnit-element in een aflevering, maar soms was het van het begin al duidelijk wie de dader was. Het ging er dan om wat de dader van plan was en hoe de politie dat kon voorkomen. Dat vroeg wel om een verandering in het denken.
Los van het bingen heeft met name de Scandinavische thriller dat heel erg veranderd. Het is dieper drama geworden. Het is niet meer, waar was u gisteren tussen negen en elf? Het gaat over mensen en maatschappelijke thema’s. Je wilt als kijker niet alleen maar betrokken raken bij het verhaal omdat het zo spannend is, maar ook omdat het gaat over situaties die jou ook kunnen overkomen.”
Wat heb je van het eerste seizoen geleerd dat nuttig was voor de opvolger, De 12 van Schouwendam?
“Bij zo’n ensembleserie luistert het heel nauw hoe je de personages introduceert. Mijn coscenarist Martin van Steijn en ik vonden dat je in aflevering één alle personages moest introduceren. Dat hebben we bij seizoen twee nog beter gedaan. Bij seizoen één hebben we ook meer geleerd over hoe kijkers denken en wat ze opvalt. We hebben theorieën gehoord over het plot waarover we nooit hadden nagedacht. Dat de kijker allerlei dingen zelf bedenkt, dat is iets waar we bij seizoen twee gebruik van hebben gemaakt.
Bijvoorbeeld, hoe subtiel ga je om met de dader? Ga je hem zó sterk in het spotlicht zetten dat de kijker denkt, dat zal hem juist daarom niet zijn, of ga je hem helemaal uit de wind houden, waardoor niemand hem verdenkt. Of loop je daarmee het risico dat de kijker vermoedt dat hij het toch is. Daar is geen formule voor. Dat doe je gevoelsmatig. Dat hebben we bij Oldenheim geleerd en dat hebben we bij Schouwendam kunnen toepassen. Maar Schouwendam heeft ons ook nieuwe dingen geleerd.
Soms kun je het ook niet inschatten. Bij het schrijven weten we nog helemaal niet hoe het gaat werken als de acteur of actrice het straks speelt voor de camera. In de montage van De 12 heb ik met Anne van der Linden zitten kijken of we er een knikje of zinnetje uit moesten laten. Een verdachte blik te veel of te weinig kan het verschil maken. Zo minutieus zit het soms. En dan nog heb je geen invloed op wat de kijker gaat denken.”
Hoe ben je betrokken geraakt bij Oogappels?
“Ik had bij Endemol veel gewerkt met Will Koopman aan onder andere Gooische vrouwen. Het eerste seizoen van Oogappels werd al geschreven toen een scenarist vertrok om iets anders te doen. Will vroeg mij last minute of ik drie treatments wilde schrijven. Dat werden er uiteindelijk vier. Ik werkte samen met Roos Ouwehand, die ik wel kende maar met wie ik nooit had gewerkt. Dat klikte hartstikke goed. We hebben op een fijne, snelle manier die vier afleveringen goed weten te krijgen. Toen het eerste seizoen succesvol werd en een tweede werd besteld, kreeg ik de vraag of Roos en ik dat samen wilden schrijven.”
Hoe maak je de sprong van thriller naar komedie?
“Ik vind Oogappels niet een komische serie, eerder tragikomisch. Dat vind ik de interessantste vorm van komedie, waarbij je niet alleen óm maar ook mét de personages lacht. Het gaat mij om de karakters en de situaties. Omdat je een personage goed kent wordt een situatie geestig. Als bijvoorbeeld Merel in Oogappels een gesprek heeft met een dame van het crematorium over het begraven van de urn van haar moeder bij het graf van haar vader, en dat mag niet. Die discussie over een serieus onderwerp wordt dan grappig, omdat we weten hoe Merel daarover denkt en hoe ze erop zal reageren. De dialogen worden dan vaak grappiger als je meer weglaat.”
Hoe gaan jullie te werk bij het schrijven?
“Met Will erbij denken we na over wat we in het nieuwe seizoen willen vertellen qua thema’s en qua personages. Wat is actueel? Wat houdt ons bezig? Op basis daarvan gaan Roos en ik dat verder uitdenken. Ik ben heel erg van het aanbrengen van de structuur. Zo vullen de afleveringen zich. Dit moet in aflevering vijf, dat moet in zes, dit moet in één, totdat daar synopsissen uitrollen. Dan schrijf ik het treatment, waarna Roos de dialogen schrijft. We becommentariëren elkaars werk het hele proces door en daarboven zit nog Will. Het is echt een driemanschap. De lijnen van communicatie zijn heel kort. Dat vind ik een hele prettige manier van werken.
Ik heb ook series gedaan waar zes schrijvers op zitten en nog meer betrokkenen van de omroepen en productie. Dan vertroebelen dingen nog weleens. Iedereen wil wat en uiteindelijk merk je dat je als schrijver een soort compromisversie aan het maken bent. Ik denk dat je juist veel steviger drama krijgt wanneer het iemands visie is. Daar kunnen misschien dingen niet aan kloppen, maar dan heb je in ieder geval een kleur. Je gaat ergens voor. Die vrijheid hebben wij bij De 12 en ook bij Oogappels.”
Is er ook verschil tussen De 12 en Oogappels?
“Bij De 12 ben ik ook showrunner. Daar ben ik betrokken bij iedere creatieve beslissing, tot aan de laatste montagedag. Dat schrijft anders en denkt anders. Ik ben dan veel voorzichter. Bij Oogappels is Will showrunner. Daardoor merk ik dat ik schrijf met wat meer bravoure en denk, ik hoor wel wat ze daarvan vinden. Het heeft mij geleerd om veel meer in een flow te schrijven.”
Wat drijft jou als schrijver?
“Dat gaat allemaal terug naar de poppenkast, waarbij je als kind tegen Jan Klaassen en Katrijn roept ‘Kijk uit, achter je!’ Dat is ook weer een Hitchcock-truc. Die mechanismen om dat voor elkaar te krijgen zijn fascinerend. Daarop grip krijgen, uitvinden hoe je dat doet, en dat vervolgens ook zelf toepassen en zien hoe mensen meegaan met wat jij vanuit het niets hebt bedacht, dat vind ik magie. Dat vind ik het allerleukste wat er is.”
Ondanks al je werk als scenarist is je bekendste prestatie de stem van Spongebob Squarepants. Hoe voelt dat?
“Ik zou vreselijk verwend zijn als ik zou zeggen dat het me weleens frustreert. Het is een kers op de taart. Het stamt uit de tijd dat ik nog acteur was en weleens stemmen insprak. SpongeBob kwam voorbij en we hadden geen idee dat het zou uitgroeien tot wat het nu is. Verleden week heb ik de derde bioscoopfilm ingesproken. Het kost me een paar middagen per jaar. Daarover zul je me nooit horen klagen. Je kan de meest geweldige series schrijven, maar dat je de stem van SpongeBob bent, steekt voor de buitenwereld daar altijd met kop en schouders bovenuit.”
Foto Lex Passchier: Joris van Bennekom