Het Amerikaanse verleden (en Europese heden) van Ate de Jong

Ate de Jong is terug van – eigenlijk nooit- weggeweest. Sinds vorige maand ligt zijn eerste thriller in de boekwinkel: De stalen Madonna, losjes gebaseerd op de moord op de manager die hij had, toen hij in Hollywood de speelfilm Highway to Hell (1991) opnam. Dat hij na Het bombardement alweer twee nieuwe films heeft gemaakt, is wellicht niet bij iedereen bekend. De met minimale middelen gemaakte horror-thriller Deadly Virtues: Love.Honor.Obey was vooral te zien op internationale filmfestivals. En onlangs rondde hij de montage af van het ook in Engeland gemaakte Love is Thicker than Water, die later dit jaar in première zal gaan. In februari werd, 25 jaar na de originele release, Highway to Hell door MGM in de USA op blu-ray uitgebracht en begin volgend jaar verschijnt zijn wereldwijd meest succesvolle film, Drop Dead Fred (1991), ook op blu-ray.

Toen filmmaker Ate de Jong halverwege de jaren tachtig naar Amerika vertrok, stond hij op Schiphol met twee koffertjes bij de paspoortcontrole. “De beambte vroeg: ‘Wat is uw beroep’? Ik zei ‘filmmaker’. En hij zei, ‘nee, niet uw hobby, uw beroep’! Toen ik twaalf uur later in Los Angeles aankwam, vroeg de beambte daar ook naar mijn beroep. Ik zei weer ‘filmmaker’. Die man vroeg meteen of ik iets had gemaakt dat hij kon kennen. Ik zei: ‘Nog niet! Maar wat niet is, kan nog komen’!”

We treffen elkaar op 4 mei in het American Hotel in Amsterdam en nog voor we goed en wel zitten, gaat het gesprek al richting de Tweede Wereldoorlog. De Jong maakte als producent de film Left Luggage en regisseerde de veelbesproken film Het bombardement, die door de critici werd gemangeld en met 180.000 bezoekers ook qua publieksaantallen onder de verwachtingen bleef. “Maar ik zal ‘m altijd blijven verdedigen”, aldus een goedgehumeurde De Jong, die ook op zijn 63ste nog altijd een toonbeeld van energie is. “Niet omdat het moet maar omdat ik het wil. Let maar op, over tien jaar komt die film weer bovendrijven.”
We geloven hem op zijn woord. Om op de oorlog terug te komen: al in 1986 maakte De Jong de speelfilm In de schaduw van de overwinning, die losjes was gebaseerd op de verhalen van verzetsleider Gerrit van der Veen en de vermeende jodenhelper en Duitse collaborateur Friedrich Weinreb. In eigen land was De Jong toen al een gevestigde naam. Nadat hij in 1976 was gedebuteerd met de speelfilm Alle dagen feest bereikte hij met Een vlucht regenwulpen (1981) en Brandende liefde (1983) het grote publiek. In de schaduw van de overwinning was de laatste film voordat De Jong zijn geluk ging beproeven in Hollywood.

Hoe belangrijk waren die films voor jouw carrière?
“Heel belangrijk! Mijn eerste films hadden een heel persoonlijke inslag. Een vlucht regenwulpen had veel te maken met mijn jeugd. Ik was gereformeerd opgevoed. Brandende liefde verwees ernaar dat ik op mijn zeventiende naar Amsterdam verhuisde en daar in een heel andere wereld terechtkwam. In de schaduw was meer filosofisch van aard, een indirect gevolg van de filosofiestudie die ik na de Filmacademie was begonnen, maar niet had afgemaakt. De film gaat eigenlijk over twee verschillende manieren van verzet. Gerrit van der Veen was in zekere zin gewoon een avonturier. Toch deed hij wel dingen die heel erg goed waren. Terwijl Weinreb een Joodse man was die dingen deed die eigenlijk niet door de beugel konden. Maar hij probeerde wel zichzelf en heel veel andere mensen te redden. Het is heel moeilijk om daarover te oordelen. Die film had niet alleen een meer filosofische inslag dan zijn voorgangers, maar was ook veel stijlvoller gefilmd. En terwijl de film in Nederland vrij lauw werd ontvangen, was dat in Hollywood de film die alle studio executives heel mooi vonden. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Een vlucht regenwulpen, die in Nederland een groot succes was maar die ze in Hollywood niet echt begrepen.”

In de schaduw van de overwinning maakte deel uit van een serie films, waarin de oorlog niet meer in zwart-wit termen werd beschreven, maar in grijstinten.
“Films zeggen het meest over de tijd waarin ze zijn gemaakt. In Nederlandse films over de Tweede Wereldoorlog zie je de veranderingen die zich sinds die tijd in de maatschappij hebben voltrokken. In de films die vlak na de oorlog werden gemaakt, waren de Duitsers slecht en de verzetsstrijders helden, daar was geen discussie over mogelijk. Daarna gingen de verhalen meer over de onderduikers, die ook allemaal goed waren. Toen kreeg je Soldaat van Oranje, een avonturenfilm met heimelijke bewondering voor bepaalde Duitse aspecten, en dan films als Pastorale 43 (uit 1978 van Wim Verstappen) waarin de verzetshelden toch wat meer stuntels bleken te zijn. De laatste was Het bombardement over een volksjongen waarin WO II een arena is en geen onderwerp.”

Hoe ben je van De schaduw bij Miami Vice terechtgekomen?
“Eén van de producenten van Miami Vice was speciaal belast met het uitkiezen van de nieuwe regisseurs. Hij had van mijn agent een videotape gekregen van mijn film en de vorige kijker had de tape niet teruggespoeld. De band was blijven staan bij een van de spaarzame maar stijlvolle actiescènes in de film, waarbij de moffen een tramremise overvallen waarin de verzetsgroep zich heeft verstopt. Die scène duurt misschien twee, twee-en-een-halve minuut. Dus die man had die gezien en zei vervolgens: ‘die jongen kan wel wat’. En that’s it. Als die tape op een ander punt had gestaan, had ik Miami Vice nooit gekregen.”


Een gelukkig toeval? 
“Ja, maar tegelijkertijd moet je in Hollywood wel je eigen geluk maken. Ik heb een half jaar lang geknokt om Een vlucht regenwulpen uit te brengen in LA. Ik heb zelf alle publiciteit geregeld, de bioscoop gehuurd, persvoorstellingen opgezet en de film deed het leuk, maar niet goed genoeg om het geld terug te verdienen dat ik erin had gestopt. En omdat de film werd besproken in de LA Times kon ik daarna makkelijker binnenkomen bij producenten. Dus het is niet zo dat het allemaal onschuldig, of bij toeval gebeurt. Je moet er hard voor werken en heel veel dingen voor doen. Maar goed, na Miami Vice zeiden mensen al: ‘je een serie hebt gedaan met zo’n statuur, dan wordt het makkelijker om speelfilms te maken’. En dat was ook zo. Ik had meer afleveringen van Miami Vice kunnen regisseren en dat was achteraf gezien ook slimmer geweest, maar die Don Johnson was zo’n vreselijke kwal, daar kon ik eigenlijk niet mee werken. Ik vond mijn aflevering ook niet helemaal geslaagd, maar omdat James Brown en Chris Rock erin meespeelden en er allemaal rare, bizarre symbolische shots inzitten, wordt het onder Miami Vice-adepten gezien als een bijzondere aflevering. Cultstatus. Ik wist niet eens wat cult was.”

De Jong kreeg de kans om de speelfilm Highway to Hell te maken.
“Het script lag bij United Artists, maar net toen ik die film zou gaan maken, kreeg het bedrijf een andere eigenaar. Vaak betekent zoiets dat alle lopende projecten van tafel gaan en worden vervangen door nieuwe. Toen vroeg één van de ontslagen executives niet om geld als vergoeding, maar om de rechten op Highway to Hell. Zij wilde dat project dolgraag maken. Daar is een andere financier, Hemdale, bij ingestapt. Zij hadden samen net Platoon en The Terminator gemaakt. Toch waren we voor we groen licht kregen, al weer twee jaar verder. En toen we in post-productie zaten, ging Hemdale failliet. De film is daardoor nooit echt goed uitgebracht.”


Toch is Highway to Hell later een cult-classic geworden.
“Dat komt mede doordat de film aanvankelijk niet goed beschikbaar was. Uiteindelijk is Highway to Hell vier weken na de release van Drop dead Fred in een stuk of zeven bioscopen uitgebracht. Zonder posters, persvoorstellingen of wat dan ook. Highway to Hell moest eerst in de bioscoop worden uitgebracht voordat de film op video kon verschijnen. De film had echter toch een aantal goede recensies, waaronder in de LA Times, en van de video werden er met Halloween opeens 150.000 exemplaren verkocht, wat veel was voor Amerika in die tijd. Dus opeens was het toch een hit. In 1992 zeiden ze al: dit wordt een cultfilm. En dat is het ook geworden. De blu-ray release een paar maanden geleden steunt op het cult-fenomeen.”

Het scenario van Highway to Hell is geschreven door Brian Helgeland, die later furore maakte als Oscar-winnende scenarist van L.A. Confidential en tegenwoordig ook als regisseur werkt. Hoe verliep jullie samenwerking?
“Ik heb altijd heel goed met hem kunnen opschieten. Hij was laatst in Londen voor de première van Legend, de film die hij met Tom Hardy heeft gemaakt over The Kray Twins, en toen heb ik hem even opgezocht. Hij werkt nu op een niveau waar ik niet meer bij in de buurt kom. Hij was altijd heel vriendelijk en behulpzaam, maar tegelijk heel scherp. Hij had bovendien een goed gevoel voor drama en karakter. Hij werkt heel erg vanuit het karakter, maar hij zei ook: ‘bij een film als Highway to Hell moet het karakter vrij stereotiep handelen’. In dat stereotiepe wilde hij dan een icoon vinden en dat iconische moest verbonden worden met de mythologie. Dus hij zei: ‘het zullen nooit diepe karakters worden en dat moet ook niet bij zo’n film, want dan bedrieg je je publiek min of meer’. Dat vond ik van zo’n inzicht getuigen. Want durf dat maar eens te zeggen: de karakters moeten niet diep zijn, want dan voldoe je niet aan de voorwaarden van het publiek voor wie je die film maakt. Ik vond het onvoorstelbaar dat hij dat niet alleen zei, maar dat hij dat ook nog heel goed kon uitleggen. Hij stopte intelligentie in de film via de mythologie.”

In Hollywood is dat gebruikelijker dan in Nederland.
“Klopt. In Hollywood grijpt men terug op de Bijbel, het Oude Testament, op de Griekse mythologie. In de comic book-verfilmingen van nu heb je de Noorse mythologie, met Thor en zo. In westerns zat vroeger al veel Japanse mythologie. Ze werken daarmee omdat die basisstructuren zo sterk zijn. De scenaristen hebben de kwaliteit om het zo te bewerken dat de gewone man die de mythologie niet kent er niet door wordt afgeschrikt. Neem Walter Hill die The Warriors maakte. Dat is een mythologisch verhaal. Ook John Ford maakte in zijn westerns regelmatig gebruik van mythologische vertelstructuren om het verhaal een stevige ondergrond te geven. Net als de scenaristen van Star Wars. Brian Helgeland was zich daar ook heel erg bewust van. Net als de studio executives, trouwens. Die zijn vooral gericht op succes, anders verliezen ze hun baan, maar ze kennen wel hun klassiekers! Dat is niet alleen omdat ze intelligent willen overkomen, maar vooral omdat ze weten dat als mythologie de basis is, films het beter doen bij de critici. De meest iconische Hollywood-film is overigens The Wizard of Oz. In elke hedendaagse actiefilm zit wel een Tin Man.”


Begin volgend jaar verschijnt De Jong’s meest succesvolle film, Drop dead Fred, op blu-ray. “Ik beschouw het als een enorme luxe dat Drop dead Fred, net als Highway to Hell, na 25 jaar aan een nieuw leven begint op blu-ray. Die film kreeg ik aangeboden tijdens de post-productie van Highway to Hell. Ook daar zit, zoals bij alles in Hollywood, een verhaal achter. Toen ik naar Hollywood kwam, had ik echt niks. Ik had twee koffertjes met spullen. Dus ik huurde huizen van mensen die maanden op locatie zaten. Zo verbleef ik in het huis van een schrijver die vier maanden in Maine zat. Bij zijn terugkeer gaf hij een feestje en daar waren ook de schrijvers van Drop dead Fred . Die heb ik toen een paar van mijn films meegegeven, want dat deed je bij zoveel mogelijk mensen, en zij hebben ze ook bekeken. Zij hadden bovendien vrij veel macht, omdat alle rechten op het verhaal bij hen lagen. Maar dat wist ik allemaal niet. Anderhalf jaar later ging de film in productie en werd ik volkomen onverwacht gebeld; zij hadden mij voorgesteld als regisseur. Ik moest wel naar Londen vliegen om hoofdrolspeler Rik Mayall te ontmoeten, want Rik moest mij wel goedkeuren. Gelukkig kon ik goed met hem opschieten. Als de timing niet zo gelukkig was geweest, had het makkelijk anders kunnen lopen. Als Highway to Hell al klaar was geweest en er opeens een smet op mij had gezeten omdat die film niet uitkwam, dan was het feest waarschijnlijk niet doorgegaan.”

In Nederland maakte je altijd vrij persoonlijke films, was dat in Amerika anders?
“De films waren anders, maar nog altijd persoonlijk, in elk geval Drop dead Fred. Bij Highway to Hell was dat minder. Die film vond ik vooral leuk om te doen vanwege de special effects en de stunts. In Drop dead Fred zit een ondertoon van seksueel misbruik op heel jonge leeftijd, ik denk dat de film mede daardoor zo’n diepe indruk nalaat. Het wordt nooit gezegd, het wordt niet getoond, maar het zit er wel onder. Dat is iets heel persoonlijks, dat heb ik zelf meegemaakt met mijn halfbroer. Ik praat er zelden over, maar dat trok me wel aan in het script. Het idee van het jonge meisje dat een denkbeeldige vriend nodig heeft, heeft daar heel veel mee te maken. Dus die persoonlijke dingen stop je er wel in, alleen in Europese films komen ze iets meer naar de voorgrond.”

Hoe verliep de samenwerking met de schrijvers van Drop Dead Fred? Moest je verfilmen wat er in het script stond of kon je daar nog invloed op uitoefenen?
“Jawel. Het was een independent film, geen grote studio film. Er zijn natuurlijk executives die invloed hebben op de rewrites. Na de testscreenings hebben we bijvoorbeeld een nieuw einde gedraaid. Het testpubliek vond het te ernstig en ze wilden Fred terug, want ze hadden het gevoel dat Fred was doodgegaan. Ze wilden niet dat hij verdween. Dus hebben de schrijvers een ander einde geschreven. Dat is duidelijk onder invloed van de executives gebeurd. De schrijvers waren ook continu op de set aanwezig. Als de dialoog niet werkte, herschreven zij die ter plekke. De acteurs hadden een zekere vrijheid om daar mee om te gaan. En dat moesten de schrijvers dan accepteren. Maar in dit geval ging dat allemaal in minnelijke samenwerking. Carrie Fisher speelde ook in Drop dead Fred. Zij heeft ook scripts geschreven en zij is ongelooflijk grappig, dus zij schreef soms haar eigen dialogen. De schrijvers vonden dat helemaal niet leuk. Ze maakte grappen over Star Wars, ‘May the Force be with You’. De schrijvers konden daar niet om lachen. Ik wel. Het is er niet ingekomen omdat de studio bang was voor een rechtszaak over auteursrechten.”

Waarom ben je na Drop Dead Fred niet in Hollywood gebleven?
“Na deze film was er een writers’ strike in Hollywood. Die heeft acht of negen maanden geduurd. Ik was toen in Europa bezig met de ontwikkeling van de film All Men are Mortal, naar het boek van Simone de Beauvoir. Dus dacht ik: ‘laat ik die film maar gaan maken want ik zit hier toch maar te niksen’. Toen ik voor het eerst naar Hollywood kwam, leefde ik van 700 dollar per maand, na Drop dread Fred was dat 7000 dollar per maand. Een groter huis, grotere auto, grotere alles. Als dat je overhead is, gaat 7000 dollar per maand heel hard. Dus heb ik mijn spullen in de opslag gezet, ben naar Europa gegaan en toen werd All Men diverse malen uitgesteld. Vervolgens werd ik in Londen verliefd op de vrouw met wie ik ging samenleven. En dat was dat. Vanuit persoonlijk oogpunt heb ik nooit ergens spijt van gehad, want ik heb twee fantastische zonen in Engeland en twee geweldige dochters in Nederland. Maar voor mijn loopbaan is die keuze funest geweest. Ik dacht, ‘wat me in Hollywood is gelukt, lukt me ook wel in Engeland’. Maar dat was absoluut niet zo.”

Hoe kwam dat?
“Zo open als Hollywood is ten opzichte van buitenstaanders, omdat ze altijd op zoek zijn naar nieuw talent om hun films te verrijken, zo gesloten zijn ze in Engeland. Het was een muur waar ik niet doorheen kwam.”

Toch heb je er nu wel twee films gemaakt.
“Ja, maar dat is omdat het belastingklimaat voor filmproducties daar tegenwoordig veel gunstiger is. Het is opener en transparanter. Het Nederlandse belastingklimaat houdt mensen buiten. In Engeland hebben ze geen inhoudelijke beoordeling en ook geen budgetgrens. In Nederland zit je altijd aan een inhoudelijke beoordeling vast. Bij de Cash Rebate is het minder, maar dan moet je wel aan allerlei culturele punten voldoen. Dat is een hele administratieve rompslomp. In Engeland is de kwalificatie binnen twee of drie dagen rond, zonder al die papieren rompslomp. Ook bij de financier van Love is thicker than Water ging het zo. En die vrijheid is zo stimulerend. Love.Honour.Obey kostte 75.000 euro, de nieuwe film iets meer. Dat zou in Nederland niet kunnen.”

Wat kunnen we van deze film verwachten?
Love is thicker than Water vertelt een verhaal uit mijn jeugd, het gaat over de eerste vrouw met wie ik samenwoonde en over onze families. Ik was zeventien toen ik vanuit Zeeuws Vlaanderen naar Amsterdam kwam. Ik kwam terecht in een kunstwereld die ik niet kende of begreep, want ik kende alleen maar Radio Veronica en had nog nooit een stuk klassieke muziek gehoord. Ik wist niks van schilderkunst. Ik werd verliefd op een jonge vrouw van gegoede Joodse huize. Het verhaal uit begin jaren zeventig is verplaatst naar het Engeland van nu, met Engelse acteurs. Twee jonge mensen die verliefd zijn, dat is leuk, maar dan zijn er die families… Het gaat over de loyaliteit naar je geliefde versus je familie. Dan blijken de bloedbanden heel sterk, die kan je niet zomaar negeren. Onbedoeld zit er dus ook een Romeo & Julia-motief in, maar dat is in dit geval toeval, want het is gebaseerd op mijn eigen verhaal.”

Heb je na Het bombardement overwogen om het bijltje erbij neer te gooien?
“Nee, ik heb nog steeds de behoefte om me uit te drukken en persoonlijke verhalen te vertellen. Nu zit dat in het boek De Stalen Madonna. Uiteindelijk is communiceren het enige wat ik als filmmaker of schrijver wil. De behoefte om op die manier te communiceren is er nog steeds, anders was ik in de zon gaan liggen. Freud zei het al: ‘all giving is an asking and all asking is an asking for love’. Ik ben in LA jarenlang in analyse geweest, vijf keer per week horizontaal op de bank. Het goeie van die analyse is dat je je eigen tekortkomingen niet meer ziet als een fout, maar dat je ze accepteert. Dat is een enorme bevrijding. Slechte kritieken? Het is niet leuk, maar het is ook niet persoonlijk. En ja, de allerbeste remedie tegen teleurstelling is een nieuwe film. Of een boek. De Stalen Madonna is het eerste deel van een serie. Ik  heb er vijf in mijn hoofd, dus nu nog vier. Allemaal op filmsets. De volgende op de set van Enigma en The discovery of Heaven. Daar ben ik al aan begonnen.”

In De Stalen Madonna wordt de Nederlandse privé-detective Leo Berliner door een verzekeringsmaatschappij ingehuurd om de moord op artiestenmanager Lloyd Bloom op te lossen. De hamvraag: ‘is hij, zoals iedereen vermoed, vermoord door de maffia of is er meer aan de hand en is er iemand van de productie bij betrokken’? Het resultaat is een zeer vermakelijk boek, vooral door de couleur locale en de kennis van de Amerikaanse filmwereld die de auteur tentoonspreidt.
“Die wereld ken ik goed, dus dat is een arena waar ik met een behoorlijke zekerheid over kan schrijven. Er zitten veel dingen in het boek die echt gebeurd zijn, maar dan wel geplaatst in een dramatische context. Mijn manager Lloyd Bloom is echt vermoord. Ik had een verhouding met een vrouw vol maffia-connecties. Ben Stiller zit ook echt in de film. Highway to Hell is gemaakt, maar in het boek wordt de film niet door mij geregisseerd door een gemene Fin.”

In wie we onmiddellijk de Finse regisseur Renny Harlin herkennen.
“Dat mag ik officieel niet zeggen. Maar veel dingen zijn waargebeurd. Ik moest ook echt naar de maffia om bepaalde deals te sluiten om Highway to Hell te kunnen maken.”

Hoe was het om met de maffia te dealen?
“Nou, heel praktisch. Ze gingen mij niet vermoorden, daar was ik veel te onbelangrijk voor. We hadden wel echt om vijf uur ‘s ochtends een afspraak in het havengebied. En toen werd er echt gezegd: ‘er moet een nieuw team bij’. En een team is vier man, want anders kunnen ze niet pokeren. Dat wordt letterlijk zo gezegd en als je dat niet doet, dan gaan alle teamsters staken en rijdt er geen auto meer. Dan kun je de productie stopzetten. Dus ze hebben wel macht. Maar ze weten ook: als ze te ver gaan, gebeurt er helemaal niks meer. En dat is ook niet in hun belang.”

Had je alleen een zakelijke relatie met je manager of was je ook met hem bevriend? 
“Ik kende hem heel goed, maar hij was niet echt een persoonlijke vriend. Daarvoor was zijn leven te anders. In de tijd dat hij mijn manager was, wist ik niet dat hij een crimineel verleden had. Hij was eerst manager van basketbalspelers. En toen hadden ze al matchfixing. Dat regelde hij allemaal, maar dat was uitgekomen. Hij is de gevangenis ingegaan. Iemand die niet meer in de sport mag werken, wat gaat die doen? Die gaat naar Hollywood! Dus hij werd manager in Hollywood. Toch kwam iemand een jaartje later nog even afrekenen. Er was geen inbraak, er was niks gestolen, hij zat in zijn bureaustoel, waar hij was neergeschoten. De moordenaar is nooit gevonden.”

Maakte die gebeurtenis indruk op jou?
“Toen dit gebeurde was ik al tot de conclusie gekomen dat hij niet helemaal de manager was bij wie ik me thuis voelde. Hij begaf zich in een schimmig gebied van bizarre actie- en seksfilms. Maar het was een heel leuke, aimabele man. Zo’n sjacheraar aan wie je geen hekel kon hebben, ondanks dat je wist dat hij dingen deed die niet klopten. Zulke mensen bestaan. Dat is zo bijzonder aan Hollywood. Dat zou je hier niet accepteren. Als hier een producent je niet betaalt, denk je: ‘dat laat ik niet gebeuren’! In Hollywood heb je sjoemelaars en die vind je nog sympathiek ook. Als je in Hollywood bij de goede mensen zit, houdt het sociale systeem zich heel goed in balans. Ik had een heel team om me heen. Behalve een manager had ik ook een agent en een advocaat, dus als ik mijn geld niet kreeg, kregen zij hun geld ook niet. Zij zorgden dus echt wel dat het goed kwam.”

Zie jij jezelf ooit teruggaan naar Hollywood?
“Op werkgebied had ik daar de allerleukste tijd ooit. Ik zie het echter niet meer gebeuren. Toen ik daar naar toe ging, op mijn 32ste, had ik de energie en de drive die je daarvoor nodig hebt. Het is hard werken, en hoewel ik nog steeds genoeg doe, denk ik niet dat ik dat nog zou kunnen opbrengen.”

Mis je Hollywood?
“Ja. Ik ging daar om met de allerleukste mensen. Ik was heel goed in het omarmen van de Amerikaanse cultuur. Daar moet je heel oprecht in zijn, anders krijg je er geen poot aan de grond. Je moet ook niet de vergissing maken te denken dat er alleen maar oppervlakkige mensen rondlopen. Integendeel, zou ik bijna zeggen.”

Hoe zie je de toekomst?
“Ik zou best wel weer een grotere film kunnen maken, dan heb je het over een budget van twee-en-een-half miljoen of meer, en dat kost je toch zeker twee jaar om dat op te zetten. Maar zoveel films heb ik qua tijd niet meer in me. Op een gegeven moment gaat toch je leeftijd meespelen. Dus ik maak liever een paar kleine films die sneller op te zetten zijn. Dat kan niet in Nederland. Het FilmFonds is blij als je aftaait naar het buitenland. In de UK en de USA word ik meer gewaardeerd, dus wat let me. En nu heb ik ook nog die thrillers waar ik verder mee wil.”

Drie maanden geleden ging Ate weer eens naar Amerika. Ditmaal naar New York om op Broadway een toneelstuk te bezoeken met de Engelse actrice Lydia Wilson, zijn hoofdrolspeelster is Love is thicker than Water. Bij de douane stond een sacherijnige beambte en ook die vroeg wat De Jong voor de kost deed. “Filmmaker”, antwoordde ik. ‘Waar kan ik U van kennen’? Ik begon over Miami Vice, maar daar was hij te jong voor, dat zei hem niks. Iets anders, dan? ‘Tja’, zei ik, ‘het is bijna 25 jaar geleden, maar ik heb ooit een redelijk succesvolle film gemaakt, Drop dead Fred’. En hij begon meteen vijf, zes, zeven dialogen uit de film te quoten. Het bleek een van de favoriete films uit zijn jeugd. Ik hoefde geen vingerafdrukken meer af te laten nemen, ik mocht zo doorlopen. Mijn dag was gemaakt!”

Trailer Highway to Hell 
Boektrailer De stalen Madonna 
En Engelse promo voor boek
Trailer Drop Dead Fred

Wat zoek je?