Diversiteit en de verhalen die we als makers willen vertellen
Diversiteit. Of je het leuk vindt of niet, het begrip duikt overal in de samenleving op. Ook waar het gaat om film en drama. NPO-bestuursvoorzitter Shula Rijxman vindt het een van de bestaansredenen van de publieke omroep, zei ze in NRC Handelsblad. Vorig jaar sloten NPO, RTL en Vice een pact voor meer diversiteit. Wat moet je er als scenarist mee? Plot-redacteur Amira Duynhouwer, die dit jaar hoopt af te studeren aan de Nederlandse Filmacademie, vindt dat haar generatie een grote taak heeft.
Ruim drie jaar geleden, in mijn eerste jaar als scenarist-in-wording op de filmacademie, raakten mijn klasgenoten en ik in een discussie die mijn schrijvers-dna voorgoed veranderde. Het ging als volgt: we schreven allemaal een klein verhaaltje binnen dezelfde setting, met personages en situaties naar keus. Eén iemand had een verhaal geschreven over twee Marokkaanse dieven, compleet met straattaal, die aan het einde een gruwelijke dood stierven als gevolg van hun domme diefstal.
Ik wist niet waarom, maar ik vond het een aanstootgevend verhaal. Na een moment nadenken, realiseerde ik me dat het kwam omdat het Marokkanen waren. Twee domme Marokkanen. Hoezo moest dat nou weer? Onze gastdocent gooide de term kicking down op tafel. Het voelt verkeerd om een toch al kwetsbare groep nog meer te stereotyperen en daarmee verder naar beneden te schoppen. Als dit verhaaltje over twee ballerige bankiers gegaan was, kicking up, hadden we er allemaal hard om kunnen lachen.
Er volgde een lange discussie over onze verantwoordelijkheid als filmmakers. Is het onze taak om de gaten, veroorzaakt door angst of onwetendheid tussen bevolkingsgroepen in onze maatschappij, te pogen te dichten? Is het onze taak om ons publiek op te voeden? Ook al wilde je die taak niet, zou je je daar überhaupt van los kunnen maken? Men trekt toch conclusies uit datgene wat jij gemaakt hebt, of ze nu kloppen of niet. Een goed argument hiertegen is uiteraard dat filmmakers artistiek vrij moeten zijn om te maken wat ze willen.
Grimmig
Wat betreft diversiteit in het filmlandschap vond ik het zelf toch onmiskenbaar dat daar een grote taak lag voor onze generatie of, op dat moment, onze lichting. Als één van een lichting van slechts acht scenaristen maakt het verschil of je kiest om er wel of niet iets aan te doen. Het leek mij, in zo’n bevoorrechte positie, kristalhelder dat je wél iets doet. In tijden als deze, waarin de discussies en protesten, in de aanloop naar Sinterklaas bijvoorbeeld, steeds grimmiger worden, heb je als maker de mogelijkheid om reflectie en wellicht ook een beetje perspectief te bieden. Nu hoef je natuurlijk niet dit hele debat op je te nemen. Maar we zouden kunnen beginnen met zorgen dat wat wij op de televisie en in onze bioscopen zien een reflectie is van onze samenleving en niet slechts van een selecte groep binnen die samenleving.
De films op de filmacademie waren wel toe aan wat meer diversiteit, vonden wij, en zo stelden we als klas een plan op om dit in ieder geval voor onze eigen films waar te maken. Best een uitdaging, maar wél mogelijk.
Met het voornemen om diversiteit serieus te nemen, komt je echter in een moeras van meningen en criteria terecht, waarbij vaak onduidelijk is wat dat begrip nu eigenlijk inhoudt. Gaat het om kleur, afkomst, opleidingsniveau, rijk versus arm, vrouw versus man, oud versus jong? Is een film met louter zwarte cast en crew divers? En een film met alleen maar ouderen? Gaat het ook om de manier waarop een allochtoon of een oudere wordt gekarakteriseerd? En ook een leuke: kunnen zwarte makers zich bepaalde grappen over zwarten wél permitteren, die niet-zwarte makers niet kunnen maken? Wanneer voldoet een film aan de diversiteitstoets?
We worden weleens ziek van het debat, ‘moe’ van de vraag naar diversiteit. Dit is begrijpelijk, het is echt iets om totaal je hoofd over te breken. Toch vraag ik me af of we iets kunnen doen. Want ik voel me verantwoordelijk. Ik studeer over een halfjaar af en ben zelf nog lang niet moe.
Dus heb ik me gewend tot de mensen die er de afgelopen jaren flink dichtbij hebben gestaan. Ik sprak met Caspar Nieuwenhuis, de kersverse directeur van HKU Theater en voormalig artistiek directeur van Likeminds. Met Bart Römer, directeur van de Nederlandse Filmacademie, en met Aram Adriaanse, coördinator Regie Opleiding van de Toneel Academie in Maastricht.
Ik spreek als eerste Nieuwenhuis (foto boven), die het discours over diversiteit volledig in zijn vingers heeft. Het is opvallend hoe eloquent hij zich uitdrukt over dit onderwerp. Hij is een oude rot in het vak, maar altijd in beweging gebleven, werkzaam op allerlei culturele functies om nu dan met een frisse blik te landen bij de HKU: “Ik heb een bevoorrechte positie. Ik flaneer door een cultureel divers landschap, stop af en toe, maak een praatje, maar blijf wel doorlopen.” Wanneer ik hem vraag wat diversiteit precies betekent, omschrijft hij dat als volgt: “In sommige dingen zijn we gewoon anders, het heeft geen zin om te doen alsof dat niet zo is. Diversiteit houdt in dat we het gegeven accepteren dat sommige verschillen niet oplosbaar zijn.” Hij heeft gelijk, we verschillen nu eenmaal van leeftijd, gender, afkomst, cultuur, religie, noem het maar. De kern van het probleem ligt volgens Nieuwenhuis in het feit dat de tolerantie waarom Nederland bekend is of was, omgeslagen is naar onverschilligheid.
Golfbeweging
Hij neemt me mee op een wandeling door het theaterlandschap van de jaren tachtig tot nu, in antwoord op mijn vraag waarom het in het theater is gelukt een diverse cast op het podium te krijgen. Nieuwenhuis beschrijft een golvende lijn. Om de paar jaar was er een oproep of zelfs een quotum voor diversiteit in gezelschappen, dan ging kwantiteit regelmatig voor kwaliteit en verdween diversiteit vervolgens weer volledig, door toedoen van een te kortzichtig en rigoureus plan.
De golfbeweging die Nieuwenhuis beschrijft doet me afvragen of de huidige situatie stand zal houden. Het lijkt goed te gaan binnen theaterland, er zijn ontzettend veel getalenteerde en diverse acteurs en actrices te bewonderen. Aram Adriaanse van de Toneelschool Maastricht (foto hieronder) kan vertellen waarom. In zijn tijd bij De Nieuw Amsterdam heeft hij samen met Yvette Fijen veelbelovend talent gesteund en als het ware klaargestoomd voor de toelating in Maastricht. Hij hielp jonge acteurs en actrices in spé een stap zetten die ze anders nooit hadden willen of durven zetten. Denk aan Akwasi of Marwan Kenzari. Een belangrijk aspect is dat je met één maat blijft meten, zegt Adriaanse. Mensen moeten talent hebben. De academie kan ze alleen het gereedschap geven dat ze nodig hebben om te slagen. “We maken ze kansrijk.”
Het effect is dat er nu studenten op auditie komen in Maastricht, niet omdat ze bedacht hebben dat het de beste of leukste plek is om te studeren, maar in navolging van een idool. “Zo fungeren huidige studenten als inspiratie voor toekomstige studenten en trekken ze nieuw talent. Daar houden we rekening mee bij het aannamebeleid. We proberen op de audities altijd een divers jurypanel te hebben. Voor de studenten die toelating komen doen, maar ook voor ons. In Maastricht zijn de meeste docenten wit, al is dat langzaam aan het veranderen. Je zoekt eigenlijk op alle vlakken representatie, want dat geeft een andere blik. Niet alleen dat, het geeft ook een familiair gevoel aan de studenten.”
Ook Nieuwenhuis is voorstander van een geleidelijke verandering in het docentenbestand op HKU: “We zijn nu nog een overwegend witte organisatie met een eurocentrisch curriculum. Dat betekent dat wat je doceert ook eurocentrisch is en dat is niet meer zo relevant als het ooit was. Ik wil dat we veel meer gaan vertellen over de combinatie van ritme en dans zoals dit bij de slavengemeenschappen bestond, over de geschiedenis van orale vertellingen en over straatcultuur, hiphop. Educate your educators, de studenten hebben meer en nieuwe competenties nodig en vragen er ook om. Dat betekent dus ook invloed van docenten uit een niet-witte omgeving.”
Nieuwenhuis is dus voor een divers aannamebeleid. “Jazeker. Actief divers denken in samenspraak met je huidige personeel. Neem extra expertise in huis als het kan.” En als er een vacature is? “Kleur het in. Schroom niet om bij gelijke geschiktheid positief te discrimineren, dat is soms nodig. Maar leg ook uit waarom. Bewustwording ontstaat door expliciet te zijn. En daarbij hoort dat je jezelf als onderwijsinstelling af en toe een spiegel voorhoudt: is mijn wereldbeeld niet te eurocentrisch? Is mijn bronmateriaal niet te wit? Als dat wel zo is, dan is het tijd om ruimte te maken voor nieuwe invloed.”
Afgeleid
Op de Nederlandse Filmacademie komt Bart Römer (foto onder) net van een werkdag over diversiteit, over unconscious bias, de sociale stereotypen over groepen mensen, die we onbewust maken. Het is belangrijk daar oog voor te krijgen, pas dan kun je er iets aan doen, zegt hij.
Maar het gaat langzaam. Ik moet denken aan het feit dat ik twee jaar geleden op de filmacademie af en toe nog stuitte op vragen als: ‘Waarom is dat personage Arabisch, wat vertelt dat?’ Daarin klonk door dat personages alleen maar een diverse afkomst kunnen hebben wanneer die afkomst terugkomt in het verhaal. Dat hoor je nu zelden tot nooit meer. Maar ik merk ook zelf dat ik soms ben afgeleid als in een film of serie iemand met een andere kleur of afkomst wordt opgevoerd. Wat trouwens exact de reden is dat we dat vaker moeten doen. Ik wil ook eens naar een coming of age kunnen kijken over een twintiger in crisis met iemand die op mijzelf lijkt in de hoofdrol, een Nederlands meisje anno nu is niet alleen maar blond.
Toch lijkt het nu een vlucht te nemen. Römer vertelt over initiatieven die zijn gestart om een verbinding te maken tussen de filmacademie en scholen in achterstandswijken in Haarlem, Rotterdam, Den Haag en Amsterdam-West. “We laten kinderen kennismaken met het vak filmmaken en met de academie zelf. Vaak weten ze niet eens dat filmmaker worden een optie is. Er moet talent zijn om uit te kiezen, we gaan onze standaard niet verlagen voor meer diversiteit. Wat we wél kunnen doen, is een wijder net uitgooien en harder op zoek gaan naar talent. Door dit soort verbindingen aan te gaan en workshops te geven zijn we er vroeg bij en geven we kinderen een kans om hun talent te ontwikkelen. Want daar ligt ook een taak, kinderen moeten veel eerder en veel meer toegang hebben tot kunst en cultuur. Dat is pas echt hoe je diverse makers krijgt in de samenleving.”
En hoe het op de filmacademie zelf zit? “Het begint bij beleid maken. Docenten doen hieraan mee, er is draagvlak, terwijl ze beseffen dat ik toestemming vraag om aan de poten van hun stoelen te zagen. Want verbreding van de diversiteit onder je studenten betekent ook het aanpassen van je curriculum, je docenten, al je staf. Water kiest de makkelijkste weg, van boven naar beneden. Het begint bovenaan.”
Al met al lijkt me duidelijk dat er veel over diversiteit nagedacht wordt. En logischerwijs volgt uit het aantrekken van diverse makers dat er meer diverse verhalen worden verteld. Dat daaraan gewerkt wordt, is een groot goed. Voor Adriaanse, Römer en Nieuwenhuis gaat het niet alleen over theater of film, maar ook over de verhalen die wij elkaar als makers en als samenleving willen vertellen, ook voor volgende generaties.
Natuurlijk kan het beter, ik hoop over tien jaar te horen dat Caspar Nieuwenhuis plaats heeft moeten maken voor een fantastische competente vrouw die de boel komt opschudden (no offense, Caspar). Ik hoop dat een zwarte docent zich geroepen voelt om te solliciteren naar de baan van Aram Adriaanse wanneer hij met pensioen gaat. Echter, tot die tijd ben ik blij dat zij die functies bekleden. Ze zijn pretty woke, maar vooral ook hard aan het werk. Lichtelijk verbaasd en erg bescheiden verlaat ik hun kantoren.
Toch vraag ik me na de gesprekken af of het snel zal gaan. En ook: wat is mijn rol? Zou ik filmmakers moeten of willen aanspreken, omdat ik vind dat filmcrews of casts niet alleen uit witte mensen moeten bestaan? En daarmee hun artistieke vrijheid beperken? Ergens hoop ik dat we het ooit allemaal eens worden, maar for argument’s sake, ook weer niet. Dat zou weinig divers zijn, nietwaar?
Dus in plaats van dit stuk te besluiten met een oproep voor meer diversiteit en meer bewustzijn – want dat weten we nu hoop ik wel – besluit ik met het volgende: een applaus, maar ook een hart onder de riem. Voor mijn drie gesprekspartners. Voor de (gast)docenten die aan hun stoelpoten laten zagen en moeilijke discussies aangaan. Voor mijn jaargenoten, die het belang begrijpen van diverse verhalen. Voor makers met een lange adem. Hou vol en ga zo door. We komen er wel.
Foto boven: Still uit ‘Moonlight’
Foto Caspar Nieuwenhuis: Casper Koster