Diederik van Rooijen: ‘Ik schrijf heel produceerbaar’

Filmmaker Diederik van Rooijen is niet meer weg te denken uit de vaderlandse film- en tv-wereld. Met het door hemzelf geschreven en geregisseerde Penoza – The final Chapter maakte hij de best bezochte Nederlandse film van 2019. Op dit moment wordt de eveneens door hem geregisseerde en (mede-)geschreven serie Vampieren van de nacht op televisie uitgezonden, een Europese co-productie met een groot aantal landen. En dan was er ook nog die Amerikaanse horrorfilm, The Possession of Hannah Grace, die misschien geen wereldhit werd, maar wel ruimschoots uit de kosten kwam. Plot sprak met een van Nederlands bekendste showrunners, tussen al zijn drukke werkzaamheden in.

Anno 2020 is het namelijk niet heel makkelijk om Diederik van Rooijen voor een interview te strikken. Vaak is hij simpelweg niet lang genoeg op dezelfde plek om hem te pakken te krijgen. Een eerste afspraak moest worden afgezegd omdat hij voor drie dagen ADR (voor Vampieren van de nacht 2) naar Londen moest. Op andere mogelijke interviewmomenten had hij een screening van Vampieren van de nacht voor een zestal buitenlandse omroepen, of er was een cameratest, die per se die dag moest plaatsvinden. Uiteindelijk spreken we hem vlakbij huis in Amsterdam Oost in de editing suite 2 Monteurs, die toebehoort aan editors Stanley Kolk en Moek de Groot, met wie hij al jarenlang samenwerkt.

De op Tweede Kerstdag geboren Diederik van Rooijen (1975) studeerde op zijn 26ste af als regisseur aan de Nederlandse Film en Televisie Academie. Dat zijn eindexamenfilm Chalk in het Engels was, was wellicht een veeg teken van zijn internationale ambities. Zijn korte film Babyphoned (2002) werd bekroond met de NPS-prijs voor de beste korte film. Na de in Curaçao opgenomen jeugdspeelfilm Zulaika (2003) en afleveringen van series als Spoorloos verdwenen, Meiden van De Wit en Keyzer & De Boer Advocaten werd zijn canvas steeds groter, getuige (actie-)thrillers als Taped (2011) en Daglicht (2013). En dan was er natuurlijk die ene serie, Penoza, die inmiddels tot de canon behoort van wat Nederland op dramagebied heeft voortgebracht.

Waarna Van Rooijen de overstap maakte naar de Verenigde Staten, om de tot op heden niet gerealiseerde remake te maken van The Birds van Alfred Hitchcock. “Ik ben er nog steeds aan verbonden, maar ik weet niet of het ooit gaat gebeuren. Er liggen nu twee scripts, die ik allebei goed vind. Het punt is dat Universal US en Universal International niet dezelfde voorkeur hebben. Universal US wil een moderne versie maken, à la Blumhouse, met jonge acteurs, in de grote stad en met vogels die zich al snel als echte monsters ontpoppen. International wil een klassieke remake maken, met zeg George Clooney en Naomi Watts in de hoofdrollen. Ik heb het gevoel dat ze er niet uit gaan komen, maar verbonden zijn aan zo’n project heeft me al genoeg gebracht, in de zin dat mijn Amerikaanse carrière erdoor op gang is gebracht.”

Zo regisseerde hij in 2018 de horrorfilm The Possesion of Hannah Grace. “Dat was een lastige productie. Het eindresultaat voelt alsof het voor 30 procent mijn film is en voor 70 procent de film van de studiobaas van Screen Gems, die op dat moment op het toppunt van zijn gekte was en inmiddels daar ook weg is. Sowieso was ik een ingehuurde kracht, een ‘gun for hire’, al had ik aanvankelijk wel het idee dat ik er echt mijn stempel op kon drukken. Dat is maar ten dele gelukt, ik heb me door alle bemoeienis van buitenaf soms wel afgevraagd wat we aan het draaien waren. Aan de andere kant heeft de film zes miljoen dollar gekost en meer dan 45 miljoen opgebracht, dus er is door iedereen winst gemaakt. In dat opzicht is het goed afgelopen, en dat is in Amerika heel belangrijk. Ik kan daar verder.”

Vampieren

Nu is Van Rooijen alweer geruime tijd bezig met Vampieren van de nacht, een bewerking van de zesdelige Duitse jeugdboekenreeks Die Erben der Nacht van Ulrike Schweikert, waarbij Van Rooijen en medebedenker en scenarist Maria van Haland niet alleen inspiratie haalden uit de Indiana Jones-films met Harrison Ford, maar ook Bram Stokers Dracula, de moderne klassieker The lost Boys en de Harry Potter-serie.

Het verhaal draait om een geheime vampierenschool, waar jonge vampieren uit verschillende clans hun opleiding genieten, terwijl ze zich ondertussen de menselijke vampierenjagers (de ‘redmasks’) van het lijf moeten zien te houden. “Harry Potter met tanden”, zo omschreef Van Rooijen de serie al in een eerder interview. Vooral het werken met kinderen vindt hij geweldig. “Ik heb altijd graag met kinderen gewerkt, maar dit zijn er een stuk of twaalf en zij slepen me er echt doorheen. Het is een loodzware productie. Door de week ben ik hier aan het monteren en in het weekend doe ik de ADR in Londen, het is ontzettend leuk, maar er is weinig tijd voor andere dingen.”

Daarbij moest hij – zoals dat gaat bij internationale co-producties – iedereen te vriend zien te houden: waar het de aan Nordic Noir gewende Noren niet spannend genoeg kon zijn, mocht het voor de Duitsers allemaal wel iets kindvriendelijker. Het is de prijs die je betaalt voor een budget van 11 miljoen euro, afkomstig uit een groot aantal Europese landen. “Gelukkig liggen dat soort producties me wel. Ik voel me op mijn gemak in een ruimte met allemaal producenten en omroepen. Ik kan heel goed de kamer lezen. Reading the room, zoals de Amerikanen het noemen. Ik kan mensen het gevoel geven dat ik ze geef wat ze willen, terwijl ik ondertussen ook gewoon mijn eigen ding kan doen.”

Van Rooijen en zijn Nederlandse producent Lemming Film kozen ervoor om meteen twee seizoenen (van in totaal 26 afleveringen) te maken, waarbij de opnames plaatsvonden in o.a. Noorwegen, Letland, Litouwen en Kroatië. De zowel voor kinderen als volwassenen spannende en vermakelijke serie wordt iedere zaterdagavond rond 19.45 uur uitgezonden op NPO 3.

Showrunner

Meer nog dan bij Penoza, waar zijn rol geleidelijk groter werd, geldt Van Rooijen bij Vampieren van de nacht (en zijn komende serie De stamhouder) als de showrunner, die niet alleen het grote geheel moet overzien maar ook als eindverantwoordelijke fungeert. “Als de serie niet goed is, dan ben ik degene die het aan de omroep mag uitleggen.”

In principe ziet hij de opkomst van de showrunner binnen de vaderlandse dramawereld als een positieve ontwikkeling. “Het kan het niveau van Nederlandse producties absoluut omhoog helpen. Je ziet nu dat series met drie of vier regisseurs vaak een allegaartje zijn. Een showrunner kan de eenheid binnen een productie vergroten. Je moet alleen niet onderschatten hoeveel werk het is. En omroepen en producenten moeten beseffen dat er een prijskaartje aan vastzit.”

Een echte showrunner wordt in Van Rooijens optiek als eerste ingehuurd en is ook pas als allerlaatste klaar. “Zelfs later dan de regisseurs. Je moet als showrunner ook bij het geluid zijn, bij de montage, en bij de visual effects. Het is echt bruut. Om een goede showrunner te zijn moet je overal verstand van hebben. Van het verhaal en de scripts, van de acteurs, maar ook van de post-productie en de financiële kant van het verhaal. Als de producent zegt: er moet een ton uit de scripts, dan ben jij degene die dat moet doen. Je kan er wel vier scènes uithalen, maar dat betekent nog niet dat je dan aan een ton bent.

Je moet niet alleen weten wat je schrijft, maar ook wat het waard is. Ik durf nu van mezelf te zeggen dat ik dat kan, maar ik ben al twintig jaar aan het regisseren. En aan het schrijven, maken, etcetera. Ik ben echt niet de enige die het kan, er zijn er over de hele wereld maar ook in Nederland veel meer die het veel beter kunnen dan ik, maar ik vraag me af of de mensen die nu denken ‘dat lijkt me wel een coole IMDB-credit’, ook beseffen hoe omvangrijk de taak is. De showrunner is degene die alle verantwoordelijkheid op zijn of haar schouders heeft.

In Nederland voelen schrijvers zich vaak, en niet geheel ten onrechte, miskend, maar je hoofd ligt ook niet continu op het hakblok. Hoe kwetsbaar je als scenarist ook bent, en hoe vervelend het ook is om op je werk, dat vaak heel persoonlijk is, te worden afgerekend, het is toch werk dat je vanuit huis kan doen. Als showrunner moet je ook met praktische oplossingen komen, als een draaidag door slechte weersomstandigheden in het water dreigt te vallen of als een acteur op het laatste moment uitvalt. Hoe belangrijk het scenario ook is, het daadwerkelijke maken van een serie of film is het temmen van een wild beest, een levend organisme, waarbij je letterlijk en figuurlijk met je poten in de blubber staat. Dan proces stopt niet als je ‘s avonds de computer uitzet. Als er scenaristen zijn die dat willen, prima, maar dan zeg ik ook: zorg dat je er klaar voor bent!”

Van Rooijen zegt niet dat je per se regisseur moet zijn om showrunner te worden. “Maar je moet wel een all-round filmmaker zijn, een showrunner is meer dan een scenarist of zelfs een hoofdschrijver.”

Dyslectisch

Van Rooijen omschrijft zichzelf als een ‘niet-natuurlijke schrijver’. “Ik ben gaan schrijven omdat ik films wilde maken, het was in zekere zin uit nood gebeuren. Inmiddels vind ik schrijven en monteren eigenlijk de leukste twee dingen. Bij het schrijven is nog alles mogelijk. Bij het monteren ben je alles wat wel en niet gelukt is op de set opnieuw aan het vertellen. Bij het draaien ben ik dat ook aan het doen, met de acteurs, maar dat is zwaar en intensief, dan ben ik echt aan het freestylen. Maar het vertellen van een verhaal doe ik aan de kop en de staart van het project, en ik ben heel blij dat schrijven daar een steeds groter onderdeel van uitmaakt. Ik merk dat ik het heel leuk vind, ook al ben ik best wel dyslectisch.”

Op de Filmacademie begon Van Rooijen als cameraman. “Dat leek me het moeilijkste om te leren. Het leek me zo technisch, met licht en posities. Toen ik dat onder de knie had, wilde ik vrij snel gaan regisseren. Ondertussen was ik ook al aan het schrijven. Op school haatte ik Nederlandse les. Behalve als we opdracht kregen om een verhaal te verzinnen, dat vond ik ontzettend leuk. Op mijn twaalfde verzon ik een verhaaltje over een jongen die in de trein zijn onzichtbare vriendje van vroeger tegenkwam, maar hem niet meer herkende. Een beetje vreemd verhaal voor een twaalfjarige, maar ik vond het mooi om dat soort dingen te verzinnen.

Ook mijn eindexamenfilm Chalk heb ik zelf geschreven. Maar toen ik na de Filmacademie de wereld inliep en er gevraagd werd wat ik was, zei ik: regisseur. Omdat ik daar als eerste werk in kon krijgen. En dat regisseren deed ik meer en meer, dus ik schreef heel veel met beelden en minder met woorden. Hoewel ik toch een heel stel korte films zelf heb geschreven. Nu ik het in mijn hoofd op een rijtje zet denk ik dat ik zestig, zeventig procent van wat ik heb gemaakt zelf heb geschreven, of er een stevige hand in heb gehad. Ik ben beslist geen regisseur die alleen maar andermans werk verfilmt. Ik ben echt een schrijvende regisseur.

Bij Penoza stond Van Rooijen erom bekend dat hij alle scripts tot op de vierkante millimeter herschreef. “En niet omdat Pieter Bart Korthuis niet fantastisch is. Want dat is hij. En het schrijversteam was ook goed. Maar die hele productie was zo’n snelkookpan. De omroep zegt dat je iets moet maken en dan moet het altijd net wat te snel op zender. De ontwikkeltijd is vaak te kort.

Ik was al blij als we een tweede of derde versie hadden als we gingen draaien. Ik heb mezelf heel snel aangeleerd om dingen op het laatste moment aan te passen. Als twee personages elkaar in aflevering vier al hebben ontmoet, dan kun je dat niet herhalen in aflevering zeven. Terwijl dat wel kan gebeuren als je met schrijversteams van acht man werkt. Ik wil niet blind de pagina volgen, maar continu open staan zodat ik het beste uit een scène of een acteur kan halen. Als een acteur iets fantastisch doet op de set, wil ik dat er ook in kunnen verwerken.

Aanpassen

Hoe belangrijk het script ook is, tijdens de montage weet niemand meer wat er in het script stond. In de montage wil men gewoon zien dat het goed is. Als het niet goed is, kan je niet wijzen naar het script en zeggen: weet je nog dat ik het script wilde aanpassen en dat het niet mocht van jullie? Dat moment heb ik een keer gehad in mijn loopbaan en dat ben ik nooit meer vergeten. De producent zei: je moet het zo draaien. Ik zei: dat klopt niet, maar okay, ik doe het. Toen ik in de montage zat en het niet klopte was ik de lul. Als een film of serie een succes is, dan is het van iedereen, maar is het een flop dan heeft de regisseur het gedaan. Dat zou mij niet meer overkomen. Als het nu niet goed voelt op de set, dan ga ik het gewoon veranderen. Want als het dan achteraf niet goed is, dan krijg ik in elk geval de schuld voor iets wat ik naar eer en geweten heb gedaan. En kan ik het verdedigen.”

Het is volgens Van Rooijen niet zo dat hij continu aan het improviseren is. “Ik wil me alleen niet laten vastzetten. Ik wil de ruimte hebben om te zien hoe het beter kan. Ik leer ook door te monteren. Als er kritiek is op een scène, kan dat komen doordat de belofte van die scène al eerder is ingelost. Dat je twee keer hetzelfde vertelt. Ik merk wel dat ik al tijdens het schrijven aan het monteren ben. Ook met overgangen naar andere locaties ben ik continu bezig met ezelsbruggetjes. Als ik in de montage zit, hoe zou ik dan logischerwijs naar deze verhaallijn gaan? Ik heb soms het idee bij scripts dat scenaristen niet altijd bezig zijn met vloeiende overgangen tussen scènes. Waardoor je soms hele harde overgangen krijgt. Volwassenen vinden dat soms nog wel spannend, maar kinderen haken veel sneller af. Als je een verhaal maakt met allemaal verschillende lijnen en karakters, is het wel fijn als je logisch van de ene naar de andere gaat.”

Ook bij Vampieren van de nacht laat Van Rooijen zien dat hij alle aspecten van het filmvak bestrijkt. “Ik schrijf heel produceerbaar door al die ervaring die ik heb opgedaan, tot en met visuele effecten aan toe. Het nadeel is dat ik mezelf daardoor soms afrem, dat ik iets niet wil bedenken, omdat ik weet dat het niet kan als we straks moeten draaien. Dan denk ik: laat ik maar iets anders verzinnen, dan ben ik straks ook niet teleurgesteld. Maar zo geef ik de productie niets eens de kans om het te proberen. Ik zit mezelf als schrijver soms in de weg. Ik weet bijvoorbeeld uit ervaring dat het lastiger kan zijn om een kleine scènetje op het strand te draaien met twee mensen die ‘s nachts in zee gaan zwemmen, dan bijvoorbeeld suggereren dat een scène zich in Schotland afspeelt, terwijl we in Oezbekistan aan het draaien zijn. Dat laatste kan ik oplossen door de acteurs op een bepaalde manier te positioneren, in combinatie met montage en visual effects. Terwijl ik weet hoeveel ervoor nodig is om een scène op het strand te draaien, dat is productioneel heel lastig. Zoiets sneuvelt al snel in de voorbereiding. Het ultieme voorbeeld is ‘bus rijdt door muur’. Dat is 1/8 pagina op het call-sheet, maar doe het maar eens.”

Schrijven gaat Van Rooijen steeds makkelijker af. Tijdens zijn verblijf in Los Angeles kwam hij erachter dat hij in Amerika makkelijker schreef dan hier. “Misschien toch omdat Nederland klein is en er altijd beperkingen zijn. In Amerika word je als vanzelf uitgedaagd om groter te denken. Hoe kom je op het idee voor een klassieker als E.T. – The Extra Terrestial? Dat had ook in Nederland gekund, maar wij denken hier blijkbaar toch wat aardser.” Hij is overtuigd dat het niet alleen met geld te maken heeft. “Want dat is juist waar wij in Nederland goed in zijn en waar we in het buitenland ook om bekend staan: dat we met weinig geld dingen kunnen maken die er goed uitzien.”

In Los Angeles schreef hij zes speelfilms, waarvan er in elk geval eentje in productie gaat. Dat is de kidnapthriller She’s gone, waarvoor hij in de Amerikaanse acteur Sebastian Stan (bekend als de Winter Soldier uit diverse Captain America– en Avengers-films) zijn ideale hoofdrolspeler heeft gevonden. “Het begint in mijn hoofd. Als ik aan een nieuwe film begin, bedenk ik in bed voor ik ga slapen wat de eerste scène moet worden. De volgende avond begin ik met die eerste scène en verzin ik de tweede erbij. En zo verder. Steeds opnieuw beginnen en dan de volgende scene erbij. Maar ik ben wel een echte plotschrijver, ik begin pas met tikken als ik het einde weet.”

Foto Diederik van Rooijen: Rolf Dekens

Wat zoek je?