Waargebeurd: feit en frictie

Geruchtmakende moordzaken, politieke schandalen. De term ‘waargebeurd’ heeft een magische uitwerking op filmmakers én publiek. Plot gaat deze maand in een tweeluik in op de grenzen tussen feit en fictie. Lianne Damen kijkt in het artikel hiernaast naar historisch drama. Hieronder staan de hoofdpersonen centraal. Omwille van creatieve vrijheid en privacy worden hun namen vaak aangepast. Maar dat neemt niet alle valkuilen weg. 

Maldoror (foto Sophie Gheysens)

“Ik hou van risico”, vertelt de Belgische cineast Fabrice Du Welz tijdens een bijeenkomst op het Internationaal Filmfestival Rotterdam. Dat moet ook wel: voor zijn laatste thriller Maldoror waagt hij zich aan de geruchtmakende zaak-Dutroux. De verwikkelingen rond deze kindermisbruiker en -moordenaar gelden in België nog steeds als een open wond. Du Welz maakte naam met de horrorfilm Calvaire, maar dit keer focust hij zich bewust niet op de gruweldaden. Het gaat hem om het onderzoek naar de zaak. Daarin is volgens hem veel misgegaan.

In zijn scenario veranderde hij situaties en namen. Zo heet Marc Dutroux nu Marcel Dedieu. In Rotterdam discussieert Du Welz met documentairemaker en podcaster Annegriet Wiestma (De Deventer Mediazaak) over feit en fictie. Hoe zien zij als makers hun verantwoordelijkheid? Wietsma vraagt altijd toestemming aan de personen die ze portretteert.

Du Welz zocht voor Maldoror bewust geen contact. “Ik heb groot respect voor de ouders”, antwoordt hij, om daarna te beklemtonen dat de film niet om hen draait. “Het punt dat ik wilde maken is dat het recht niet functioneerde. En ik wilde ook mijn onafhankelijkheid behouden als filmer. ” Als hij voor een ander perspectief had gekozen, bijvoorbeeld dat van de moeder, zou hij zeker contact hebben opgenomen. “Dan speel je met vuur.” Maar hij koos voor fictie en wilde “volkomen vrij zijn”.

Plek innemen

Creatieve ruimte creëren door namen, plaatsen en soms ook de tijdlijn te veranderen: het is een beproefde methode. Recent voorbeeld: Iedereen is van de Wereld, die sinds 12 februari in de bioscopen draait. Deze door Barbara Jurgens geschreven film, is gebaseerd op het waargebeurde verhaal van de jonge Maartje van Winkel en haar vriendin Derakshan Beekzada. Die laatste dreigde in 2004 met haar familie uitgezet te worden naar Afghanistan. De ernstig zieke Winkel schreef een brief naar toenmalig minister Verdonk, waarin ze vroeg of haar vriendin kon blijven en haar plek kon innemen.

In de film heten de vriendinnen Arianne (Sophie Lindner) en Zahra (Maryam Akbari). En de minister werd omgedoopt tot Versluis. Maar de makers zochten wel contact met hun inspiratiebronnen. Al in 2019 meldde de pers dat regisseur Marc de Cloe en producent Reinier Selen hadden gesproken met Derakshan Beekzada en de moeder van Maartje, die hun toestemming voor de film gaven.

Waar sommige makers vrezen dat contact met betrokkenen de creatieve vrijheid inperkt, levert het ook voordelen op. Als je de zege van de hoofdpersoon hebt, wekt dat vertrouwen. En ook publicitair is het gunstig. Zo gaven actrice Maryam Akbari en Derakshan Beekzada een gezamenlijk interview aan het radioprogramma De Nieuws BV over Iedereen is van de Wereld.

Ook het veranderen van namen is niet zonder risico’s. Zo zijn er regelmatig incidenten rond mensen die zich herkennen in een personage. Of worden herkend door anderen. De Amerikaanse politieserie Dragnet opende in de jaren vijftig nog met de klassieke disclaimer: “The names have been changed to protect the innocent.

Zeker in het Google-tijdperk klinkt dat naïef. Richard Gadd kan erover meepraten. Deze Britse schrijver en acteur brak wereldwijd door met de serie Baby Reindeer. Hiervoor putte hij uit zijn eigen complexe verleden. In de serie volgen we zijn alter ego Donny Dunn, een weinig succesvolle komiek die een bijbaantje heeft als barman. Op een avond schuift ene Martha aan. Dunn bejegent haar vriendelijk en dit wekt bij haar verkeerde verwachtingen.

Belastende leugens

Al snel ontvangt hij een lawine aan suggestieve e-mails, verontrustende telefoontjes en duikt ze op allerlei ongewenste momenten op. Dit roept flashbacks op aan een andere beklemmende periode uit zijn leven: als jonge komiek werd hij seksueel misbruikt door een producent. Dunn moet de strijd aangaan met zijn innerlijke demonen. Uiteindelijk confronteert hij de producent en geeft Martha aan bij de politie, waarna ze wordt veroordeeld voor stalking. Gadd is in het echt ook misbruikt en gestalkt, maar fictionaliseerde veel. Toch prees Netflix de serie aan met ‘This is a true story’.

Fanatieke fans doorzochten het internet om personages te ontmaskeren. Al snel ontdekten ze wie de ‘echte’ Martha was: Fiona Harvey. En een aantal trollen beweerden ook de producent te hebben getraceerd. Hun beschuldigende vinger wees in de richting van Sean Foley, een vriend van Gadd. Bewijs ontbrak, maar hij ontving talloze smadelijke berichten en bedreigingen. Gadd was genoodzaakt om publiekelijk te benadrukken dat Foley onschuldig was. Ook verzocht hij dringend om Fiona Harvey met rust te laten.

Het kwaad was al geschied. Harvey reageerde met een rechtszaak. Volgens haar zit de serie vol belastende leugens. Zo is ze bijvoorbeeld nooit veroordeeld. Netflix probeerde de zaak te laten schrappen. Tevergeefs. Het predikaat ‘waargebeurd’ lijkt zich tegen de streamer te keren. In de Sunday Times verklaarde Gadd dat Netflix had aangedrongen op de claim dat het om de waarheid ging, terwijl hij daar zelf over twijfelde. Deze ontboezeming leidde tot een juridische kwestie: als de streamer wist dat de serie fictie bevatte, maar Baby Reindeer desondanks afficheerde als waarheid, kan de rechter dat opvatten als opzettelijke misleiding.

Een van ons

De affaire maakt een ding haarscherp duidelijk: bij gefictionaliseerde producties is de presentatie cruciaal. Neem de veelbesproken serie Een van ons op Canal +. Lovend ontvangen bij de première, maar het applaus werd overstemd door een mediastorm. Kort samenvat: nadat in 1999 de zestienjarige Marianne Vaatstra was vermoord, ontstond er een lange tumultueuze nasleep. Scenarist Willem Bosch en regisseur Michiel van Erp lieten zich vooral inspireren door de maatschappelijke impact van de zaak. Van smeuïge true crime is geen sprake: van meet af aan is de dader bekend.

En er werd gekozen voor fictionalisering. Namen werden veranderd, Marianne heet nu bijvoorbeeld Anneke. De handeling werd verplaatst van Friesland naar het Groningse dorpje Griesbeek. Zoek het niet op de kaart: ook dit plaatsje is fictief. Desondanks lanceerde Canal + Een van Ons als “geïnspireerd op de schokkende moord op Marianne Vaatstra”. Al snel verscheen de volgende krantenkop in de pers: ‘Familie Vaatstra vindt serie over moord op Marianne “afschuwelijk”.’

“Iedere keer als de moord in het nieuws komt heeft dat grote impact op de familie”, liet hun advocaat weten. Bovendien zou niemand hun toestemming hebben gevraagd. Volgens de producent was er contact geweest, maar wilde de familie niet meewerken. Dat de productie zonder het fiat van de nabestaanden toch is geproduceerd, wordt in de (sociale) media, maar ook binnen de sector, soms beschouwd als een faux pas.

Scenarist Willem Bosch vertelde in het radioprogramma Nooit meer slapen dat hij bij zichzelf te rade is gegaan: “Hoe hebben we dit aangepakt?” De zaak beheerste jarenlang het landelijke nieuws. “Ik vind dat schrijvers de agency hebben om daar iets over te vertellen.” Maar dan wel in gefictionaliseerde vorm, om afstand te bewaren. “Dan maak je een afspraak met het publiek: dit is fictief, dit zijn personages en we vertellen iets over die enorme nasleep.”

Juist dat laatste aspect had meer nadruk moeten krijgen, vindt Bosch. “In Het Dagblad van het Noorden stond: bij de marketingcampagne is er gezegd ‘geïnspireerd op de moord op Marianne Vaatstra’. Dat had ‘gebaseerd op een waargebeurd verhaal’ moeten zijn.” Bosch erkent dat het beter was geweest om de naam Vaatstra niet zo prominent te noemen. 

Toeslagenaffaire

Maakt zo’n zin echt het verschil? Of blijft de blik van de kijker toch hangen op ‘waargebeurd’? In de regel wordt de formule ‘Gebaseerd op…’ gebruikt bij een meer feitelijke weergave, terwijl ‘geïnspireerd op…’ meer poëtische vrijheid impliceert. Sommige makers zijn gedetailleerder over hun aanpak. Wie in de jaren negentig afstemde op de veelgeprezen advocatenserie Pleidooi, zag deze tekst in beeld: “Voorvallen die in deze televisieserie worden getoond zijn geïnspireerd op werkelijk gebeurde zaken. Alle personages zijn echter fictief.”

Heldere taal, alsof deze mededeling was opgesteld door de juristen uit de serie. De film De Jacht op Meral Ö vangt aan met een heel ander type tekst, die de kijker meteen confronteert met de rauwe werkelijkheid: “Omstreeks 2009 begint de Belastingdienst ouders die kinderopvangtoeslag ontvingen als fraudeurs te bestempelen, vaak zonder enig bewijs. De overgrote meerderheid van deze ouders had een migratieachtergrond. De gehele kinderopvangtoeslag werd meedogenloos teruggevorderd, zonder oog voor de verwoestende impact die het op levens had.”

De Jacht op Meral Ö (foto Mick van Dantzig, Keplerfilm)

De film is fictie, maar staat met twee benen in de realiteit. Regisseur Stijn Bouma kent de affaire goed: hij maakte er eerder documentaires over. Met scenarist Roelof Jan Minneboo schreef hij het script, waarin vrijwel alles dat hoofdpersoon Meral Ö overkomt is gebaseerd op getuigenissen. Alleen komen die niet van dezelfde persoon. Ze is een zogenoemd composite character: een personage dat is samengesteld uit de ervaringen van meerdere personen. De film maakte veel indruk op de pers en zeker ook op de betrokkenen.

Diverse gedupeerden deelden hun ervaringen vooraf met de makers. Uit een artikel in de Volkskrant bleek dat een van hen gemengde gevoelens had bij de film. Net als Meral is ze van Turkse afkomst en woont ze in Almere. Mensen vragen haar: gaat dit over jou? Maar in de film verkoopt het titelpersonage uit wanhoop haar lichaam. Iets dat de vrouw nooit heeft gedaan. Wat als anderen denken dat dit wel zo is? Volgens haar had het anders gekund: “Als de film was gegaan over een gedupeerde met Caribische wortels uit Rotterdam, was het veel minder herleidbaar geweest.”

Raspoetin

Door recente casussen onder elkaar te zetten, ontstaat allicht de indruk dat hier sprake is van een nieuwe ontwikkeling. Niets is minder waar, Misschien geven (sociale) media een grotere dynamiek aan dit soort kwesties, maar in de filmgeschiedenis doemen ze nogal eens op.

Zo vond er in 1933 een rechtszaak plaats die nog altijd van invloed is. Steen des aanstoots was de MGM-productie Rasputin and the Empress. Nadat de gevluchte Russische aristocraat Felix Yusupov lucht kreeg van dit historische drama, ging hij kijken. Niet verwonderlijk: hij was in 1916 betrokken bij de moord op Raspoetin. Deze mysticus had volgens Yusupov een schadelijke invloed op het toenmalige tsaristische hof. In de film herkende hij zichzelf in personage Paul Chegodieff.

Dit composite character vermoordt Raspoetin in de film. Dat gebeurt pas nadat de mysticus diens vrouw hypnotiseert en verkracht. Die ontwikkeling kwam uit de dikke duim van de scenarist. Smadelijke onzin, vond Yusupov en mede namens zijn echtgenote sleepte hij de studio voor de rechter. Dat leverde hem een schadevergoeding van  $150.000 op en MGM moest de film uit roulatie halen. Deze affaire vormde de directe aanleiding voor een van de meest gebruikte disclaimers: “Elke gelijkenis met een bestaande persoon berust op louter toeval.”

Een typische Hollywood-oplossing: plak er een juridische pleister overheen. Dit soort rechtszaken haalt nog steeds de media, met steeds vaker aandacht voor het menselijke aspect: hoe springen makers om met de personen die ze portretteren? De tijd lijkt rijp voor een brede discussie onder makers. Een one size fits all-aanpak is er niet. Een film als Maldoror is iets totaal anders dan bijvoorbeeld Iedereen is van de Wereld. Maar er zijn genoeg vragen die een plek verdienen op de gespreksagenda. Hoe kondig je een gefictionaliseerde productie aan? Wanneer moet je wel of juist geen toestemming vragen? Wat zeg je dan toe en wat niet? Hoe voorkom je dat een composite character herleidbaar is? En hoe behoud je toch je creatieve vrijheid?

Tot slot is het misschien zinvol te melden dat het vaak wél goed gaat. Soms op een onverwachte manier, zo blijkt uit een anekdote die Fabrice Du Welz in Rotterdam vertelt. Tijdens een interview voor Maldoror in Luik ontdekte hij dat de ouders van een van de slachtoffers in de zaal zaten. Even voelde hij een schok. Na afloop had hij  ruim een uur een gesprek met ze. “En zij begrepen volkomen waarom ik hen niet had gecontacteerd.”

Wat zoek je?