Voor het grote doek

Op het moment dat ik dit schrijf lijken de bioscopen voor de verandering aan de dreigende coronasluiting ontsnapt, dus laten we hopen dat ze ook de rest van herfst en winter open zullen blijven.

Ik zeg dat niet alleen voor mezelf, hoewel ik mijn Cineville- en Pathé- passen de laatste tijd weer goed heb gebruikt, maar ook voor de hele bioscoopbranche, waar nog een periode achter gesloten deuren voor grote financiële problemen zou kunnen zorgen.

Ik heb genoten van de vaderlandse films die ik dit jaar in de bioscoop heb gezien en ik denk dat velen het met me eens zullen zijn dat het een goed filmjaar was, met opvallend veel volwassen producties, waarbij ik bijvoorbeeld zou kunnen noemen Gouden Kalf-winnaar De Veroordeling, NFF-openingsfilm Mijn Vader is een Vliegtuig, de tiende van Alex van Warmerdam en het even Franse als Nederlandse (want vintage Verhoeven) Benedetta.

Ik noem die titels niet voor niets. Het zijn allemaal films die tot het middensegment behoren tussen de (kleinschalige) arthouse en de (grote en/of uitgesproken commerciële) publieksfilms. Ze hebben met elkaar gemeen dat ze allemaal in de tweede helft van het jaar zijn uitgekomen, in de periode vlak voor (De veroordeling), rond (Mijn vader is een Vliegtuig, Nr. 10) of na (Benedetta) het Nederlands Film Festival. Ze hebben ook met elkaar gemeen dat ze tussen de pak ‘m beet 35.000 en 70.000 bezoekers naar de bioscoop hebben weten te lokken, het grote grijze gebied tussen flop en kassucces.

Enerzijds is het zeer begrijpelijk dat deze kwaliteitsfilms in de herfst in de bioscoop draaien. Het is een periode dat veel mensen naar de bioscoop gaan, dus het is logisch dat distributeurs daarop inspelen, en aan de Gouden Films voor de op een breed publiek mikkende films als Liefde zonder Grenzen, Alles op Tafel en De grote Sinterklaasfilm: Trammelant in Spanje kun je zien dat in elk geval sommigen daar ook in slagen.

Het is een internationale trend dat een steeds kleiner aantal films een steeds groter deel van de bezoekers trekt

Maar feit blijft ook dat Nederlandse films de neiging hebben om elkaars publiek te kannibaliseren. Niet iedereen gaat naar Nederlandse films toe en als mensen een keer naar De Veroordeling of Nr. 10 gaan, dan gaan ze daarna weer naar buitenlandse films, want The French Dispatch kreeg ook goede recensies en Titane werd in Cannes met de Gouden Film bekroond.

Ik wil ook niet beweren dat alle films uit mijn betoog in een ideale wereld wel hits waren geworden, maar voor een Verhoeven-film trok Benedetta wel heel weinig bezoekers en ook van Mijn Vader Is een Vliegtuig werd vooraf meer verwacht.

Het zou het makkelijkste zijn om de coronacrisis dan wel 
de twee miljoen bezoekers van de James Bond-film No Time to die de schuld te geven, maar feit is dat het middensegment al langer in het verdomhoekje zit. Het is een internationale trend dat een steeds kleiner aantal films een steeds groter deel van de bezoekers trekt. De verwachting is dat films uit datzelfde middensegment in de toekomst vaker snel op streaming platforms zullen verschijnen, waardoor het bioscoopaanbod, zeker buiten grote steden als Amsterdam, steeds verder zal verschralen.

Het zou er ook toe kunnen leiden dat meer films direct voor streaming worden geschreven en gemaakt en alleen nog voor de vorm in de bioscoop worden gelanceerd, als onderdeel van de PR-campagne voor de streaming release.

Is dat erg? Misschien niet. Maar bij films die niet voor het grote doek van de bioscoop worden gemaakt, wordt toch sneller bezuinigd op de productionele en cinematografische details die de betere speelfilms zo boeiend maken. En die toch ook vaak aan de fantasie van de scenarioschrijvers ontspruiten. Dat is iets wat ons allemaal aangaat, nog los van het feit dat alle aangehaalde films een zo groot mogelijk bereik verdienen via de plek waarvoor ze zijn gemaakt: de bioscoop.

Wat zoek je?