(Niet) Alles is Franchise 

Afgelopen november schreef ik een column over de tegenvallende bezoekcijfers van de Nederlandse films uit het middensegment. In deze nieuwe column kijk ik naar de elf Nederlandse producties die wel succes hadden en goed waren voor een Gouden Film (waarbij ik de internationale co-productie AINBO: Heldin van de Amazone buiten beschouwing heb gelaten).

Het is dus een vervolgcolumn die, als ik dat al zou willen, het begin zou kunnen vormen van een heuse columnfranchise. En dat is wel zo toepasselijk, want eigenlijk maken alle Gouden Films ook deel uit van een franchise – of van een genre dat zo beproefd is dat het inmiddels voor een franchise kan doorgaan. 

Wat daarbij opvalt, is dat een boekverfilming geen garantie voor succes meer is, want die ontbreken (op Zwaar verliefd van Chantal van Gastel na) in de lijst, en dat familiefilms, hoewel succesvol, een minder grote hap uit de taart dan vroeger nemen.

Om met de meest voor de hand liggende franchisevoorbeelden te beginnen: Bon Bini: Judeska In da House (345.790), De nog grotere Slijmfilm (247.506), De grote Sinterklaasfilm: Trammelant in Spanje (210.044), De Club van Sinterklaas en het vergeten Pietje (205.237) en Zwaar verliefd 2 (115.085) zijn allemaal zuivere vervolgfilms, waarvan het aanhoudende succes de mogelijke opmaat vormt naar nog meer filmdelen. Maar ook een van de grootste Nederlandse hits van het afgelopen jaar, Luizenmoeder – de Film (470.114) maakt deel uit van een franchise: de gelijknamige, immens populaire tv-serie.

Een twijfelgeval is Alles op Tafel (272.952). Enerzijds een remake van een succesvolle Italiaanse film (en dus gebaseerd op bestaande Intellectual Property) en gemaakt door het supertrio Will Koopman, Linda de Mol en Frank Houtappels, die sinds het succes van Gooische Vrouwen hun eigen franchise vormen. Anderzijds: niet iedereen kent Perfetti Sconosciuti en het uitgangspunt van een groep vrienden aan tafel zetten zonder telefoon maar met een groot geheim, zorgt voor een vorm van komisch drama die we niet iedere dag in de bioscoop tegenkomen. Dat iedere nieuwe film van Koopman & Co een succes wordt, is sowieso razend knap.

Komen we bij de films die niet op bestaande IP zijn gebaseerd, maar wel tot een veelbeproefd genre behoren: het succes van het terecht veelgeprezen De Slag om de Schelde (507.685) en (in mindere mate) Mijn beste Vriendin Anne Frank (167.310) laat zien dat de Nederlandse film nog lang niet zonder de Tweede Wereldoorlog kan. Beide films bevatten een originele invalshoek, maar leiden niettemin tot de ooit door Paul Verhoeven bij monde van Carice van Houten gestelde vraag: “Houdt het dan nooit op?” Ook de romantische komedies Liefde zonder Grenzen (123.615) en Meskina (145.308) gaan uit van bekende ‘tropes’, al zal ik de eerste zijn om toe te geven dat Daria Bukvic een eigen draai aan laatstgenoemde film heeft proberen te geven.

Sowieso respect voor iedereen die bij bovengenoemde producties betrokken is: een Gouden Film is niet niks en het succes is iedereen van harte gegund. Zeker in corona-achtige tijden kan de Nederlandse film iedere vorm van succes goed gebruiken!

Neemt niet weg dat de commerciële  Nederlandse film aan een zekere eenvormigheid begint te lijden. Gelukkig nog lang niet zo erg als in Amerika, waar alleen nog maar ruimte lijkt te zijn voor ‘event movies’, een ontwikkeling die nog versneld is door de pandemie. Maar toch. Was het ooit zo dat elke derde Nederlandse film gebaseerd leek op een bekend boek, nu lijkt het alsof Nederlandse filmmakers met commerciële ambities nog maar in een beperkt aantal vijvers mogen vissen.

Wat is de boodschap die we aan een volgende generatie scriptschrijvers meegeven?

Natuurlijk heeft ook onze filmindustrie stokken nodig om de grote tent te bouwen waarbinnen ook de kleinere films tot hun recht kunnen komen. En met o.a. Soof 3, de Costa-reboot en een nieuwe Bon Bini in aantocht zal het met die grote films echt wel goed komen.

Maar er was ook een tijd, nog niet eens zo heel lang geleden, dat auteursfilms als Brimstone en Borgman een Gouden Film haalden, en alweer langer geleden dat Simon en Van God los het publiek wisten te bereiken. Maar die spoeling lijkt ieder jaar dunner te worden.

Waar moet de volgende auteurshit vandaan komen? Of gaan de streamers (zie het zeer lezenswaardige artikel van Gertie Schouten) zich daar ook over ontfermen? En wat is de boodschap die we aan een volgende generatie scriptschrijvers meegeven? Als je tevreden bent met kleinschalige arthouse voor een paar duizend bezoekers, dan kun je gewoon je ding blijven doen. Maar als je voor de bioscoop wilt schrijven, en ook nog wilt dat je films door meer dan een handvol mensen wordt gezien, probeer dan alsjeblieft niet iets origineels te verzinnen, maar zorg ervoor dat je binnen een beproefd genre werkt, probeer aan te haken bij een bestaande franchise of verzin iets voor internet, televisie of een streamer dat wellicht later nog tot een speelfilm kan leiden. 

Zoals de makers van de terecht veelgeprezen cultserie Anne+. Al trok hun vermakelijke speelfilm slechts 28.120 mensen naar de bioscoop en zullen zij extra blij zijn met de wereldwijde release van hun film op Netflix.

Wat zoek je?