Krasse knarren en vergankelijkheid
Er schijnt tegenwoordig geen grotere belediging denkbaar te zijn dan ‘boomer’, wat staat voor geriatrisch, stoffig en bekrompen. Deze afkeer voor alles was oud is, is ook terug te zien in het Nederlandse filmlandschap. Fondsen en omroepen herhalen te pas en te onpas dat makers toch vooral jonge kijkers moeten trekken. De marketing van Cineville lijkt zich vooral te richten op grootstedelijke hipsters. Dat is vreemd, want wie een willekeurig arthouse bezoekt zal het opvallen dat een groot percentage van de bezoekers vijftig of ouder is.
Toch is dat niet zo verwonderlijk. Onze samenleving vergrijst, zestigplussers hebben tijd en geld om bioscopen te bezoeken. Ook zij willen zichzelf herkennen in wat er op het scherm te zien is. Titels voor en over ouderen scoren financieel vaak opvallend goed, zeker als Judi Dench (86) of Clint Eastwood (91) de hoofdrol speelt. En ook in artistiek aanzien en inhoudelijke gravitas doen deze films niet onder voor jongere concurrenten. Afgelopen Oscaruitreiking gingen twee van de grote winnaars, Nomadland en The Father, over respectievelijk armoede onder ouderen en dementie. Als succes en prestige in het verschiet liggen, dan is het voor scenarioschrijvers toch de moeite waard om eens te verkennen wat de terugkerende thema’s, patronen en wellicht de valkuilen zijn van de seniorencinema.
Volgens Gemma Derksen, freelance story editor die onder andere werkt voor Omroep Max, is het een misverstand om te spreken over een genre. “Het is vooral een doelgroep. Een belangrijke, steeds grotere doelgroep, zowel voor films als voor dramaseries. Maar de doelgroep is niet eenvormig. Ouderen zijn in die zin net mensen. Hun verschillen zijn net zo groot als bij alle andere leeftijdsgroepen.
Generaliserend zou je kunnen zeggen dat ouderen vaak iets traditioneler en serieuzer zijn en jongeren iets innovatiever en losser. Maar je hebt allerlei andere differentiatiepunten als klasse, sekse en achtergrond, waarbij leeftijd wel een component is, maar niet meer dan dat. Goed opgeleide ‘boomers’ gaan graag naar arthouse films in filmtheaters, terwijl er ook een groeiend ouder publiek is voor de blockbusters.
Laatste ronde, nieuwe kansen
Succesvolle seniorenfilms gaan vaak over krasse knarren: ouderen die er wat moois van maken in het werk of in de liefde. Om te begrijpen waarom dit genre zo goed werkt is The best exotic Marigold Hotel (2011) interessant studiemateriaal. In de openingsscènes worden zeven oudere Britten geïntroduceerd, die allemaal lijken te zijn afgeserveerd. Carrières sukkelen richting pensioen, voor de kinderen zijn ze melkkoetjes of een goedkope oppas, verval begint in te treden, er is geen interesse in hun levenservaring en ook de kans op nieuwe liefde lijkt verkeken. Om verschillende redenen besluiten de zeven zich te vestigen in een bejaardengemeenschap in India. De plek blijkt een stuk minder idyllisch te zijn dan hun in de folder is voorgespiegeld, maar uitgerekend dat motiveert hen om iets nieuws op te bouwen.
Ineens ontdekken de oudjes nieuwe kanten van zichzelf. Evelyn (Judi Dench), die nooit iets anders is geweest dan huisvrouw, kan zich ineens nuttig maken door Indiaanse callcenter-medewerkers te leren om contact te maken met hun Britse klanten; Muriel (Maggie Smith) benut haar vele jaren als huidhoudster om in het hotel orde op zaken te stellen; Madge (Celia Imrie) en Norman (Ronald Pickup) vinden steun bij elkaar in hun zoektocht naar romantiek, en het echtpaar Douglas en Jean (Bill Nighy en Penelope Wilton) vindt in de nieuwe omgeving eindelijk de moed om te erkennen dat het huwelijk op is en ontdekt dat een scheiding niet het einde van alles hoeft te beteken. Iets maken van je leven op je oude dag vraagt dus soms ook om zware beslissingen.
Ze beseffen dat ze op gevorderde leeftijd nog nuttig kunnen zijn met hun werk en vooral voor elkaar. De opleving aan levenslust krijgt een domper als Graham (Tom Wilkinson), schijnbaar het meest kwieke lid van het gezelschap, plotseling overlijdt. “Het is onvermijdelijk. Stop genoeg oude mensen bij elkaar en het duurt niet lang voordat een van hen de geest geeft”, merkt Evelyn bitter op. Maar juist de confrontatie met het feit dat het einde dichterbij is dan het begin, laat de achterblijvers beseffen hoe waardevol hun herontdekte leven is.
Met deze opgewekte insteek werd The best exotic Marigold Hotel hét onverwachte bioscoopsucces van 2011, vooral dankzij bezoekers die in de loop der jaren de bioscopen waren gaan vermijden omdat zij zich niet herkenden in het aanbod. Dit type krasse knarren-tragikomedie zien we ook in Het geheime Dagboek van Hendrik Groen, Grace and Frankie en The Bucket List, en in een arthouse film als L’Avenir.
Held met ballast
Een interessante subcategorie van de krasse knarren-films is de ‘geriaction’, een samentrekking van geriatrisch en actie. Hierin begeven (vrijwel altijd) mannen op leeftijd zich in gevaarlijke situaties, waarbij ze tussen de knokpartijen en halsbrekende stunts af en toe een oneliner scoren over pijnlijke knieën. Een slimme constructie, want deze kwetsbaarheid maakt de onoverwinnelijke actieheld toch de underdog. Naast zijn spierkracht moet hij het vooral hebben van zijn levenservaring en het feit dat hij door zijn arrogante, jongere tegenstanders wordt onderschat. Voorbeelden zijn The wild Bunch, The Rock, Harry Brown, Rocky Balboa en de onuitputtelijke stroom van Liam Neeson-films.
Dat geriaction geen watervaste succesformule is blijkt uit minder gelukte voorbeelden. Arnold Schwarzenegger, nooit gespeend van zelfspot, lukte het niet om na zijn politieke carrière zijn gevorderde leeftijd op een effectieve manier te benutten in films als The last Stand en Sabotage. Misschien was zijn imago als onverwoestbare Oostenrijkse eik zo sterk, dat de zwaktes van ouderdom niet uit de verf kwamen. Het tegenovergestelde kan ook problematisch zijn. In de jaren ’80 was de frisse tegenzin waarmee Indiana Jones (Harrison Ford) aan zijn avonturen begon nog innemend, maar in Indiana Jones and the Kingdom of the crystal Skull in 2007 werkte het niet meer.
Niemand beheerst het geriaction-format beter dan Clint Eastwood, die van omgaan met ouder worden het leitmotief heeft gemaakt in zijn carrière als acteur en regisseur met uiteenlopende films als Unforgiven, Space Cowboys en Gran Torino. Een karakteristieke Eastwood-rol zien we in de thriller In the Line of Fire (1993). Eastwood speelt Frank Horrigan, een lijfwacht in dienst van de Amerikaanse Secret Service. In zijn jonge jaren greep hij te laat in om de moord op President Kennedy te voorkomen, een falen dat hem dertig jaar later nog steeds kwelt. Dan komt Frank op het spoor van Mitch Leary (John Malkovich), een getraumatiseerde CIA-moordenaar die een daad wil stellen door de huidige president dood te schieten. Ondanks zijn gevorderde leeftijd met alle gebreken van dien wordt Frank weer deel van het beveiligingsteam van de President om Leary te vinden of in het uiterste geval de fatale kogel dit keer wél op te vangen.
Zie hier de ultieme kracht van een goede geriaction film. Het is niet de zozeer de fysieke achterstand die de protagonist interessant maakt, maar vooral de last van het verleden die hij meetorst. Dit maakt hem kwetsbaar. Hij krijgt een tweede kans, om oude fouten goed te maken, maar er is ook het risico dat de geschiedenis zich zal herhalen. Dit maakt de inzet van het conflict hoger. Het gaat niet alleen om fysieke, maar ook om geestelijke winst of verlies.
Dood en liefde
Vergankelijkheid is een permanente factor in seniorencinema. Sommige films focussen zich daar nadrukkelijk op. Hier gaat het niet meer om het maximale halen uit het leven of het vinden van verlossing. Het gaat om het onvermijdelijke verval en het einde. Geen luchtig onderwerp dus, maar wel een belangrijk onderwerp. Derksen: “Het is een universeel thema. De dood hoort bij het leven. Hoe ouder je wordt, hoe meer je je daarvan bewust bent. Je ziet dat dit thema leeft. Dat heeft ook te maken met de secularisering. Je moet zelf de zin van het leven vinden. En in hoeverre wil en kun je in deze maatschappij zelf bepalen hoe en wanneer je wilt sterven? Films kunnen dit soort thema’s bespreekbaar maken.”
In zo’n geval zit het drama vaak in de vraag hoe de personages met deze realiteit omgaan. Hier is geen indringender voorbeeld van dan Michael Haneke’s film Amour (2012). Georges (Jean Louis Trintignant) en Anne (Emmanuelle Riva) zijn een echtpaar van gepensioneerde muziekdocenten in de tachtig, die een prettig leven leiden in hun appartement in Parijs. Als Anne wordt getroffen door een serie beroertes, laat ze Georges beloven dat wat er ook gebeurt hij haar nooit naar een verzorgingstehuis zal brengen. En Georges houdt zich aan zijn woord, terwijl Anne geestelijk en lichamelijk steeds verder achteruit gaat.
Haneke is van mening dat de beste films kijkers doen wegkijken. Hij onthoudt zijn publiek dan ook geen enkel detail van de pijn, de angst en vernedering die het verval met zich meebrengt. Ook de omgeving van Georges en Anne, met name hun dochter (Isabelle Huppert), wordt het te veel en roept dat het niet langer zo kan, dat er wat moet gebeuren. Georges begrijpt dat een radicaal ingrijpen meer kwaad dan goed zal doen. Hij windt er geen doekjes om: “Het zal zijn zoals het tot nu toe verliep. Het zal van kwaad tot erger gaan en op een dag houdt het op.”
De dood, die van dierbaren en die van jezelf, is de onvermijdelijke conclusie van het ouder worden en van het leven zelf. Haneke kijkt deze waarheid recht in het gezicht er vindt er daardoor berusting in en zelfs iets verheffends. Het huwelijk van Georges en Anne, zo wordt geïmpliceerd, heeft zoals iedere andere relatie moeilijke tijden gekend. Maar in deze pijnlijke situatie, waar de dood het enige perspectief is, laat de liefde zijn ware gezicht zien doordat ze er voor elkaar zijn, voor elkaar zorgen en elkaar beschermen. Haneke wist dat te vatten. Het is dan ook niet verwonderlijk dat deze loodzware film toch een Oscar wist te winnen voor beste buitenlandse film.
Films over verval, voor elkaar zorgen en de dood kunnen ook een luchtere, behaaglijker toon aanslaan dan Amour, zoals gebeurde in The Leasure Seeker. Het deze zomer uitgebrachte Supernova behandelde de thematiek door de ogen van een stel bestaand uit twee mannen in de vijftig, van wie een wordt getroffen door Alzheimer.
Sterke contrasten
In de kern moet succesvol seniorendrama het hebben van hetzelfde als iedere andere goede film: een sterk geconstrueerde plot en innemende personages. Maar ondanks de rijkheid aan mogelijkheden is er misschien toch een constante: de sterke contrasten. Het contrast tussen nieuwe perspectieven en een naderende dood, wat werkt als een drijfveer voor het grijpen van kansen (The best exotic Marigold Hotel); het contrast tussen oude fouten herhalen en het vinden van verlossing (In the Line of Fire); het contrast tussen de ultieme prijs en beloning van de liefde (Amour). En sterke contrasten werken vaak goed in drama. Daarom is het helemaal niet verwonderlijk dat seniorendrama vaak een veel bredere doelgroep bereikt.
Derksen: “Wij maken vaak onderscheid tussen verhalen vóór en óver ouderen. Het is een misverstand dat films en series voor ouderen gaan over ouderdom, en bevolkt worden door oudere personages. Dat kan, maar het hoeft niet. Ouderen kijken ook graag naar jongere personages – dat waren ze tenslotte vroeger zelf ook. Andersom kijken jongeren op naar ouderen. Grace and Frankie heeft bijvoorbeeld een enorme schare jonge fans.”
Derksen ziet nog iets anders: “De nadruk op jong als maatschappelijke norm, leidt vooral bij vrouwen tot leeftijdsdiscriminatie. Een grijze mannelijke actieheld is nog interessant, maar oudere vrouwen zijn dor hout als ze niet voldoen aan het ideaal van de eeuwige jeugd. Toen Andie MacDowell dit jaar stopte met het verven van haar haar, kreeg ze een storm aan reacties. De NPO heeft het steeds over verjonging, maar ik denk dat dit een heel onverstandige koers is. Niet alleen omdat alleen ouderen nog lineair kijken. Je beperkt zo ook het aanbod én het bereik. Drama kan juist heel leeftijdsinclusief zijn.”