De Ontvoerde Scenarist – een nieuwjaarsverhaal

Waarom ik gekneveld en geblinddoekt op de achterbank van de met grote vaart door de nacht voortsnellende jeep lag, was me volkomen onduidelijk. Waarom zou iemand juist mij ontvoeren? Een aantal diepe kuilen in de weg bezorgden me pijnscheuten in mijn rug en nek. Ik probeerde wanhopig te spreken, maar veel meer dan “hnng, hnng” kwam er niet door de stof heen. Bovendien werd er keihard muziek van Hans Zimmer gedraaid, zo te horen uit Interstellar. Pech op pech…

Illustratie Don Duyns

Iemand rukte de ruwe lap stof voor mijn ogen weg. Ik knipperde tot de solarvlekken van het felle licht voor mijn ogen verdwenen. Tot mijn schrik zat ik recht tegenover een van de beruchtste criminelen van dit land, een persoon zo gevaarlijk dat alleen al het noemen van z’n naam fataal kan zijn. Alleen al denken aan deze figuur kan al voor een aanslag op je leven zorgen.
“Wat wilt u?” vroeg ik schor, nadat ook de knevel was verwijderd.
Tot mijn stomme verbazing begon hij te zingen, in een ijle, opvallend hoge stem.
“Ik wil een film maken, iets dat beklijft. Een film met mij in de hoofdrol, die jij voor me schrijft.”
Ik slikte hoorbaar.
“Waarom zingt u?”
“Dat heb ik zo gezien in Emilia Pérez”, sprak de misdadiger, wiens naam niet genoemd mag worden. Een gouden tand blikkerde in zijn brutale, zinnelijke mond. Op tafel tussen ons in lag een vlijmscherp Japans slagersmes, zo eentje als in Blink twice wordt gestolen. Ik kon maar beter meewerken… Denk, denk terug aan de lessen op de filmacademie. Hoe zei Ernie Tee het ook alweer?
“En eh in wat voor genre? Welke arena?”

Conflict is fijn in drama, maar niet in je echte leven, wordt altijd gezegd door deskundigen en ze hebben gelijk

Even fronste hij. Achter hem in de benauwde, ovalen ruimte zag ik wat vakliteratuur staan: de Save the cat-boeken, The soul of screenwriting en het onvermijdelijke Story van McKee. Ondanks mijn penibele situatie bedacht ik me wat voor enorme hekel ik aan dat overschatte boek had, maar een harde roffel op tafel bracht me terug in het hier en nu, midden in mijn ‘inciting incident’. Conflict is fijn in drama, maar niet in je echte leven, wordt altijd gezegd door deskundigen en ze hebben gelijk.
“Dus wat voor genre?”, vroeg ik nogmaals.
“Je vindt dit waarschijnlijk een grote giller / maar ik dacht aan een komische actiethriller.”
Het dwangrijm en de vreemde zang van de man begonnen me te irriteren.
“Dat is een heel moeilijk genre”, zei ik strenger dan ik wilde en ik zag zijn hand naar het mes schieten. “Maar”, ging ik gauw door, “niet onmogelijk.”
Voor even stopte hij met zingen: “Als iemand het kan, ben jij het.”
Dat had iemand eerder tegen mij gezegd. Een man die samen met mij een grote serie zou gaan schrijven. Dat was hij een paar maanden later alweer vergeten, trouwens.
“Een actiethriller, prima!”

Een halve maand heb je, rare vogel. Is het dan niet af, dan krijg je de kogel

Hij pakte mij bij mijn keel. “Fijn dat je het doet. Komisch”, zei hij, “dat kun jij toch goed?”
“Ze zeggen het”, antwoordde ik met piepende stem, nadat hij me losliet. “Hoe lang heb ik?”
“Een halve maand heb je, rare vogel. Is het dan niet af, dan krijg je de kogel.”
Kut, dacht ik. Twee weken…
“Mag ik ook nee zeggen?”
In plaats van te antwoorden begon hij te lachen. Ik zag de gouden tanden achter in zijn mond glinsteren.

*

Even later maakte ik een onvergeeflijke fout. Ik zei iets waar ik nog vaak badend in het zweet van wakker schrik. “Ik zal die film schrijven, maar eh, kunt u wel acteren?”
Het volgende moment voelde ik een letterlijk stekende pijn; hij had het mes met grote kracht in de rug van mijn rechterhand gedreven. “Hijo de puta!”, riep ik, want schelden doe ik graag in het Spaans.
“Schrijven jij”, bromde hij bars. “Schrijven, of ik slacht jou en je familie af.”
“Maar…”
“Say nothing.”
Hij liep weg en sloot de deur achter zich.
Waar was ik eigenlijk?
Allejezus, in een geblindeerde stacaravan. Waarschijnlijk neergeplant in een verlaten vakantiepark ergens in Chaam of Gasselternijveen. En mijn telefoon hadden ze ook afgepakt, dus hulp inroepen was onmogelijk.

*

Nu zit ik, met mijn hand in het verband, aan de stalen tafel, onder een TL-lamp, achter mijn laptop. Naast mij staat alles om mijn cholesterol nog verder naar de gallemiezen te helpen: een bak wokkels, zakken honingdrop, blikjes cola light, bier. Ook staat er een flesje inktzwarte weedolie en een zakje coke, voor m’n uppers en downers. Ik prop mijn mond vol met wokkels en begin te typen.

Ik voel me als Chili Palmer in Get Shorty, of eerder als Paul Sheldon in Misery, alleen is mijn kwelduivel geen bipolaire superfan met het gezicht van Kathy Bates, maar een gevaarlijke misdadiger. Om het uur komt een van de slecht geschoren handlangers – Marc of Bart – checken hoeveel woorden ik heb geschreven. Als het er minder dan 2000 zijn dreigen ze een van mijn vingers af te snijden, als de violist in The Banshees of Inisherin, al deed die het zelf.

“Harder werken”, grommen ze, “de baas heeft haast.”
Gelukkig zingen zij niet.
“Waarom heeft hij haast?”
“Dat gaat je geen reet aan.”
En weg zijn ze.

*

Gek genoeg functioneer ik onder tijdsdruk het beste – zoals wel meer auteurs – en de eerste akte vliegt vanuit mijn hoofd op het papier. Ik verzin een licht vervormde versie van de crimineel, een man die nog maar een paar weken te leven heeft en al zijn wandaden wil terugdraaien. Tegelijk ziet hij steeds een schim opduiken, uiteindelijk blijkt dat – aan het einde van akte één – zijn eigen jonge versie te zijn. Als twist overweeg ik nog daarvan zijn zoon te maken, uit op wraak na een verschrikkelijke jeugd.

*

Net als ik aan de tweede akte begin vliegt de deur van de stacaravan open en staat de crimineel vlak voor me. “Wat is dit godverdomme!” Geen zang meer, ook geen zachte stem. Pure onversneden woede.
“Heb je het gelezen?”, vraag ik onschuldig. Qua feedback ben ik wel wat gewend, na jaren meetings met omroepdramaturgen, regisseurs en producenten.
“Ja! Ja, ik heb het gelezen! Klootzak.”

PATS! Mijn laptop belandt op de grond. Het scherm slaat meteen af

Dat was nieuw voor me. Feedback okay, uitgescholden worden was wel heel old school. “Wat werkte er niet voor jou?”, begin ik in mijn aangeleerde schrijversjargon.
Geagiteerd beent hij, amper 1 meter 60, door de benauwde ruimte. “Wat er niet werkte? Alles! Anders gezegd, niks werkte. Zak! Ik heb geen een keer gelachen. En de protagonist heeft helemaal geen need en want.”
Het was duidelijk dat hij de tijd had genomen om die handboeken ook echt te lezen.
“Ik zal je een geheim vertellen”, fluisterde ik, “dat gedoe met needs en wants slaat nergens op. Allemaal gebakken lucht. Iemand moet iets willen, okay, maar de rest is…”
PATS! Mijn laptop belandt op de grond. Het scherm slaat meteen af.
“Wat doe je mafkees!”, roep ik woest en meteen staan de twee handlangers in de caravan, met getrokken revolvers.

Hun baas begint te grinniken. “Okay, dus deze meelwurm heeft wel karakter. Ik dacht al dat ik me vergist had. Dat ik Maria Goos of Ashar Medina had moeten pakken of Tarantino zelf. Maar jij hebt ballen. Okay. Je hebt nog één kans. Morgen wil ik een nieuwe eerste vijftig pagina’s en als die goed zijn… blijven jij, je ouders, je vriendin, je hond en al je kennissen misschien in leven.”
Of hij bluft weet ik niet, maar zodra hij de ruimte uit is, snuif ik in één keer het hele zakje coke op. Wakker blijven is nu noodzaak.
Ik typ. Ik typ zoals ik nog nooit heb gedaan.

*

Er zijn mythes over scenaristen die in een of twee dagen een heel scenario hebben geschreven. Ik weet nu dat die mythes waar zijn. Zonder enige remmingen en met bloedende vingers (als die van Miles Teller in Whiplash) ram ik dat klotescript eruit. Ik wil hier weg, ze zullen me zoeken, ik geef hem wat hij wil. Inspiratie, doodsangst en tijdsdruk mengen zich totdat ik een schrijfmachine ben, een totaal bezeten tekstgenerator. Uren later zit ik hijgend achter mijn keyboard.
Mijn scenario THE RETURN OF KING JOE is af.

Don Duyns (foto Nina Schollaardt)

Dit is, denk ik, het beste dat ik ooit geschreven heb. Jammer dat die ellendeling de hoofdrol wil spelen. En dat niemand de film waarschijnlijk zal zien, deze film zal voor privégebruik gemaakt worden. No matter. Ik heb dit overleefd, dat is het belangrijkste.

*

Dan versplinteren de ramen met grof geweld. In het zwart geklede en gemaskerde mannen en vrouwen vallen binnen, hun wapens getrokken. “Handen omhoog”, roepen ze. Ik hef mijn handen en zeg: “Dit is een misverstand mensen, ik was ontvoerd.”
Het volgende moment lig ik op mijn buik en voel ik een knie in mijn rug, tot er koude handboeien om mijn polsen worden vastgeklikt. Ik word overeind getrokken en kijk naar de gewapende eenheden om me heen. Eentje zegt er in een walkie-talkie: “Dader gearresteerd, we onderzoeken nu de locatie.”
Kasten worden geopend, laden omgekeerd. Ik hoor mensen tussen hun tanden een tjoerie maken. “Die is erbij”, mompelt iemand.
“Sorry hoor”, roep ik. “Ik ben hierheen vervoerd door een crime boss.”
De leider van de gewapende eenheid doet haar helm af en glimlacht. “Jij bent nogal in de war geloof ik, Menno X. Jij bent zelf de crime boss.”
“Maar… maar ik ben hierheen gebracht en moest hier blijven. Geloof het of niet, ik moest een scenario schrijven.”
“Waarom zouden ze jou een scenario laten schrijven? Jouw specialiteiten zijn mensen door hun knieschijven schieten of met hun voeten in het cement in het kanaal gooien.”
“Maar doe toch niet zo raar”, roep ik hoog, “wat u zegt is allemaal niet waar.”
En dan besef ik het, met een schok die mijn bloed omvormt tot koelstof.
Waarom zing ik?
Waarom zie ik in mijn mond gouden tanden blikkeren?
En waar is de wond in mijn hand?
Wie is, godverdomme, Keyser Söze?
“Ik woon hier helemaal niet”, zeg ik, me verzettend tegen mijn rijmdrift.

“Deze caravan staat op jouw naam. Afvoeren.”
“Nee wacht”, roep ik, “Ik kan bewijzen dat ik hier heb zitten schrijven.”
Ik wijs op de laptop, geef het wachtwoord (BLADERUNNERX@1968) en de vrouw met de harde blik drukt op enter. Triomfantelijk lach ik. Kijk, dit is het scenario voor…
Ik val stil.
In plaats van het beste scenario van de laatste dertig jaar, lees ik honderden keren mijn eigen zin terug. Als ze me beetpakken zie ik nog één laatste beeld voor ze me een zwarte kap opzetten: mezelf als Anthony Perkins die, aan het einde van Psycho, zittend in een isoleercel een weerloze vlieg straffeloos over zijn hand laat kruipen.

Gek genoeg functioneer ik onder tijdsdruk het beste..
Gek genoeg functioneer ik onder tijdsdruk het beste…
Gek genoeg functioneer ik onder tijdsdruk het beste…
Gek genoeg functioneer ik onder tijdsdruk het beste…
Gek genoeg functioneer ik onder tijdsdruk het beste…
Gek genoeg functioneer ik onder tijdsdruk het beste…

Wat zoek je?