De kunst van de positieve film

Deze zomer is in EYE een retrospectief te zien van het werk van Steven Spielberg. Dat een instituut gewijd aan filmkunst een prominente plek biedt aan de regisseur van Jaws, E.T. en Raiders of the Lost Ark, is een teken aan de wand. Er is een herwaardering voor Spielberg’s werk. Jarenlang werd Spielberg binnen het wereldje van de kwaliteitscinema bekeken met enig dedain en soms zelfs verguisd. Spielberg maakt namelijk positieve films. En daar is cinema niet voor bedoeld!
 

Een terugkerend thema in het oeuvre van Spielberg is het fatsoen van de gewone man, die onder ongewone omstandigheden tot grootse daden in staat blijkt. Deze boodschap wordt vaak verward met oppervlakkigheid, een behoefte om het publiek te pleasen en op die manier veel geld te verdienen. Zoals regisseur Terry Gilliam het verwoorde in zijn kritiek op Spielberg: “In de plaats van vragen te stellen, komt hij met antwoorden, en niet erg slimme antwoorden.”
Maar de laatste jaren begint Spielberg, geleidelijk, tamelijk respectabel te worden onder de highbrows. Hij was juryvoorzitter van het Cannes Filmfestival, vooraanstaande filmmakers als Paul Thomas Anderson en Jeff Nichols noemen hem als voorbeeld en nu komt er dus dat retrospectief in EYE. Misschien dat Spielbergs films – en de positieve film in het algemeen – inhoudelijk en artistiek meer om het lijf hebben.

Wat maakt een positieve film?

Films die het goede van de mens laten zien, benoemen we als entertainment. Films met een pessimistische blik op de wereld, benoemen we als kunst. Dat lijkt de gangbare opvatting. Is dit een oversimplificatie? Nauwelijks. Critici loven films van Haneke, Dumont en Seidl omdat ze laten zien dat ‘mensen beesten zijn’ en beschaving ‘een dun laagje is’. Winnaars op belangrijke festivals zijn vrijwel zonder uitzondering films over zware onderwerpen. Komedie wordt beschouwd als een minderwaardig genre.

Maar negatieve cinema kan ook kitsch zijn. Neem het werk van Todd Solondz. Hij maakte naam met gewaagde films over losers en seksueel geperverteerden zoals Welcome to the Dollhouse en Happiness, maar toen hij met Storytelling in herhaling viel, begon men te twijfelen: is dit nou werkelijk een compromisloze blik op het menselijk tekort of een misantropische freakshow? En laten we niet vergeten dat vrijwel iedere superhelden-film tegenwoordig kiest voor een duistere toon, waardoor deze kwalificatie hoe langer hoe meer aan betekenis verliest.
Bij positieve films denkt men al snel aan feelgood films: opwekkende, licht verteerbare komedies met een snufje serieuze thematiek. Dit genre valt zeker onder de noemer positieve film, maar de term ‘positief’ wordt hier breder gedefinieerd. Denk aan 12 Angry Men, waarin binnen de groepsdynamiek van een jury gewetensvol redeneren het wint van vooroordelen, of Room, waarin een moeder en zoon na jarenlange gevangenschap hun weg vinden in de buitenwereld door hun onvoorwaardelijke liefde, of zelfs One Flew Over the Cuckoo’s Nest, waarin de held verliest in lichaam maar wint in geest.
Positieve film zijn dus alle verhalen waarin op het eind het goede in de mens de overhand krijgt. En waarin behulpzaamheid, groepsdenken, billijkheid en ander goed gedrag niet louter oppervlakkig en hypocriet zijn, maar deel van de menselijk aard. Lees de boeken van bioloog Frans de Waal er maar op na. Als film – in de woorden van Haneke – een medium is dat ‘de waarheid kan onthullen’, dan zijn films die het goede laten zien niet per definitie inferieur aan films met een grimmige insteek.

Leve de rechtsstaat!

Spielberg’s Bridge of Spies vertelt het waargebeurde verhaal van de Amerikaanse advocaat James Donovan, die wordt aangesteld om Sovjet-spion Rudolf Abel te verdedigen. Het bijstaan van een verrader op het heetste moment van de Koude Oorlog levert Donovan de haat op van patriottische Amerikanen. De CIA wil dat hij informatie uit zijn cliënt loswurmt en het juridisch establishment verwacht dat hij zijn rol speelt in een showproces. Donovan weigert zijn zwijgplicht te schenden, wil dat de wet tot op de letter wordt nageleefd en redt zo de schuldige Abel van de elektrische stoel.
Hoewel Spielberg ontkent dat Bridge of Spies is bedoeld als parabel, is het niet moeilijk om overeenkomsten te zien tussen de film en recente vraagstukken omtrent Guantánamo Bay, waterboarding en metadata. Als een land wordt bedreigd door nucleaire oorlog of terrorisme, is het verleidelijk om je toevlucht te nemen tot grensoverschrijdende, harde maatregelen. Maar de principes van de rechtsstaat zijn er niet alleen om na te leven in situaties waarin dat opportuun is, maar juist wanneer dat het moeilijkst is.

Hoe belangrijk Donovans houding is, blijkt als de Russen de Amerikaanse piloot Gary Powers neerhalen en gevangen nemen. Donovan wordt naar Berlijn gestuurd om te onderhandelen over een uitruil van Abel en Powers. In Duitsland vaart hij zijn eigen koers. Met een gewaagd staaltje driehoeksdiplomatie probeert hij ook de Amerikaanse student Frederic Pryor uit handen van de Oost-Duitsers te krijgen.
Als het moment van de uitruil op de befaamde Glienicker Brücke is aangebroken, spelen de communisten het spelletje blufpoker tot het allerlaatste moment door. Ze lijken alleen Powers te willen laten gaan. CIA-agenten bevelen Abel om door te lopen, maar in plaats daarvan luistert hij naar Donovan, met wie hij bevriend is geraakt. Hij blijft wachten tot ook Pryor is vrijgelaten. Tijdens dit sleutelmoment wordt Donovans humanisme beloond.
Niemand kan Spielberg’s Bridge of Spies beschuldigen van oppervlakkig padvindersidealisme. De film bevat relevante thematiek, morele dilemma’s, relaties met politieke en persoonlijke tegenstrijdigheden, én een happy end dat niets afdoet aan deze complexiteit. Spielberg’s meesterzet, die Bridge of Spies behoedde voor sentiment, was dat hij het script had laten herschrijven door Joel en Ethan Coen. Zij voorzagen de film van een goede dosis ironie. Als aan het begin de politie Abels huis binnenvalt, treffen ze een verdachte in zijn onderbroek die beleefd vraagt of hij zijn kunstgebit mag indoen voor hij wordt afgevoerd. Oog voor het absurde zorgt voor lachsalvo’s, waardoor de kijker zich makkelijker openstelt voor de serieuzere momenten.

Chagrijn en sarcasme

Een ander vooroordeel over positieve cinema, is dat het een trucje is. Wie de juiste ingrediënten mengt, krijgt een opgewekte film. Het publiek voelt zich goed en de maker kan zijn zakken vullen. Was het maar zo simpel! Er zijn talloze voorbeelden van positieve films, soms van getalenteerde makers, die om uiteenlopende redenen de plank missloegen.
Een positieve film moet zijn onderwerp behandelen met een zekere opgewektheid, zonder dat het triviaal wordt. Zo stond de makers van Soof een romcom voor ogen die begint waar anderen ophouden. Het plot draait niet om het vinden van de liefde maar om wat daarna volgt: stress met kinderen, botsende carrières en de verleiding van nieuwe gezichten. Een prikkelend idee, maar wie aan romcom serieus huwelijksdrama wil toevoegen, kan niet op het einde alles oplossen door de ontrouwe echtgenoot een olijk dansje te laten opvoeren. Dit is zo’n makkelijk antwoord als waar Gilliam over klaagde.

Ook kan een positieve film zichzelf in de vingers snijden door niet trouw te zijn aan z’n eigen ideeën. Sex and the City bepleit dat liefde belangrijker is dan consumeren, maar de liefde die in de film de boventoon voert is de liefde voor dure jurken en schoenen. 50/50 wil de strijd met kanker verbeelden met een portie lekker incorrecte humor. Het zwaarste fysieke symptoom van de dodelijke ziekte is dat de hoofdpersoon niet in staat is de seks met een mooie meid af te ronden. Deze films bewijzen lippendiensten aan hun ideeën, maar zetten die niet consequent door. Hierdoor voelen ze hypocriet.
Soms zit de fout ‘m in standaard dramaturgische kwesties, zoals onuitgewerkte personages. In Hector and the Search For Happiness besluit een psychiater die zijn oppervlakkige patiënten zat is, op wereldreis te gaat om uit te zoeken wat mensen in de Derde Wereld gelukkig maakt. De mensen die hij tegenkomt gaan niet verder dan karikaturen – de wijze monnik, vrolijke Afrikaan, Aziatische prostituee- , die hem platitudes over geluk voorkauwen en dan weer uit zijn leven verdwijnen zonder dat er echte interesse wordt getoond in wie ze zijn.

Ook kan een verkeerde stijlkeuze een film tegenwerken. Regisseur Ben Stiller en scenarist Steven Conrad proberen de mogelijkheden van filmtaal op te rekken in The Secret Life of Walter Mitty: foto’s komen tot leven, decors zijn opzettelijk kunstmatig, fantasieën en werkelijkheid lopen door elkaar. Deze gestileerde stijl schept afstand, wat het erg moeilijk maakt om mee te gaan met de titelfiguur, en dat is nou precies waarbij een film als deze bij staat of valt.
Mensen zijn van nature voorzichtig met het toelaten van emoties. Een film kan ze daartoe verleiden. Als een film aandringt op emotie, en daar niet in slaagt, kan dat het tegenovergestelde effect hebben. Misschien dat positieve films daarom zo’n slechte naam hebben. Een mislukte horrorfilm is gewoon saai. Een film die te hardnekkig vraagt om sympathie, ontroering en vreugde, maakt chagrijn en sarcasme los.

Solidariteit

Pride vertelt het waargebeurde verhaal van Lesbians & Gays Support the Miners (LGSM), een groep Londense homorechtenactivisten die tijdens de Britse mijnwerkersstaking van ‘84/’85 geld inzamelden voor de stakende mijnwerkersdorpjes. Deze film vermijdt bovengenoemde valkuilen. Zo lukt het de makers om de juiste balans te vinden tussen luchtigheid en gravitas.
De film toont het plezier van samen actievoeren. Iedereen die dat ooit heeft gedaan zal zich daarin herkennen. Scènes van ongegeneerde vreugde, met muziek en dans, maken Pride bijna een musical. Maar deze vrolijkheid zorgt er nooit voor dat de gay-bashings, de aidsepidemie en de kou en de honger in stakingstijd triviaal worden. Ook het einde is niet louter triomf. De staking wordt verloren, maar iets anders wordt gewonnen: vriendschap tussen de flamboyante homo’s en de provinciale arbeiders. Bij de slotscène lopen de vakbonden mee in de Gay Pride en helpen ze homorechten op de politieke agenda te krijgen. 
De meest indrukwekkende artistieke prestatie van Pride is dat het script van Stephen Beresford talloze plotlijnen behandelt, zonder dat de kijker zich ooit afvraagt wie dat personage ook al weer is of dat een relatie onderontwikkeld aanvoelt. Zelfs het personage dat het dichtst bij een schurkenrol komt, de mijnwerkersweduwe die het verbond met LGSM tegenwerkt, krijgt diepgang. Zij vreest dat de associatie met homo’s en lesbiennes de zaak van de mijnwerkers schade zal toebrengen, maar haar drijfveren gaan dieper: het moment waarop het dorp haar buitensluit als stijve kakmadam, doet de kijker bijna net zoveel pijn als dat het haar doet. 


Dat alle plotlijnen in Pride overeind blijven, is te danken aan het feit dat ze bijeen worden gehouden door het thema solidariteit. Ieder personage en iedere relatie weerspiegelt dit thema. Regisseur Matthew Warchus begreep waarschijnlijk dat een film waar zoveel inzit zich wel eens in de staart kon bijten met teveel cinematografische acrobatiek. Daarom is gekozen voor een dienstbare visuele stijl die nooit de aandacht op zich vestigt, zodat kijkers zich kunnen concentreren op plot, karakter en ideeën.
Als het zo goed wordt gedaan als in Pride, lijkt het maken van een positieve film heel gemakkelijk, zoals altijd in cinema. Maar er is geen formule. Het beste wat je kunt zeggen, is dat het een kwestie is van het vinden van de juiste balans, en die ligt bij iedere film anders.

Morele moed

Pride illustreert een ander aspect van de positieve film, wat het best wordt geïllustreerd met de woorden van regisseur Ken Loach: “Films die mensen met een arbeidersachtergrond uitbeelden als slachtoffers, worden doorgaans enthousiast ontvangen. Maar soms probeer je wat anders: verhalen gebaseerd op briljante mensen, die zich door zelfstudie hebben ontwikkeld, zichzelf goed kunnen uitdrukken en zichzelf hebben verbonden aan een politieke strijd. Zo gauw je daar een film over maakt, word je beschuldigd van prekerigheid.”
Deze woorden zijn ook van toepassing op talloze andere groepen waarvan in films een eenzijdig, negatief beeld wordt gegeven. Iets positiefs, bijvoorbeeld dat de brave burgermannetjes onder extreme omstandigheden in staat zijn tot fatsoen en heldendom, zoals in Spielberg’s films, is verfrissend tegendraads. Ook het brengen van een optimistische boodschap vergt morele moed.

Wat zoek je?