Wat is de ideale lengte van een film?

Het is een veelgehoorde verzuchting: films worden veel te lang. Inderdaad lijkt de speelduur toe te nemen. Maar is dat de enige reden waarom je bij sommige films steeds op je horloge kijkt? Vaak ligt dat ook aan de inhoud, dus aan het scenario. Wanneer heeft een script de juiste lengte?

Twee januari 2023, rond half elf. Als het licht uitgaat in de filmzaal van het Amsterdamse debatcentrum De Balie, is ongeveer een kwart van de stoelen bezet. Dit publiek zal vandaag weinig daglicht zien. Op het scherm verschijnt Sátántangó (1994) met een speelduur van maar liefst 7,5 uur. Regisseur Béla Tarr wilde de film het liefst uitbrengen zonder pauzes, maar vandaag wordt de film toch vertoond met twee onderbrekingen.

Voorlopig blijft de deur nog dicht. Op het scherm verschijnen zwart-witbeelden van een collectief landbouwbedrijf, ergens op het Hongaarse platteland. Koeien sjokken de stal uit en verspreiden zich in een log tempo over het erf. Sátántangó is begonnen.

Recordlengte

7,5 uur lijkt misschien lang voor een film, maar het is bij lange na geen record. Dat gaat naar Amra Ekta Cinema Banabo (2019), geschreven en geregisseerd door Ashraf Shisir. Deze film uit Bangladesh duurt 1265 minuten, oftewel ruim 21 uur. Toch was hij te zien op dertig internationale festivals en verzamelde daar 26 prijzen. De recordlengte staat de waardering dus niet in de weg.

Best opvallend: er zijn talloze films met een aanzienlijk kortere speelduur, die door de filmpers bestempeld worden als veel te lang. Het begrip ‘speelduur’ wordt sowieso bediscussieerd. Films zouden steeds langer worden. Hoewel een groot deel van de releases zoals vanouds rond de anderhalf uur duurt, zijn films van tegen de drie uur niet uitzonderlijk. Ze zijn er altijd geweest, adaptaties van vuistdikke bestsellers bijvoorbeeld. En films die het goed doen tijdens prijzengala’s. Maar tegenwoordig valt op dat juist veel populaire blockbusters opvallend lang zijn.

Bij de release van No Time to die (2021), de langste James Bond-film ooit, kopte de Britse krant The Independent plagerig No Time to pee. Ook de lengte van The Batman deed veel wenkbrauwen fronsen:2 uur en 55 minuten. Nog voor zijn film Avatar: the Way of Water uitkwam, nam schrijver en regisseur James Cameron al de vlucht naar voren. Zijn science-fictionepos duurt een forse 3 uur en 12 minuten. “Ik wil niemand horen klagen die wel acht uur aan een stuk zit te bingewatchen. Ik kan dat deel uit de recensie al bijna schrijven: ‘De tergend lange film van drie uur…’”

Je hebt als filmtheater trekkers nodig. En die zijn soms lang

Toch schrikt een flinke speelduur het grote publiek niet altijd af. Integendeel zelfs, merkt Ruud Vos op. “Als je kijkt naar lijstjes met de best bezochte films, zie je dat die vaak heel lang zijn.” Vos schrijft onder meer recensies, maakt de podcast Duimpjeworstelen, en is ook een van de coördinatoren van de reguliere film-programmering van het Nijmeegse arthouse en cultureel podium Lux. “Je hebt als filmtheater trekkers nodig. En die zijn soms lang. In die zin heeft de lengte van een film wel degelijk invloed op de programmering. Neem een redelijk recente film als Babylon. Die duurt meer dan drie uur. Dat betekent dat je de hele avond een zaal kwijt bent aan één film. In diezelfde tijd had je twee andere films kunnen draaien. Wij besloten de gok wel te nemen.

Wij programmeren alles dat we de moeite waard vinden. Als een film lang duurt, maar we vinden hem interessant, dan draaien we hem sowieso. Het is wel zo dat een kortere film er makkelijker tussen te proppen is. Dat kan in het voordeel zijn van jonge Nederlandse makers die graag een wat kleiner verhaal willen vertellen.

Neem een film als Met Mes van Sam de Jong. Die heeft een beperkte lengte, zodat we hem tussen twee films in konden programmeren. Misschien zaten de zalen niet direct vol, toch vonden we het wel de moeite waard om er een plekje voor te vinden.”

Gevoelsmatige lengte

Speelduur kan dus een bepalende factor zijn. Maar naast het aantal minuten telt er nog iets anders mee: de gevoelsmatige lengte. Waar sommige lange toptitels bij het publiek een ‘waar voor je geld’-gevoel genereren, kan een kortere film soms aanvoelen als veel te lang. “Daar had makkelijk tien minuten uit gekund”, klinkt het dan op weg naar de uitgang. 

“Als een film goed is, denk je niet aan de tijd”, stelt scenarioschrijver Liesbeth Wieggers. Zij heeft ervaring met het fenomeen lengte.  Wieggers schreef onder meer afleveringen voor Flikken Maastricht en ook enkele korte films, zoals het recente Bezorgd, maar ze begon haar creatieve carrière in de montagekamer. Als editor sneed ze menige productie op maat, bijvoorbeeld de series Flodder en Gooische Vrouwen ende film Terug naar de Kust. Nu Wieggers schrijft, valt ze vaak terug op ervaringen uit haar montagejaren.

Liesbeth Wieggers (foto Joseph Derksen)

“Om te voelen waar iets niet lekker loopt of begint trekken, moet je altijd het geheel overzien. Dat deed ik ook altijd in de montage. Ik zette alle goede stukken achter elkaar, daarna bekeek ik alles, zonder te stoppen. Dan voelde ik: daar werkt het en daar gaat het trekken. Datzelfde doe ik nu met schrijven: ik lees het scenario helemaal door, zonder te stoppen. Dan merk je waar het niet lekker loopt. Als je blijft hangen op de vierkante millimeter voel je dat minder.”

Sommige scenaristen lezen hun script zelfs hardop, zoals Aaron Sorkin. Het is niet alleen een manier om te proeven of de tekst lekker bekt, maar ook om een idee te krijgen van de timing, het ritme en daarmee ook de lengte. Je vindt altijd wel overbodig materiaal.

Volgens Wieggers wordt er vaak te veel uitgelegd. “Je hoeft de kijker niet alles te laten zien. In montage heb je het principe late in, early out. Je laat een scène zo laat mogelijk beginnen, en je verlaat de situatie ook weer zo snel mogelijk. Als scenarioschrijver doe je dat ook vaak.” Op zoek naar de juiste flow worden hele scènes en sequenties geschrapt die niemand achteraf nog mist.

Stall scenes

Scenarioschrijver Jack Epps jr. (Top Gun, Dick Tracy) noemt dit stall scenes. In zijn boek Screenwriting is rewriting, een van de weinige handboeken die is geschreven door een succesvolle scenarioschrijver,adviseert hij om een scenario na te pluizen op elementen uit eerdere versies die zijn blijven hangen. Ze verloren hun relevantie, maar omdat ze lekker werken op papier valt dat niet altijd op. “Als een scène zijn oorspronkelijke functie kwijt is, schap hem dan. Wees genadeloos. De flow en het tempo zullen enorm verbeteren.”

Zelfs in de montage verdwijnen soms nog hele subplots, weet Liesbeth Wieggers. “Die maken het verloop soms verwarrend. Als de subplot niets met de hoofdlijn te maken heeft, dan hoort hij eigenlijk niet in de film. Dan kun je als kijker gaan denken: “Waarom zit ik hiernaar te kijken?” Toch moet je volgens Wieggers bij het verfijnen van een scenario niet alleen oog hebben voor functionaliteit. “Een regisseur vertelde me ooit dat een scène iets moet zeggen over de karakters, óf over het plot óf over de sfeer. Als alles slechts functioneel is voor het plot wordt het erg kaal. Dan mis je ook heel veel. Ik ben bijvoorbeeld gek op dialoogscènes, die mogen van mij lang duren. Trage dialogen met lange, betekenisvolle stiltes vind ik intrigerend. Ik heb ooit In Therapie gemonteerd, waarin elke aflevering bestond uit een dialoog tussen psychiater en patiënt, en sommige afleveringen vond ik tot mijn eigen verbazing spannender dan een vlotte thriller.”

In veel arthousefilms krijgen de schijnbaar niet-functionele elementen veel aandacht.

Sátántangó is hiervan een schoolvoorbeeld. De toeschouwers in de Balie blijven tussen de twee pauzes in nog steeds geboeid kijken. Af en toe staat er iemand op. Even de ledematen schudden. De geur van een geschild mandarijntje verspreidt zich door de zaal. Ergens in het donker klinkt een licht klaterend geluid: er wordt iets ingeschonken. Veel kijkers hebben zich duidelijk voorbereid op de vertoning en geven zich helemaal over aan de ervaring.

Hun blikken blijven gericht op het scherm. Daarop is te zien hoe een bejaarde man eindeloos door een regenstorm sjokt. Later in de film wordt een kat gemarteld en gedood. En er sterft een jong meisje. Mistroostige beelden die de kijker op de proef stellen, maar toch blijven intrigeren. Het aanwezige publiek kijkt muisstil toe. De filmt neemt z’n tijd, maar weet juist daardoor het publiek te grijpen.

Ongeloofwaardigheid, voorspelbaarheid en een gebrek aan originaliteit zijn vijanden van het geduld

Maar of het nu gaat om arthousefilms of entertainment: als er iets niet klopt aan het basisidee, helpt het niet om te sleutelen aan het ritme of om scènes te schrappen. Ongeloofwaardigheid, voorspelbaarheid en een gebrek aan originaliteit zijn vijanden van het geduld. Ruud Vos haakt bijvoorbeeld af “als te veel clichés op elkaar worden gestapeld, zonder dat daar een originele wending aan wordt gegeven. Dan denk ik: ik heb deze film al eens gezien, terwijl ik hem voor de eerste keer kijk. Op dat moment word ik me opeens heel bewust van mezelf. Dan ga ik letten op allerlei elementen die niet kloppen. Dat soort dingen zitten in iedere film, maar als iets goed is merk je ze pas op bij de tweede of derde kijkbeurt.”

Hoe vaak ook wordt verzucht dat films veel te lang zijn, er bestaan ook verhalen die juist meer tijd nodig hebben. Dat ervoer Liesbeth Wieggers tijdens het schrijven aan een speelfilm. “Iedereen die het las zei: hij is te kort, je moet er iets bij verzinnen. En dat is veel moeilijker dan iets schrappen.” Riskant is het ook. Als je personages en plotelementen toe gaat voegen, vraagt dat weer om extra exposé en afwikkeling. Voor je het weet wordt het scenario dan weer te lang en verwarrend. Wieggers koos er dan ook niet voor om het plot uit te breiden, maar om het materiaal dat ze al had verder uit te diepen. “Het Filmfonds gaf ons geld voor artistieke ontwikkeling.  Samen met regisseur Jenneke Boeijink en de beoogde acteurs hielden we een lezing van het hele script. Dit gaf goede informatie over het ritme en gaten in het scenario. Ook werd duidelijk waar personages nog wat magertjes waren. Daarnaast hadden we individuele sessies met de acteurs, waarin we over de personages spraken en met hen variaties op scènes en nieuwe scènes repeteerden. Op die manier konden we de personages gaan uitdiepen, meer vlees op de botten geven. Ik ontdekte zo ook bijvoorbeeld wat voor soort vrienden de karakters hebben. Daar kon ik dan weer op door. Ook het preciezer neerzetten van de setting van de scènes leverde extra materiaal op. Zo werd het scenario niet alleen langer, maar kreeg het ook meer diepgang.

Ook een filmer als Béla Tarr laat zich tijdens het concipiëren van zijn werk inspireren door de spelers. En de locaties. De scripts voor zijn films, die hij vaak ontwikkelt met schrijver László Krasznahorkai, blijven beknopt. Tarr neemt ze ook nooit mee naar de set, vertelde hij in 2017 aan PLOT. “Omdat ik de hele film al in mijn hoofd heb, van het eerste frametot het laatste”.

Dat resulteert meestal in lange films, met Sátántangó als koploper. In de filmzaal van De Balie zijn na ruim zeven uur de laatste beelden te zien. Er klinkt een zucht. Terwijl de titels over het scherm lopen, blijft het zaallicht nog uit. Bezoekers zoeken met behulp van het lampje in hun smartphones de weg naar de uitgang. Nog voor de aftiteling af is, zijn alle stoelen leeg. Op één na. Een man wacht tot het zaallicht volledig terugkeert. Mooie film, vindt hij. “Maar die scène waarin die kat werd vermoord had niet gehoeven.” Verder geen woord over de lengte.

Wat zoek je?