De gouden jaren van het Nederlandse drama (1)

Zo rond de eeuwwisseling begon de Gouden Eeuw van televisie, waarin door betere breedbeeldtoestellen, dvd-boxen en later de streaming services het bingen van kwaliteitsseries populair werd. Scandinavische, Duitse en Franse series kregen een internationaal publiek. In Nederland kwam die Gouden Eeuw eerder, misschien wel iets te vroeg.

Tijdens de jaren negentig maakte het Nederlands drama een sprong vooruit in kwaliteit met titels als Bij nader Inzien, De Partizanen, Pleidooi en De 9 Dagen van de Gier. Wie waren de mensen achter deze series? Wat waren de omstandigheden waaronder ze werden ontwikkeld? En waarom is deze manier van series maken niet langer mogelijk? In dit eerste deel van een tweeluik over de roaring nineties neemt Plot Magazine een kijkje achter de schermen van Pleidooi en Oud Geld.

Zaken uit de kattenbak

Vlakbij de restanten van de Bijlmerbajes in Amsterdam, waar de advocaten uit Pleidooi zo vaak hun cliënten bezochten, is de werkkamer van Hugo Heinen, tot de nok gevuld met boeken, dvd’s en dozen vol paperassen: het resultaat van een halve eeuw schrijven. Wat het meest opvalt aan Heinens cv is zijn enorme veelzijdigheid. Begin jaren negentig had hij onder andere al een bewerking van Nescio’s Titaantjes, de tienerserie Sanne en de epische serie De Zomer van ’45 op zijn naam staan.

Toch was hij niet onverdeeld gelukkig met het Nederlandse televisiedrama. Hij zag te vaak dezelfde acteurs in voorspelbare rollen, voorspelbaar gespeeld op een brave toneeltoon en een gebrek aan visuele bravoure. En ook de scenario’s lieten veel te wensen over.

“Het verbaasde mij dat we zo achterliepen op de Amerikaanse series”, mijmert Heinen. “Iets als Hill Street Blues of L.A. Law, dat was de kwaliteit waarvan ik vond dat we ernaartoe moesten. Een eigentijdse advocatenserie was – bizar genoeg – nog nooit gedaan in Nederland, en wat heb je daarvoor nodig? Een grote ruimte, een portret van de koningin en een paar mensen met toga’s. Als je dan een spannend verhaal weet te vertellen, kun je daar een hoop mee doen.” Heinen sprak met advocaten en spitte de dagbladen door op zoek naar interessante verhalen, en had al snel een map vol met fascinerende casussen variërend van zedenzaken, stalking, straathandel tot moord. Ieder personage van iedere denkbare achtergrond kon de rechtszaal binnenlopen. Dat maakte allerlei persoonlijke clashes, innerlijke conflicten en morele dilemma’s mogelijk, kortom iedere vorm van menselijk drama of komedie.

“Dat heb ik eens op papier gezet. Ik wilde zaken laten zien die gisteren nog in de krant stonden en nu in kattenbak liggen. Ik wilde het ook niet te ingewikkeld maken, dus het werd een klein advocatenkantoor met vijf jonge, gedreven advocaten van ongeveer dezelfde leeftijd. Een vriendenclubje waar ook weleens ruzie is. Ik wilde geen ouwe lullen die alles al hebben meegemaakt en geen clichébeeld van corpsballen met een aardappel in de keel. Ik wilde dat ze af en toe ook eens een stickie rookten en dat er soms relaties ontstonden.” Zo ontstond de genesis voor Pleidooi, een serie over de zaken en privésores op het Amsterdamse advocatenbureau Van Gilze Wesseling.

Met een opzet van zeven kantjes maakte Heinen een ronde langs de verschillende publieke omroepen. Er was zeker belangstelling, maar het plan bleef overal steken in stugge besluitvormingsprocessen. Wel trok het plan bij de VARA de aandacht van programmaleider Anton Smit. “Na de komst van Marcel van Dam concentreerde de VARA zich vooral op het worden van de best bekeken omroep met komedies als Zeg eens Aa, Laat maar zitten en In Voor en Tegenspoed. Maar er moest er toch ook weleens serieus drama komen. Dus toen Hugo, die ik goed kende uit mijn studententijd, langskwam met Pleidooi leek mij dat wel wat.” Toen Smit kort daarop de overstap maakte naar productiehuis IDTV, besloot hij om Heinens plan daar weer op te pakken, en wist het onder te brengen bij de AVRO.

Jong bloed

Heinen was niet van plan om de serie alleen te schrijven en had al een team samengesteld: “Toen ik scenarioles gaf aan het opleidingsinstituut Sandbergen heb ik kennis gemaakt met Maria Goos en Pieter van de Waterbeemd. Ik had al wat theaterstukken van Maria gezien, waaruit bleek dat ze heel goed dialogen kon schrijven. Ik dacht, haar moet ik erbij hebben. Pieter had mij al eens opgezocht met dingen die hij had geschreven. Hij had enorme werklust en een stroom aan ideeën. Dus op een gegeven moment heb ik Maria en Pieter gebeld en gezegd: ik heb een plan en ik wil jullie daarbij betrekken.”

Zo ontstond er een writers room avant la lettre met Heinen in de rol van showrunner. Maria Goos vertelt: “We hadden een heldere verdeling. Hugo schreef mee en was de eindredacteur, Pieter deed de juridische zaken en ik deed kantoorbusiness en persoonlijke lijnen. Een aflevering had meestal een grote, zware zaak en een kleine, luchtige zaak. We zaten dan op Hugo’s kantoor en zeiden, hoeveel scènes hebben we nodig? Acht voor de grote zaak en twee voor de kleine. En dan wist ik dat ik ook tien scènes had om daaromheen te slingeren met toestanden op kantoor. Dan hadden we de constructie en gingen we los van elkaar werken. Na een week of zo kwamen we weer bij elkaar en kon Hugo alles in elkaar steken en editen.”

Om te zorgen dat de scripts authentiek en kloppend waren, werden de schrijvers geadviseerd door advocaten Nico Meijering en Bénédicte Ficq. Alle zaken uit de scenario’s en de mogelijke strategieën, procedures en uitkomsten werden uitgebreid met hen doorgenomen. Vanzelfsprekend woonden de scenaristen tal van civiele en strafrechtelijke zaken bij om de sfeer in de rechtszaal te proeven, en op den duur mochten ze zelfs met de advocaten mee op bezoek bij cliënten in voorarrest. Heinen: “Nico zei dan, ‘ik heb een assistent meegenomen.’ Dan gaf ik een hand en keek een beetje bijpassend. En die kerels vonden dat ook wel leuk. Ze noemden me al snel Huug en begonnen sterke verhalen op te hangen over hoe ze waren gepakt met kilo’s coke in de achterbak. Dat was niet alleen leuk maar ook heel nuttig.”

Maria Goos had naast haar dialogen ook haar netwerk van de Toneelschool Maastricht te bieden: jonge, toen nog vrijwel onbekende acteurs als Gijs Scholten van Asschat, Carine Crutzen, Yvonne van den Hurk en Peter Blok, die allemaal de leeftijd hadden die Heinen voor ogen had voor de personages. Bovendien waren ze goed getraind in het spelen van lange dialogen en monologen, die onvermijdelijk zijn bij een advocatenserie. Kennis van hun achtergrond en persoonlijkheden gaf de scenaristen de mogelijkheid om de scripts naar hun sterke kanten toe te schrijven. Goos: “Gijs komt uit een milieu van oud geld, en dat hebben we hem ook meegegeven. Hij kan zakelijk denken. Yvonne is meer van het opengooien van emoties.”

Om hier maximaal van te profiteren werd bedongen dat er gelegenheid zou zijn voor een lezing van de scripts en discussie met de acteurs. Anton Smit: “Dat was voor mij een les voor de verdere toekomst, dat je bij de ontwikkeling van een serie acteurs altijd moet proberen te betrekken. Die kunnen heel veel inbrengen. Later bij Oud Geld ging dat nog verder.”

Kroketten en karnemelk

Hoewel er goed was gekeken naar Amerikaanse voorbeelden kreeg Pleidooi iets heel eigens, iets heel Nederlands. Dat zat hem in details als de kroketten en karnemelk, die steevast tijdens de lunch op kantoor werden genuttigd, de nuchtere commentaren op de zaken van secretaresse Bep, en een oog voor de absurde kanten van de rechtsspraak. Zaken over een bijtende hond of het auteursrecht op een tatoeage zorgden ervoor dat er in een aflevering altijd lichtere momenten voorbijkwamen. In de ‘grote zaak’ mochten stevige emoties voorkomen, en mocht het schuren en wringen.

Kijkersonderzoek wees uit dat verhalen waarin onschuldige cliënten succesvol worden verdedigd populair waren. Heinen vond dat dit niet strookte met de realiteit. Daarom kwamen er ook afleveringen waarin een verkrachter wordt vrijgepleit op een triviale vormfout of waarin een schizofrene moeder tegen beter weten in geen dwangverpleging krijgt opgelegd. Toch bleef de serie idealistisch, in de zin dat de advocaten onder alle omstandigheden achter hun cliënt staan. Tegelijkertijd behielden de advocaten iets professioneel laconieks. Ook wanneer een zaak werd verloren, al dan niet door eigen toedoen, gingen ze daarna gewoon gezellig uit eten onder het motto ‘volgende keer beter’.

Door dit soort authentieke details viel Pleidooi erg in de smaak bij de beroepsgroep. Heinen: “We kregen brieven van advocatenkantoren, dat ze iedere dinsdag samen de laatste aflevering van Pleidooi doornamen. Er waren er ook die met interessante zaken aankwamen.” Sowieso werd de serie bijzonder positief ontvangen door pers en publiek. Heinen mocht een Zilveren Nipkowschijf in ontvangst nemen, en ook de kijkcijfers waren imponerend, zij het niet overdonderend. Die hadden ook minder prioriteit in de jaren ‘90.

Bankzaken en familiezaken

Pleidooi werd twee seizoenen verlengd. Tijdens seizoen drie werd duidelijk dat  de rek eruit begon te raken. De oorspronkelijke scenaristen kregen meerdere pijlen op hun boog. Nieuwe schrijvers die erbij werden gehaald pasten minder naadloos in de samenwerking, wat Heinen veel extra werk als eindredacteur bezorgde. “Als er maandag moest worden gedraaid, dan zat ik vaak zaterdag nog te vergaderen, zondag door te ploeteren en gooide ik ’s nachts de nieuwe scènes door de bus.” Toen enkele acteurs aangaven dat ze niet meer door wilden, was het duidelijk dat het bij drie seizoenen zou blijven.

Toch was er een behoefte om te komen met een waardige opvolger. Goos: “We gingen twee dagen in een hotel met zijn allen: het hoofd drama en dramaturgen van de AVRO, Anton Smit en Harry de Winter van IDTV, zo ongeveer tien mensen, om te vergaderen en plannen op tafel te leggen.” Goos had een plan voor een drama rond een deftige familie. Oorspronkelijk dacht ze aan een Twentse familie in de textielindustrie, zoals de Brenninkmeijers. Anton Smit had praktische bezwaren. Confectie werd immers al jaren niet meer in Nederland gemaakt, maar in India. Maar wat dacht Goos van een bankiersfamilie?

“Daar had ik totaal niet aan gedacht en dat sprak me in eerste instantie ook helemaal niet aan. Maar Anton had een brief gekregen van een redacteur van het Financieel Dagblad met verhalen uit die wereld. En toen dacht ik, in het bankierswezen is eigenlijk hetzelfde aan de hand als bij kruideniers, alle kleine familiezaakjes worden opgeslurpt door de grote bedrijven. Dat vond ik interessant. Dat zei ook iets over de tijd.” Oud Geld werd een combinatie tussen enerzijds intriges rond een overname van de chique, ouderwetse familiebank door een grote, moderne multinational en anderzijds de vaak precaire verhoudingen en verwikkelingen binnen de familie Bussink zelf.

De samenwerking tussen Heinen en Goos werd voortgezet, ditmaal met Goos als scenarist en Heinen als eindredacteur. “Maria schreef de eerste versie en Hugo ging zitten perfectioneren”, legt Anton Smit uit. Met name de bankzaken werden door hem verfijnd. “Werkend aan Pleidooi hadden we gezien dat de kracht van Maria ligt bij karakters en dialogen, hoe ze mensen kan neerzetten binnen een familie en het schuren van de relaties.” De familieperikelen en de zakelijke verwikkelingen vloeien perfect samen in de laatste aflevering van het eerste seizoen, als zoon Kiet voor een messcherp dilemma komt te staan: redt hij zijn familie uit de brand of kiest hij voor zijn eigen toekomst. Smit: “Al die afleveringen daarvoor is daarnaartoe gewerkt. Hugo Heinen was daar een meester in, in dat soort dingen opbouwen in combinatie met de rijkdom die Maria meebracht aan karakters. Dat koppel Goos en Heinen was ideaal.”

Pleidooi was nog geregisseerd door een afwisselende poule van jonge regisseurs. Een van hen was Willem van de Sande Bakhuyzen, met wie Maria Goos goede artistieke chemie had. Vandaar dat hij bij Oud Geld het leeuwendeel van de afleveringen op zich nam. Naast uitstekende spelregie, zorgde hij, samen met co-regisseur Rudolf van den Berg die hoofdzakelijk zijn sporen had verdiend met bioscoopfilms, voor een zwierige cameravoering. Dit gaf de serie een visuele panache, die in de jaren ’90 steeds meer opkwam in de Nederlandse televisie.

Ook veel castleden uit Pleidooi keerden terug voor Oud Geld. Spelers die waren opgevallen in sterke bijrollen kregen nu stevige hoofdrollen toebedeeld, en ook dit keer werden de scenario’s toegeschreven naar hun sterke kanten. Zo kwam Mark Rietman, die in Pleidooi een officier van justitie had gespeeld, heel goed uit de verf als Kiet. Goos baseerde het karakter van Kiet op hoe Rietman officier van justitie Carvalho in Pleidooi vormgaf. “Dat had een onpeilbare introversie, die ik heel mooi vond.” 

Een nieuwe wind

Oud Geld werd zo mogelijk nog enthousiaster ontvangen dan Pleidooi. Een tweede Nipkowschijf werd binnengesleept, ditmaal in ontvangst genomen door Maria Goos. Maar het bleef slechts bij twee seizoenen. Het was wel duidelijk dat eruit was gehaald wat erin zat en de samenwerking tussen Heinen en Goos was na acht jaar uitgeput. Ook bleek het op den duur moeilijker om op dezelfde manier televisiedrama te ontwikkelen.

“Later, meteen na Oud Geld, veranderde de wind,” vertelt Maria Goos. “Toen kwamen de commerciëlen op. De reactie van de omroepen was toen: wij moeten drama gaan maken zoals Joop van den Ende dat doet en toen is Het glazen Huis gemaakt. Ze hebben mij toen keihard laten vallen. Later heb ik nog Volgens Robert en Volgens Jacqueline gemaakt, maar daar konden we geen vervolg meer op maken, want het was een NPO2-serie en NPO2 mocht geen drama meer doen. Wat een armoe!” Heinen beaamt: “Men vond hier en daar series als Pleidooi en Oud Geld te hoog gegrepen. Te duur ook.”

Anton Smit vindt dat het produceren van kwaliteitsdrama als Pleidooi en Oud Geld is bemoeilijkt door de bureaucratisering van de NPO. “Als producent van televisiedrama ben je heel erg afhankelijk van wat de NPO doet, en in die periode was er veel meer ruimte voor initiatieven. Je kon je eigen gang gaan, echt maken wat je zelf wilde. En dat het dan twee op de drie keer halverwege werd gefrustreerd omdat de omroep het niks vond, so be it. Dan gooide je het weg en begon je weer opnieuw. Die openheid is er de laatste vijftien jaar veel minder.”

Toch hoeven we niet louter pessimistisch te zijn. De jaren ’90 hebben hun stempel gedrukt op Nederlands televisiedrama. Hugo Heinen benadrukt de kwaliteitssprong die er is gemaakt in dit tijdperk. “Pleidooi en Oud Geld hebben echt een enorme boost gegeven aan televisie. Er is voor het eerst echt gekeken naar Amerikaanse en Engelse voorbeelden, door bijvoorbeeld de afleveringen te beginnen met teasers. Dingen zijn toen heel goed doordacht. Om goed drama te maken heb je goede scripts en hele goede acteurs nodig. Dat besef is sinds die tijd enorm doorgedrongen.”

Volgende maand deel 2 van dit tweeluik over het Nederlandse drama van de jaren negentig, met Zwarte Sneeuw en De 9 Dagen van de Gier.

Wat zoek je?