Wanneer ben je geen beginnend maker meer?

Wanneer is een regisseur of scenarist geen beginnend filmmaker meer? Die vraag kwam in me op toen ik merkte dat ik niet langer in aanmerking kom voor de meeste talentontwikkelingstrajecten, maar tegelijkertijd nog regelmatig ‘nieuw’ of ‘jong talent’ werd genoemd. Ik hoorde dezelfde geluiden van makers om me heen, die twijfelden wanneer zij zich dan echt ‘professionals’ konden noemen.

Still uit Vlam (Kepler Film, Stephan Polman)

Ik wist natuurlijk dat er geen eenduidig antwoord op bestaat. Om toch iets meer grip te krijgen op de term, ging ik erover in gesprek met professionals uit verschillende hoeken van de industrie: scenaristen, regisseurs, producenten, juristen en talentcoördinatoren. Ik vroeg ze niet alleen naar de definitie van een ‘beginnend maker’, maar ook naar wat het gebruik van die term voor invloed heeft op de desbetreffende makers.

Over één ding zijn alle sprekers het in principe eens: er is geen harde grens voor wanneer iemand geen beginnende maker meer is. ‘Ervaring’ is geen vast begrip. Claudia Beishuizen is jurist bij het Contractenbureau en heeft allerlei varianten voorbij zien komen. “Er zijn schrijvers die bijvoorbeeld een boek hebben geschreven of toneel, of op andere manieren schrijven. Of mensen die al jaren schrijfcoach zijn geweest. Dat is technisch gezien een andere rol, maar wel ervaring.”

Wel zijn er bepaalde kenmerken die duidelijk maken dat iemand géén beginner meer is. Bijvoorbeeld als iemand een eerste debuutfilm of -serie heeft gemaakt, zeggen de meeste sprekers. Regisseur Daphne Lucker herkent dat. Voor haar ontstond het realisatiemoment dat ze geen beginnend regisseur meer was nadat ze haar eerste speelfilm Vlam had gemaakt. “Ik merk dat beginnend makers nu vaker naar mij toe komen, met vragen als: ‘Hoe heb je dit gedaan?’ Dat heb ik ooit gedaan bij anderen, nu kan ik nieuwe makers zelf juist wat vertellen.”

Daphne Lücker (foto Paul Vos)

Het hoeft niet altijd om een debuutspeelfilm te gaan. Een korte film die het goed doet op festivals kan iemand van het label ‘beginnend’ ontdoen. Marleen Slot (producent, Viking Film) noemt regisseur Mascha Halberstad als voorbeeld. “Knor was haar debuutspeelfilm, maar ik vond haar toen allang geen beginnende maker meer, omdat ze al zoveel korte films en series had gemaakt.” Het is natuurlijk ook afhankelijk van waar je doel ligt. Als je alleen maar korte films wilt maken, dan ben je met één korte film relatief verder in je ervaringsniveau dan iemand die eigen series wil ontwikkelen.

Daaraan hangt volgens de sprekers wel de voorwaarde dat de film of serie publiekelijk vertoond moet zijn. Dat zegt ook Maarten Almekinders, scenarist en scriptcoach voor ontwikkelend talent bij Scriptbank. “Dat geldt voor de meeste professionele regelingen bij het Filmfonds en het NPO-fonds. Je zou kunnen zeggen: als het gezien is. Dan ben je van het label ‘talent’ af. Dan heb je iets in de wereld gezet.” Daarbij telt een festivalvertoning volgens hem wel, maar een 48 Hour Film Project niet.

Trent (producent, OAK Motion Pictures) gebruikt de term ‘beginnend maker’ liever helemaal niet. Voor hem gaat het niet om de vraag of iemand nieuw is in het vak, maar of een maker nieuw is voor hém. Persoonlijke ervaring en samenwerking zeggen een producent tenslotte meer dan alleen een creditlijst. “Ik heb bijvoorbeeld de eerste speelfilm van Esther Rots geproduceerd, en nu werk ik aan een korte film van Ronald Zuidinga, die vorig jaar is afgestudeerd. Het belangrijkste is dat er een klik is.” Als Trent de term toch concreet zou moeten maken, ziet hij één logische grens: iemand die buiten de Filmacademie al een lange productie heeft gemaakt, kun je niet meer echt een beginnend maker noemen. “Maar tegelijkertijd denk ik dan: wat maakt het eigenlijk uit?”

Trent (foto Courtesy of The Academy)

Wat maakt het eigenlijk uit?

De meeste sprekers zijn het ermee eens dat het label ‘beginnend’ niet zoveel zegt. In het ergste geval kan de titel denigrerend overkomen. We weten allemaal dat filmmaken een vakmanschap is: een ladder die je beklimt waarbij je steeds iets hoger komt (mits je het talent en het doorzettingsvermogen hebt). Iedereen heeft daar een unieke achtergrond in. Waarom hoor ik de term dan toch zo vaak voorbijkomen? Ik realiseerde me dat de term sneller terugkomt op de momenten dat er over geld gesproken wordt.

Het is enerzijds natuurlijk logisch dat iemand met minder ervaring minder betaald krijgt dan iemand met veel ervaring. Dat geldt voor de meeste beroepen. En er is in Nederland nu eenmaal beperkt budget beschikbaar voor een beperkt aantal films. Maar omdat veel makers in het middensegment lange tijd niet genoeg betaald krijgen om rond te komen, moeten zij er werk bij vinden. Voor mensen van kunstopleidingen wordt dat dan al gauw een flexibele baan die niet goed betaalt. Dan moet je alsnog veel uren maken om je basisbehoeften te betalen. Niet bepaald bevorderlijk voor de talentontwikkeling van makers.

Hoewel alle sprekers het erover eens zijn dat het niet de bedoeling is dat de term ‘beginnend’ wordt ingezet als excuus om vergoedingen en budgetten laag te houden, merk ik dat veel makers wel het idee hebben hiermee te maken te hebben gehad. “Ik zag het veel gebeuren bij beginnende makers om mij heen”, zegt scenarist Fenna van der Goot (Drift, Medisch Centrum West.) “Scenaristen en regisseurs wordt vaak aangepraat dat je al blij moet zijn dat je een kans krijgt. En ik merkte zelf soms bij pittige onderhandelingen tussen producenten en zenders dat we ineens niet meer als makers maar als ‘meisjes’ werden aangesproken.” Daarom schakelde zij al heel vroeg iemand in om mee te kijken naar contracten en vergoedingen.

Claudia Beishuizen van het Contractenbureau kan aanraden om je te laten vertegenwoordigen bij financiële onderhandelingen wanneer er iets op je pad komt. “Omdat je dan ook meer durft. Wij hebben natuurlijk toch die ervaring om een klein beetje te weten per producent wat de onderhandelingsbreedte is en wat er speelt in de markt.” Beishuizen benadrukt dat het niet zo is dat producenten en omroepen makers het geld niet gunnen, maar dat het nu eenmaal een dure industrie is. “Producenten zoeken vooral naar zekerheid. Als jij al een grote naam in Nederland hebt, is dat een geruststelling dat het goed komt met de serie.”

Marleen Slot (eigen foto)

Toch kan de term ‘beginnend maker’ ook voordelen hebben. Dat heeft Marleen Slot in het begin van haar carrière ervaren. “Omdat het betekent dat er misschien minder een vergrootglas op je staat. En dat het niet erg is als je fouten maakt.” Daarnaast komt een beginnend maker in aanmerking voor specifieke talentontwikkelingstrajecten. “Het is lange tijd een soort geuzennaam geweest. Met zulke trajecten, waar je heel veilig je stem vindt, kan het best aantrekkelijk zijn om een beginnend maker te zijn.”

We zien inderdaad steeds meer verschillende talentontwikkelingstrajecten verschijnen. De Nederlandse filmindustrie snakt naar nieuw en diverser talent. Oude trajecten als NTR KORT, De Oversteek en De Straat hebben plaatsgemaakt voor trajecten die zich richten op nieuwe makers die zich buiten de gebaande paden van de Filmacademie en de Randstad bewegen. Maar hoewel er veel wordt geroepen dat er nieuw talent nodig is, lijken veel makers na zo’n eerste veelbelovend traject toch weer aan lager wal te raken.

Na de eerste productie

Juist ná een eerste professionele productie ontstaat vaak een kwetsbare periode. Makers hebben iets gemaakt, maar dat werk is nog niet uit en daardoor telt het in de praktijk nauwelijks mee. Vooral scenaristen zitten soms jaren te wachten op de credit die hun status bevestigt. Die fase maakte ik zelf ook mee. Nadat ik via de NPO Team Up-regeling voor het eerst had mogen meewerken aan een professionele serie, duurde het nog een aantal jaar voordat deze uit was. En hoewel ik meedeed aan Netflix New Voices, is het script uiteindelijk niet verfilmd. Ik kon daardoor niet écht aantonen dat ik al ervaring had.

Fenna van der Goot herkent dit gevoel. “Na het schrijven van de Belgische serie Drift kwam ik in een gat terecht. Eigenlijk kende niemand in de Nederlandse filmindustrie mij. Want ik had alleen maar met één productiehuis en één regisseur samengewerkt. Mijn serie was nog niet uit. Niemand kon hem zien. Dus het heeft best even geduurd voordat ik weer betaald schrijfwerk had.”

Fenna van der Goot (rechts) kijkt met medemakers Jip Heijenga (links) en Brecht de Groot mee op de set van Drift (foto Toon Aerts)

Maarten Almekinders constateert dit probleem ook. “We hebben genoeg talenten en die moeten kunnen doorstromen. Er is behoefte aan plekken om meters te maken.” Daarom is hij met de DDG en het Netwerk Scenarioschrijvers in gesprek gegaan met fondsen, omroepen en streamers om een accelerator in de steigers te zetten voor het middensegment. “Je moet het zien als stepping stones: een aantal workshops over een jaar tijd waarin we meer samenwerken, nieuwe wegen verkennen en proberen een groter publiek te bereiken. We eindigen het jaar met het pitchen van de ideeën.”

Team Up-bijeenkomst gericht op de periode na de eerste productie. Tweede van rechts, onder, is Maarten Almekinders (foto Scriptbank)

Trent benadrukt het belang van langetermijnvisie bij talentontwikkeling. “Het is heel fijn als je een of twee mensen uit het werkveld hebt die de tijd willen nemen om jou te helpen je weg te vinden. Eigenlijk zouden makers na een eerste productie of talententraject een soort coach of mentor kunnen gebruiken.” Dat hoeft geen dure opgave te zijn. Mensen in de industrie zijn over het algemeen bereid elkaar te helpen zonder daar meteen voor te factureren. En het kan helpen om de gunfactor onderling te stimuleren.

Zelfverzekerdheid

Uiteindelijk moet je ervaring voor je spreken, en bepaalt het werkveld in hoeverre men jou ervaren vindt of niet. Maar als maker kun je hier invloed op uitoefenen. Dat zit hem voor een groot deel in iemands houding, zegt Maarten Almekinders: “Misschien komt het voor een deel neer op ‘fake it till you make it’. Maar op een bepaald moment kun je wel zeggen: ‘Ik heb deze dingen gemaakt.’ Of: ‘ik ben zo’n soort maker.’ Die zelfverzekerdheid moet uit jezelf komen.”

Het helpt om je duidelijk te profileren in het werkveld, zodat de industrie kan zien dat je jezelf en je ontwikkeling serieus neemt. “Dus niet meer overal ja op zeggen”, zegt Daphne Lucker. Als je een kans krijgt, denk dan eerst na over waar je naartoe wilt en of dat project wel past binnen jouw pad. Lucker raadt aan de 3 P’s te hanteren: Poen, Prestige en Plezier. “Eigenlijk zou je er twee van moeten kunnen aanvinken, om zeker te weten dat het project bij jou past.” Ze adviseert om een vertrouwenspersoon te vinden in de industrie, die je op financieel gebied om advies kunt vragen.

Yassin Karmoudi (eigen foto)

Yassin Karmoudi, talentcoördinator Fictie en Documentaire bij de NPO en oprichter van de New Producers Academy, beaamt dat en benadrukt het belang van netwerken. “Wat ik vaak meekrijg, is dat men na een eerste productie bij de telefoon gaat zitten wachten in de hoop dat Hilversum weer belt. Of dat een grote producent belt die zegt: ik heb je korte film gezien, hartstikke tof. Dat gebeurt in de regel vaak niet organisch.”

Hij adviseert daarom om zoveel mogelijk te netwerken, zelfs als je dit moeilijk vindt. Het kan al een verschil maken door alleen maar je gezicht te laten zien op netwerkevents, waardoor iemand je leert kennen en later weer aan je denkt. “Netwerken is niet enkel om de deuren te openen voor je volgende productie. Het houdt ook in dat je met gelijkgestemden gaat praten, waaraan je kunt toetsen of je wel op het goede pad bent.”

Erkenning van ambitie en durf

Na alle gesprekken lijkt een ding duidelijk: de term ‘beginnend maker’ zegt uiteindelijk weinig over iemands talent of potentie. Volgens Trent klinkt het woord al snel kleinerend, alsof iemand minder is. Hij benadrukt daarom dat de industrie voorzichtig moet zijn met de term. “Het vraagt lef om iets nieuws te maken, om iets te beginnen dat nog geen publiek, budget of zekerheid heeft.” In die zin zou ‘beginnend maker’ eerder een erkenning van ambitie en durf moeten zijn dan een label dat automatisch leidt tot lagere budgetten of minder vertrouwen. “Als de sector werkelijk inzet op vernieuwing en divers talent, zou het begin juist gevierd moeten worden – niet leiden tot afschaling van de verwachtingen.”

Wat zoek je?