75 jaar na de bevrijding is de oorlogsfilm springlevend

“Houdt het dan nooit op?” Niet zelden hoor je de uit Zwartboek beroemde verzuchting als er wéér een Nederlandse film over de Tweede Wereldoorlog wordt uitgebracht. Maar ook 75 jaar na de bevrijding is het moeilijk te ontkennen: oorlog levert spannende verhalen op en een eindeloze variatie aan thema’s. Zoals Het meisje met het rode haar en Bankier van het verzet ons het heldendom van de illegaliteit toonden, zo lieten In de schaduw van de overwinning en Zwartboek de meer dubieuze kanten zien.

Over de Tweede Wereldoorlog zijn meer films gemaakt dan over iedere andere historische gebeurtenis. Elk land heeft zijn eigen geschiedenis en daardoor zijn eigen thema’s, visies en sjablonen. In de Angelsaksische cinema kwamen vanzelfsprekend ervaringen van Britse en Amerikaanse militairen het meest aan bod, maar ook de ondergrondse in bezet Europa bleek dramatische potentie te bieden.

Het was vooral het Franse en Italiaanse verzet dat tot de verbeelding sprak. Slechts twee Engelstalige oorlogsfilms tussen 1940 en 1975 speelden in Nederland: Betrayed (1954) en Operation Amsterdam (1959). Hoewel losjes gebaseerd op ware gebeurtenissen, vertelden beide films inwisselbare verhalen die nooit echt Nederlands aanvoelen. In A Bridge too far (1977), een uit zijn voegen gebarste reconstructie van Operation Market Garden, komt de ervaring van de Nederlanders slechts zijdelings aan bod. Frankrijk en Italië, waar de filmindustrie na de bevrijding dynamisch opbloeide, leverden meer realistische verzetsfilms. Hier vonden cineasten natuurlijk voldoende inspiratie in hun eigen land.

Nee, voor films over hun oorlogsjaren moesten Nederlanders bij zichzelf zijn. Bij de viering van 75 jaar bevrijding kijken we terug op de Nederlandse oorlogsfilms en hoe die de veranderende visie op de oorlog weerspiegelen.

Het grote herdenken

Tussen 1945 en 1950 werden in Nederland relatief veel films over de oorlog gemaakt. Het waren over het algemeen stichtelijke melodrama’s, die vandaag de dag nogal krukkig aandoen met uitleggerige dialogen, houterig acteerwerk en onsamenhangende plots. Ze waren niet geheel gespeend van kwaliteiten. De angst, het avontuur en het verlies dat werd uitgebeeld, hadden de makers kort ervoor zelf doorgemaakt en dat merk je. Toch verbleekten ze bij het in diezelfde periode gedraaide Roma Città Aperta.

Niet tevergeefs (1948) toonde de belevenissen van een gereformeerde boerenfamilie en de onderduikers die ze verbergen: een intellectuele liberaal, een communistische arbeider en een joods echtpaar. Hun gezamenlijke belevenissen overbruggen religieuze, sociale en politieke verschillen. Als op het einde de zoon van de boer – een ploerterige SS’er – de zaak dreigt te verraden, is zijn vader genoodzaakt om bijbelciterend zijn kind dood te schieten. Solidariteit in oorlogstijd wint het van familiebanden.

Bezet gebied (1946) en LO/LKP (1949) behandelden de illegaliteit – distributiebonnen stelen, illegale kranten drukken en aanvallen op nazi’s – en de harde respons van de Duitsers. Ook deze films waren zwartwit in beide betekenissen van het woord. Het verzet werd uitgebeeld als een goed geoliede organisatie bestaande uit fatsoenlijke lieden en de Duitsers als genadeloze schoften die zonder aarzelen een jochie neerschieten. Dat vrijwel alle Nederlanders, weliswaar anti-Duits, zich afzijdig hielden, kwam niet aan de orde.

Deze films weerspiegelden de visie op de oorlog van de eerste jaren na de bevrijding. In deze periode werden talloze herdenkingsbijeenkomsten georganiseerd en monumenten schoten als paddenstoelen uit de grond. In de eerste plaats werden de doden herdacht. Daarnaast was er steeds hetzelfde narratief: weerloos Nederland was aangevallen door een brute agressor. Het volk leed onder onderdrukking, weerde zich fier en kwam als overwinnaar uit de strijd. Ook de verbondenheid onder koningin Wilhelmina was een terugkerend sentiment.

De meest volwassen Nederlandse oorlogsfilm uit deze periode, De dijk is dicht (1950), gaat over een jongeman die rouwt om het verlies van zijn vrouw en zelfmoord overweegt. Door de optimistische geest van de wederopbouw overwint hij zijn verdriet. Een opmerkelijk detail is hoe zijn vrouw aan haar einde komt: ze verdrinkt in een onderlopende schuilkelder bij een bombardement door de geallieerden. In vroege oorlogsfilms waren de doden doorgaans in het harnas sneuvelende helden, geen collateral damage van de goede zaak.

Rond deze tijd begon het grote herdenken af te nemen. De dijk is dicht was geen succes en het daaropvolgende decennium verschenen er geen nieuwe Nederlandse oorlogsfilms. Pas begin jaren zestig kwamen er binnen een paar maanden twee producties uit, die een indrukwekkende sprong voorwaarts lieten zien, zowel professioneel als inhoudelijk.

Kille rationele afwegingen

Voor generaties Nederlanders bepaalde niemand de perceptie van de oorlog meer dan historicus Dr. Lou de Jong. Dat was door zijn publicaties als directeur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, en vooral door een televisieprogramma. In 1960 werd de eerste aflevering uitgezonden van de serie De bezetting. Door het rap toenemende aantal televisies kon De Jong talloze huiskamers binnenstappen en ondersteund door archiefbeelden en interviews met autoriteit en gepaste gravitas uitleggen wat, hoe en waarom er was gebeurd tijdens de oorlog.

Daarnaast maakte De Jong ook een film, De overval (zie ook dit Plot-artikel), over een van de meest spectaculaire verzetsdaden tijdens de bezetting. In december 1944 bevrijdde de Friese illegaliteit 51 politieke gevangenen uit het Leeuwardens huis van bewaring zonder één schot te lossen, waardoor de SD geen grond had voor vergeldingsacties. De overval ging in première in 1962 en werd enthousiast ontvangen. Niemand minder dan minister-president De Quay riep de bevolking op om de film te gaan bekijken. Anderhalf miljoen mensen zagen hem in de bioscoop en hij werd nog vele malen vertoond op televisie en op scholen.

De overval wordt nog altijd beschouwd als een hoogtepunt uit de Nederlandse cinema. Terecht, want wat de makers leverden balanceert perfect tussen sober realisme en nagelbijtende suspense. In veel opzichten volgt De overval het zwartwit schema van de naoorlogse verzetsfilms. Meedogenloze SD’ers die, bijgestaan door een wellustige Pruisische secretaresse, weerloze gevangenen martelen, worden geplaatst tegenover een uitgesproken waardig verzet.

Toch zien we ook interessante accenten. Aan het begin van de film doen partizanen een mislukte aanval op een Duits transport, wat leidt tot de executie van gijzelaars. Later volgt een lange, pijnlijke discussie over hoeveel gevangenen het verzet kan verbergen, wie er kan worden bevrijd en wie moet achterblijven. Ondergronds werk bestaat niet alleen uit stoere heldendaden. Ook moeten kille, rationele afwegingen worden gemaakt.

Toch ontkomt De overval niet aan een wat belerende toon. De film werd ingeleid door de voorzitter van de federatie van het voormalig verzet, die de hoop uitsprak dat “mocht onverhoopt het noodlot ons weer in een dergelijke situatie brengen de eventuele vijand de jeugd van Nederland geestelijk weerbaar zal aantreffen.” Zo lijkt De overval bijna een instructiefilm voor als de Russen komen.

Ongestraft onvoorzichtig

Een paar maanden na De overval verscheen een film met een minder heroïsch beeld: Als twee druppels water, een bewerking van Willem Frederik Hermans roman De donkere kamer van Damokles. Hierin raakt het onbeduidende winkeliertje Ducker (in het boek Osewoud) betrokken bij het verzet. Aanjager is de mysterieuze spion Dorbeck. Na de bevrijding wordt Ducker tot zijn verbijstering niet behandeld als de held die hij meent te zijn, maar gevangengezet als een verrader. Al zijn daden blijken een rampzalige uitkomst te hebben gekregen. Dorbeck, die als enige zijn goede trouw kan bevestigen, is onvindbaar. Sterker nog, niemand heeft van hem gehoord. Wellicht was hij slechts een hersenspinsel van een schizofrene geest, een interpretatie die Hermans altijd heeft verworpen.

De donkere kamer van Damokles was een van de vele boeken over de oorlog die na de bevrijding werden geschreven. Al in 1945 publiceerde K. Norrel Engelandvaarders, over een gereformeerde visserszoon en zijn socialistische maatje, die met vernuft en vermetelheid de Noordzee oversteken. Veel jongensboeken uit de naoorlogse periode vertellen vergelijkbare heldenverhalen.

De volwassen literatuur tapte uit een ander vaatje. Pastorale 1943 van Simon Vestdijk en De tranen der acacia’s van Hermans blonken uit cynisme over het verzet en de houding van de burgerij tijdens de bezetting. In Het stenen bruidsbed voerde Harry Mulisch een Canadese boordschutter op, die seksuele sensatie ontleent aan het bombardement op Dresden. Met hun antihelden oefenden de schrijvers invloed uit op de beeldvorming rond de oorlog, zij het op een beperkte lezersgroep van intellectuelen.

Osewoudt/Ducker was gebaseerd op Anton van de Waals, een van Nederlands gewiekste en beruchtste verraders, die tientallen verzetsstrijders uitleverde aan de SD. Na de oorlog bleef hij tot zijn executie volhouden te hebben gehandeld in opdracht van een Britse geheim agent. Hermans las de verslagen van de Parlementaire Enquêtecommissie 1940-1945 en was geboeid door Van der Waals vasthoudendheid. “Al die verklaringen van die mensen […] van spionnen, van verzetslieden enz. die soms de meest fantastische verhalen hadden […] nou heb ik al duizend pagina’s gelezen, maar nu weet ik nog steeds niet hoe het allemaal zit.”

Niet iedereen vond dat Als twee druppels water recht deed aan Hermans werk. Toch komen de plagerige verwarring uit de roman en het wrede spel dat het noodlot speelt met de hoofdfiguur, goed over. Of iemand een held is, verrader of lafaard wordt niet bepaald door zijn daden, maar door de schimmige context waarin zijn daden worden gepleegd. “Wat is een held?” vraagt een personage zich af. “Iemand die straffeloos onvoorzichtig is geweest.”

Nieuwe thema’s en visies

Een werk van Hermans was ook de inspiratiebron voor een minder bekende Nederlandse oorlogsfilm. Paranoia (1967) toont de psychologische neergang van een jongeman die wordt gekweld door schuldgevoelens, omdat hij als soldaat bij de Duitse inval in mei 1940 niets heeft gedaan.  In tegenstelling tot De dijk is dicht wordt het trauma niet overwonnen. Arnold Cleever trekt zich terug op zijn sjofele zolderkamer en krijgt waandenkbeelden dat hij een voortvluchtige oorlogsmisdadiger is. Het eindigt in een bloedige climax waarin Arnold zijn huisbaas, zijn vriendin en vervolgens zichzelf doodschiet. Een treurige kanttekening is dat het leven van regisseur Adriaan Ditvoorst dat van de hoofdpersoon weerspiegelde. Toen zijn carrière in de slop raakte, ging hij leven als kluizenaar en in 1987 pleegde hij zelfmoord.

De jaren ’60 en ’70 waren de jaren dat er door toenemende openheid over geestesziekten en interesse voor psychologie meer aandacht kwam voor posttraumatische stress, survivor’s guilt en andere emotionele gevolgen van de oorlog. Paranoia kan in die context worden gezien. Sowieso kwam er in de jaren ’60 en ’70 steeds meer aandacht voor het individu. Was de oorlog eerst nog een collectieve ervaring van het homogene Nederlandse volk, geleidelijk verschenen er steeds meer memoires, egodocumenten en biografieën, waarin persoonlijke belevenissen en gevoelens centraal stonden en visies verschilden.

Ook kwamen eerder onderbelichte onderwerpen aan bod. Collaboratie door Nederlanders was een pijnlijk punt, dat slechts geleidelijk aan zijn weg vond naar het publieke debat. Dat de SS-zoon in Niet tevergeefs een schurk is, is duidelijk vanaf zijn entree. Ducker handelt in Als twee druppels water te goeder trouw. Verder bleven foute Nederlanders edelfiguranten.

Hoewel in De bezetting Duitse misdaden en Nederlands verzet centraal stonden, besprak De Jong ook de rol van foute Nederlanders. Dit was al iets nieuws, vandaar dat er vooral werd ingegaan op hun daden en niet op hun drijfveren. Toch nam de belangstelling voor dit onderwerp toe. In de tweede helft van de jaren zestig verschenen studies waarin landgenoten die zich hadden aangesloten bij de SS hun beslissing uitlegden. De enige film van tekstdichter Lennaert Nijgh, Een vreemde vogel (1967, meer info hier), ging over een scholier die in het reine probeert te komen met zijn NSB-vader. De film werd helaas nooit in de bioscoop uitgebracht, omdat hij werd beschouwd als een artistieke mislukking, zij het over een relevant onderwerp.

Vandaag de dag wordt de Tweede Wereldoorlog vereenzelvigd met de holocaust. Dat was aanvankelijk niet het geval. Bij het grote herdenken van vlak na de bevrijding was meestal wel plek voor de jodenvervolging, maar altijd ingebed in het geijkte narratief van het onderdrukte, samenhorige Nederland. Vooral de steun van het verzet aan de joden kreeg aandacht. Dat er in Nederland veel antisemitisme leefde, bleef onbesproken. Pas in de loop van de jaren ’60 kwam er meer aandacht voor dit onderwerp, door het dagboek van Anne Frank, het Eichmann-proces en Jacques Pressers studie Ondergang: De vervolging en verdelging van het Nederlandse Jodendom 1940-1945. Lou de Jong, wiens familie in de kampen was vermoord, wijde vier afleveringen van De bezetting aan de holocaust. Het grote publiek, voor wie de genocide altijd een abstractie was gebleven, kreeg voor het eerst een beeld van de gaskamers.

In Nederlandse oorlogsfilms kwam de joodse ervaring niet nadrukkelijk aan bod. In Niet tevergeefs is de ondergedoken joodse vrouw zwanger; ze heet zowaar Maria en baart op het slot haar kind in de boerenstal. De joden uitbeelden als latente christenen; het voelt bijna smakeloos. Dat in Als twee druppels water Duckers liefje Marian joods is, is vooral om het feit dat zij in acuut gevaar verkeert tot een gegeven te maken en weinig meer.

Op weg naar veelkleurig

Een waterscheiding in de Nederlandse oorlogsfilm kwam ruim dertig jaar na de bevrijding met Soldaat van Oranje (1977, zie ook dit artikel uit Plot) en Pastorale 1943 (1978), gebaseerd op respectievelijk de memoires van Erik Hazelhoff Roelfzema en de roman van Simon Vestdijk. Soldaat van Oranje toonde de lotgevallen van zeven vrienden, die allemaal de oorlog op een andere manier meemaken. Een paar gaan bij de ondergrondse, één sluit zich aan bij de Waffen-SS als hij door de rest met de nek wordt aangekeken wegens zijn NSB-ouders, de ander doet nuttig verzetswerk, maar wordt uiteindelijk verrader om zijn joodse verloofde te redden van deportatie.

Bij de bevrijding zijn de enige twee overlevenden de avonturier Erik, die als held wordt toegejuicht, maar op de balans eigenlijk weinig van betekenis heeft teweeggebracht, en de aimabele studiebol Sjaak, die de hele bezetting passief bleef. Toch is het Erik die geen idee heeft wat hij nu wil, terwijl Sjaak zich nuttig zal maken voor de wederopbouw. Wie is de echte patriot?

Soldaat van Oranje werd aanvankelijk ontvangen als een oppervlakkige avonturenfilm. In de loop der jaren oogstte hij steeds meer lof. De film velde geen oordeel over de keuzes van de personages. Hun motivatie werd invoelbaar uitgewerkt. Alhoewel nog steeds bijfiguren, kregen de joodse karakters meer diepte. De held werd niet kritiekloos vereerd, maar evenmin werd zijn moed gebagatelliseerd.

In geen enkele Nederlandse of internationale film werd de ondergrondse incompetenter en irrelevanter uitgebeeld als in Pastorale 1943. In een schitterende cynische slotscène wordt de hoofdfiguur – een onderwijzer die zich met zijn aspiraties de held te worden in de nesten heeft gewerkt – door invloed van zijn SS-broer vrijgelaten uit Duitse gevangenschap. Deze spreekt zijn broertje vermanend toe dat hij eens moet uitscheiden met die kinderachtige verzetspoppenkast. Hiermee weerspiegelt Pastorale 1943 een visie die in de dertig jaar na de oorlog aan kracht won: een wel hele nadrukkelijk tegenwicht voor de dweepzieke bewondering voor het verzet. Hoewel de cinematografische bravoure en warmte van Soldaat van Oranje ontbreken, verdient Pastorale 1943 hiermee een plekje in de canon van de oorlogscinema.

In de daarop volgende decennia bleef Nederland met vast tempo oorlogsfilms afleveren. Er werden steeds nieuwe invalshoeken gevonden. In Het bittere kruid en Süskind kreeg de jodenvervolging eindelijk aandacht. Ook de ervaringen van NSB’ers en verraders, slachtoffers en neutralen kwamen aan bod. Deze overlappen elkaar dikwijls op onverwachte wijze. Dat de nasleep van de oorlog soms bittere ironie met zich meebrengt, zien we in De aanslag en De tweeling. Zelfs bij heldenfilms is meer nuance. In Oorlogswinter blijkt de oom van de hoofdfiguur de verrader te zijn, maar ook degene die zijn neefje altijd heeft beschermd.

Het onderscheid dat bij het grote herdenken werd gemaakt tussen goede Hollanders en slechte moffen is dikwijls bekritiseerd. De bezetters hebben in Nederland lang niet zo hardhandig huisgehouden als in Oost-Europa, het volk was verdeeld, velen collaboreerden, en het verzet telde naast helden ook beunhazen en verraders. Alle relativering daargelaten, blijft het een feit dat Nederland een democratisch land was, dat was bezet door een wrede dictatuur. Het onderscheid tussen goed en fout mag dan soms lastig te maken zijn, het bestaat wel. Het Nederlands oorlogsverleden is niet zwartwit, maar ook grijs doet geen recht aan de historische werkelijkheid. Veelkleurig is de beste karakterisering. De Nederlandse oorlogsfilms zijn dat gaan weerspiegelen.

Bart Juttmann werkt op dit moment aan het boek ‘Op jacht naar Soldaat van Oranje: de geschiedenis van een Nederlandse oorlogsklassieker’. Dit artikel is een aangepast hoofdstuk uit zijn boek.

Wat zoek je?