Scorsese en Schrader, artistieke bloedbroeders

Vanaf 25 mei is in filmmuseum EYE in Amsterdam een overzichtstentoonstelling te zien van het werk van Martin Scorsese. Ook zijn films worden vertoond. Taxi Driver en enkele andere schreef hij in hechte samenwerking met scenarist Paul Schrader. Het tweetal heeft al decennialang een bijzondere, zij het niet altijd makkelijke band.

Dit verhaal begint op de eerste hulp. Het is 1971 en Paul Schrader komt binnen met een maagbloeding. Geen aandoening die je associeert met 27-jarige mannen, maar hij heeft dan ook al behoorlijk wat achter de kiezen. Z’n huwelijk is op de klippen gelopen, hij is zijn baan als filmcriticus kwijtgeraakt en zit diep in de schulden. Schrader leeft zo’n beetje in z’n auto, slechts vergezeld door een fles. Slapen doet hij meestal in The Pussycat Theatre, want deze pornobios blijft de hele nacht open. Nu heeft hij de rekening ontvangen voor zijn levensstijl: een maagzweer. En die is gaan bloeden.

Behalve de pijn is er op de afdeling spoedeisende hulp nog iets dat hem bezighoudt: hij heeft al een maand met niemand gesproken. Terwijl hij wordt opgelapt, overdenkt hij zijn sociale isolement. Een beeld dringt zich aan hem op. Dat van een taxi die rondrijdt als een metalen grafkist. Achter het stuur zit een jongen die weliswaar een drukke stad doorkruist, maar toch helemaal alleen is. Schrader beseft dat hij hard op weg is om ook zo iemand te worden.

Nadat hij het ziekenhuis heeft verlaten, logeert hij bij een ex-vriendin. Daar schrijft hij in tien dagen een scenario met de titel Taxi Driver. De chauffeur uit de titel krijgt de naam Travis Bickle, een gefrustreerde ex-marinier die lijdt aan slapeloosheid. Om die reden rijdt hij zoveel mogelijk nachtritten, vaak door de meest duistere wijken van New York. Af en toe zoekt hij contact met anderen, maar als dat wordt afgewezen ontwikkelt hij het plan om een presidentskandidaat neer te schieten.

Schrader ziet het schrijfproces als exorcism through art, maar raakt er ook van overtuigd dat het script filmische kwaliteiten bezit. Hij probeert het project van de grond te krijgen. Het scenario zwerft een tijdje rond in Hollywood. Diverse regisseurs tonen interesse, van routinier Richard Mulligan tot jonge hond John Milius. Misschien kan Jeff Bridges Bickle spelen? Of Pacino? Het voelt allemaal niet goed. Schrader denkt meer aan aanstormend regietalent Brian de Palma. Die heeft hij eens geïnterviewd en ze kunnen het goed met elkaar vinden. De Palma hapt toe, maar zijn rol – blijkt later – blijft beperkt tot die van koppelaar. Eigen schuld: hij denkt dat Schrader wel goed zal kunnen opschieten met een vriend van hem, die net Mean Streets heeft geregisseerd, een rauwe film met Harvey Keitel en de jonge Robert de Niro. Zijn naam is Martin Scorsese.

De drie spreken af elkaar te ontmoeten in San Diego. Schrader en De Palma zitten in een restaurant te wachten. En te wachten. En te wachten. In de tussentijd wisselen ze wat ideeën uit. Zo bedenken ze de opzet voor een Hitchcockiaanse thriller. Na drie uur verschijnt dan eindelijk Scorsese, die zich naar eigen zeggen rot heeft gezocht. De irritatie ebt snel weg als Taxi Driver ter sprake komt. Het gegeven spreekt hem aan. En als hij het scenario leest, krijgt hij bijna het gevoel dat hij het zelf heeft geschreven: “I was burning inside my fucking skin.” Hij herkent iets in het verhaal over de eenzame Bickle en voelt een connectie met Schrader. In z’n eigen woorden: “There’s something deeper than paper between us.”  Taxi Driver heeft z’n regisseur gevonden. De Palma houdt er ook een film aan over. Hij maakt Obsession, de thriller die hij met Schrader heeft bedacht tijdens het wachten.

Twee handtekeningen

Waar komt die klik tussen Scorsese en Schrader vandaan? Het zijn kleine mannen, die allebei astma hebben en verslaafd zijn aan films. Is dat het? Wie inzoomt ziet een paar andere parallellen, maar ook veel verschillen.

Scorsese komt uit de wijk Little Italy in New York. Zijn grootouders hebben vanuit Sicilië het katholicisme meegenomen. In zijn jeugd wil hij graag priester worden, maar later blijkt zijn ware kerk toch de bioscoop. Schrader komt min of meer uit de provincie: Grand Rapids, Michigan. Zijn roots liggen deels in Friesland. Ook het spijkerharde zwartekousengeloof van zijn ouders is geïmporteerd uit de oude wereld. Terwijl Scorsese denkt aan het priesterschap, wil Schrader aanvankelijk dominee worden.

Televisie en films gelden in zijn jeugd als ‘verderfelijk’. Waar Scorsese vanaf z’n kindertijd verslaafd is aan bewegend beeld, koopt Schrader z’n eerste bioscoopkaartje pas op z’n zeventiende. Hij ziet de Disney-komedie The Absent Minded Professor, maar vindt er weinig aan. Niet lang daarna wordt hij tijdens een logeerpartijtje meegenomen naar een Elvis Presley-film. Die prikkelt z’n interesse meer. Het filmvirus nestelt zich pas definitief onder z’n huid, als hij in een lokaal filmhuis kennismaakt met het werk van Ingmar Bergman. Schrader herkent iets in de sobere, stemmige stijl van de Zweedse grootmeester. Hij gaat eerst schrijven over, en later vóór film.

En nu, een jaar of tien nadat hij voor het eerst een film heeft gezien, wordt een scenario van zijn hand verfilmd. Scorsese en Schrader, de paap en de zwartkous, blijken exact de juiste overeenkomsten te hebben om elkaar te begrijpen en exact de juiste verschillen om elkaar aan te vullen. Door hun religieuze achtergrond delen ze een fascinatie voor thema’s als moraal, verleiding en verlossing. Maar Schrader is een man van het woord. Zijn scenario voor Taxi Driver staat vol met precieze omschrijvingen. Scorsese wekt de woorden tot leven. Hij kent New York en vindt de plekken die de film zijn droomachtige (lees: nachtmerrie-achtige) sfeer geven. Schrader houdt van structuur, Scorsese werkt vaak intuïtief. Hij laat acteurs soms improviseren. Dat levert niet altijd wat op, maar zo nu en dan krijgt Schrader een cadeautje. De meeste geciteerde zin uit de film “You talkin’ to me”, is een improvisatie van Robert de Niro, die na Mean Streets opnieuw werkt met Scorsese en de rol van Bickle volledig naar z’n hand zet.

Er zijn wat irritaties tussen schrijver en regisseur. Scorsese wil twee scenes toevoegen om de bijfiguren wat meer reliëf te geven. Schrader is tegen. De scènes zijn niet verteld vanuit het perspectief van Bickle, en juist het feit dat je in de schoenen staat van Travis, geeft de film z’n kracht, vindt hij. Scorsese filmt de scènes toch, maar laat er eentje vallen in de montage. Een tweede, een onderonsje tussen pooier Harvey Keitel en hoertje Jodie Foster, wordt voorafgegaan door een shot waarin de Niro het gebouw bespiedt waarin de twee zich bevinden. Op die manier is zijn aanwezigheid toch voelbaar. Uiteindelijk is Schrader tevreden met de film. Tijdens een etentje voorafgaand aan de release zegt hij: “Wat er morgen ook gebeurt, we hebben een fantastische film gemaakt en zijn er trots op, ook als hij door de plee wordt gespoeld.”  De volgende dag probeert hij een middagvoorstelling mee te pikken. Er staat een lange rij. Niet alleen het publiek is enthousiast. Taxi Driver wint in 1976 de Gouden Palm in Cannes, krijgt een aantal Oscarnominaties en Schrader wordt genomineerd voor een Golden Globe.

Schrader schrijft vervolgens diverse scenario’s voor anderen, ook in samenwerking met z’n oudere broer Leonard, wat nog weleens uitloopt op ruzie. Al snel gaat hij zelf regisseren. Vaak keert het thema van het isolement uit Taxi Driver terug. In enkele films wordt dat benadrukt door het beroep van de hoofdpersoon. Het titelpersonage in American Gigolo is niet in staat om echte liefde te geven. Light Sleeper gaat over een drugsdealer die zichzelf goed kan onderhouden, maar niet echt iets van z’n leven heeft gemaakt. Filmcritici zien deze films als ‘broertjes’ van Taxi Driver. Het feit dat die film geldt als een mijlpaal in het werk van Scorsese, maar ook de hoeksteen vormt van Schraders oeuvre, laat zien dat films lang niet altijd één auteur hebben. De film draagt twee duidelijke handtekeningen.

I did it my way, you do it your way

Dat Schrader op de regisseursstoel zit, wil niet zeggen dat hij niet meer voor anderen werkt. Robert de Niro vraagt of Schrader interesse heeft een script te herschrijven van een film over Jake la Motta, een bokser die net zo licht ontvlambaar is buiten als binnen de ring. Scorsese wil de film regisseren, maar is ontevreden over de eerste versie van het scenario, dat is gebaseerd op de autobiografie van La Motta. Kan Schrader daar in zes weken iets aan doen?

Schrader heeft weinig met boksen, maar als hij zich verdiept in het leven van La Motta stuit hij op iets dat hem fascineert. Joe la Motta, de broer van de bokser, is lange tijd de manager geweest van Jake, maar dat wordt vreemd genoeg niet genoemd in de autobiografie. Schrader wil weten waarom. Hij ontmoet Joe en komt erachter dat de twee al jaren slaande ruzie hebben. Daar herkent hij wel iets in. Tussen hem en Leonard botert het immers ook niet. Schrader introduceert Joe in het script en de relatie tussen de twee broers vormt de ruggengraat van zijn versie. Scorsese is er opgetogen over, maar nog niet helemáál tevreden. Samen met Robert de Niro trekt hij zich terug op het eiland Sint Maarten om het scenario helemaal af te maken, dit met de zegen van Schrader: “Jake did it his way, I did it my way, you do it your way.”
De ervaring heeft Schrader geleerd wat hij Scorsese moet leveren: “Drie dringen: hoofdlijn, karakter, structuur. Bam bam bam. Dat is mijn taak en daarna loop ik weg.” Scorsese en De Niro voegen wat toe en schrappen wat. Schrader vindt Raging Bull “fantastisch”. “Maar het staat niet zo dichtbij mij persoonlijk, want een karakter als La Motta zou ik zelf niet hebben bedacht. Christus is het soort karakter dat ik zou hebben bedacht.”  En dat is dan ook de hoofdpersoon van de volgende film die hij maakt met Scorsese.

Jezus heeft seks

De Griekse schrijver Nikos Kazantzakis publiceerde in 1955 zijn roman The last temptation of Christ. Het boek is een herschepping van het evangelie, waarin Jezus een menselijk bestaan leeft, maar tot z’n schrik beseft dat hij een Goddelijke taak moet volbrengen. Als hij aan het kruis hangt, krijgt hij een visioen waarin hij een doodgewoon leven leidt. Hij trouwt met de prostituee Maria Magdalena en sticht later zelfs een gezin. Hoewel de gelovige Kazantzakis het boek vooral zag als een beschouwelijk werk, zette het Vaticaan het op een zwarte lijst. Scorsese leest de vuistdikke roman begin jaren zeventig. Het idee van Jezus die worstelt met zijn Goddelijke missie spreekt hem zeer aan. Alleen, het boek is 600 bladzijden dik. Voor het scenario denkt hij meteen aan Schrader. Niet alleen omdat die ook gefascineerd is door religie, maar vooral omdat hij handig is met structuur: “Ik dacht dat Paul alle onnodige elementen zou kunnen weghalen.”

Het is inderdaad een klus waar Schrader graag zijn tanden in zet: “Als je op verschillende surrogaatmanieren hebt lopen klooien met het thema van de verlossing, is het tamelijk onweerstaanbaar om iets met het prototype te doen.” Voor hem gaat het boek over een man die zichzelf steeds afvraagt wat God van hem verlangt. Die kwestie wordt de thematische focus van het scenario. Schrader maakt een lange lijst van alle gebeurtenissen in het boek. Elementen die samenhangen hebben met de gekozen thematiek, stipt hij aan. Alleen hiermee werkt hij verder, de geselecteerde gebeurtenissen schrijft hij naar elkaar toe.

Na vier maanden levert Schrader een slank script van negentig pagina’s. Scorsese weet nu dat er in het boek een film schuilt, maar is het script nu niet wat te kort? Net als in het geval van Raging Bull besluit hij om het zelf te gaan herschrijven. Weer krijgt hij de zegen van Schrader. Scorsese heeft het erover met filmcriticus Jay Cocks. Samen schrijven ze nog een aantal versies. Ze maken de dialogen directer. Maar ook al ‘bekt’ het script anders, de rewrites volgen trouw de thema’s, karakterontwikkeling, structuur en sfeer van de Schraders versie. Er volgt wat gekibbel over de credits. Na tussenkomst van de vakbond staat bij screenplay alleen Schraders naam.

Dit dispuut wordt overschaduwd door wereldwijde protesten tegen de film. Grootste steen des aanstoots is het feit dat Jezus (een intense Willem Dafoe) in zijn visioen trouwt met de hoer Maria Magdalena (Barbara Hershey) en zelfs een kind bij haar verwekt. Hoe kan de zoon van God überhaupt seks hebben? Scorsese laat de film voorafgaan door een disclaimer: ‘This film is not based upon the gospels…’  Nee, reageren veel boze Christenen, de film is gebaseerd op een verboden boek. Er wordt opgeroepen tot een boycot. Landen als Griekenland, Singapore en Turkije verbieden de film. In Parijs wordt tijdens een vertoning zelfs een bioscoop in brand gestoken. Gevolg: dertien gewonden.

‘Te klein voor onze twee ego’s’

Ondanks alle commotie weet de film nauwelijks genoeg publiek te generen om winst te draaien. De matige recette en het gekibbel over de credits weerhouden Scorsese er niet van om Schrader steeds opnieuw te benaderen. Ze starten diverse projecten op. Een biopic over componist George Gershwin bijvoorbeeld en een remake van de klassieker The Bad And The Beautiful. Maar als Scorsese zich met het schrijfproces van dat laatste project bemoeit, staan regisseur en schrijver opeens als kamphanen tegenover elkaar. Schrader stelt voor om niet door te modderen maar te kiezen voor hun vriendschap: “De kamer was te klein geworden voor onze twee ego’s.”

Samenwerken doen ze niet meer, samen eten wel. Een jaar of twaalf lang treffen de heren elkaar voornamelijk aan gedekte tafels. Op een avond merkt Schrader dat Scorsese hem iets wil vertellen, maar dat niet durft. Hij vraagt op de man af wat er is. Producer Scott Rudin blijkt de rechten te hebben gekocht van een boek dat Scorsese wil verfilmen, en eigenlijk is Schrader de enige schrijver waar ze aan denken. Niet verwonderlijk. Het boek Bringing out the dead, geschreven door Joe Connelly, gaat over de New Yorkse ambulancebroeder Frank Pierce, die iedere dag wordt geconfronteerd met criminaliteit, drugs en dood. Het gegeven spreekt Schrader meteen aan. “Het was het soort film dat al heel lang van tijd tot tijd schreef – over een loner, een zwerver. Een existentiële man op de grens van innerlijk en uiterlijk verval.”

Scorsese is nog druk met een andere film. Heerlijk, vindt Schrader. Zo heeft de regisseur geen tijd om zich met het script te bemoeien. Eén keer gaat hij even bij Scorsese langs om dingen te bespreken die hij wil veranderen ten opzichte van het boek, daarna begint hij te tikken. Drie weken later is hij al klaar. Geen geruzie dit keer. De film ontvangt in 1999 welwillende recensies, maar het publiek negeert Bringing Out The Dead. Toch heeft Schrader geen spijt van de klus, hooguit wat moeite met de muziek en de casting van Nicholas Cage als Pierce. Te oud. Jaren later vraagt Schrader Cage wel voor de hoofdrol in twee van zijn eigen films (Dying Of The Light en Dog Eat Dog). Hij cast trouwens opvallend vaak acteurs uit de films die hij schreef voor Scorsese, zoals Harvey Keitel en Peter Boyle; hij werkt ook zeer regelmatig met Willem Dafoe.

Terwijl Scorsese’s recentste film Silence (2016) zelfs te zien was in het Vaticaan, valt Schraders werk nauwelijks nog op. Wel staat hij even volop in de schijnwerpers als hij eind 2016 een merkwaardige oproep op Facebook zet. Schrader schrijft dat Amerika bereid moet zijn om de wapens op te nemen tegen Donald Trump. Zijn call to violence wordt meteen opgepikt door de media én de politie. Tegen een ongeruste rechercheur zegt Schrader dat hij er niets van meent. Hij heeft zijn oproep gedaan na het wegspoelen van een slaappil met een glas witte wijn. Een bizar incident. Maar het past wel naadloos in het werk van Schrader (en ook wel een beetje in dat van Scorsese).

25 mei t/m 3 september: Martin Scorsese – The Exhibition en filmprogramma in EYE, Amsterdam, eyefilm.nl/scorsese

Vanaf 6 juli in EYE en landelijke bioscopen: Taxi Driver (4K gerestaureerd), Raging Bull (2K) en Goodfellas (4K gerestaureerd).

Wat zoek je?