Schrijven is vooral blijven zitten
Tessa Leuwsha’s documentaire Moeder Suriname-Mama Sranan, geïnspireerd op haar boek Fansi’s stilte, is op verschillende festivals onderscheiden. Zo kreeg hij op IDFA 2023 in Amsterdam een special mention en bij het Cine Invisible Festival Internacional in Bilbao de prijs voor beste lange documentaire in de categorie Interculturalidad. Leuwsha schreef eerder de boeken Plantage Wildlust en De wilde vaart, het script voor de film Frits de Gids, die ze ook regisseerde, en de muziektheaterproductie Bami Cola, die in Suriname werd opgevoerd. In Suriname is ze liaison officer voor Het Cultuurfonds.
Mama Sranan is samengesteld uit ingekleurde archiefbeelden. Hoe ben je te werk gegaan?
Producent Pieter van Huystee vroeg me of ik ideeën had voor een film over de geschiedenis van Suriname. Dat is nogal een breed onderwerp. We vonden allebei Fansi’s stilte een goed uitgangspunt. Dat is meer een literaire bewerking van interviews, maar Mama Sranan vertelt vooral het verhaal vanuit het perspectief van mijn oma zelf, een wasvrouw die niet lang na de afschaffing van de slavernij in 1863 vanuit het binnenland naar Paramaribo trok.
Het was een hele puzzel om de verhaallijn te ontwikkelen en af te stemmen op het beschikbare beeld, dat volledig bestaat uit archiefmateriaal. Ik heb eerst het verhaal uitgeschreven, waarbij oma zelf als het ware aan het woord is. Dat heb ik vermengd met een historisch-maatschappelijke lijn, waarbij we de ontwikkelingen volgen van slavenmaatschappij naar de onafhankelijkheid in 1975. Veel van de beelden zijn gemaakt vanuit het perspectief van zendelingen, missionarissen, journalisten en nieuwsmakers en dat wilde ik ombuigen naar dat van een zwarte vrouw. De beelden uit bijvoorbeeld het Polygoonjournaal van Beeld & Geluid en Eye konden we gelukkig aanvullen met die uit (amateur)films, die we vonden in het Surinaams Museum en de Groninger Archieven. Uit bijna 70 uur door researchers verzameld filmmateriaal heb ik de rode draad van haar leven proberen te vinden. Het scenario heb ik daardoor tijdens de montage door Chris van Oers meer dan tien keer herschreven en ook bij het inspreken van de voice-over door Denise Jannah veranderde de tekst nog. Met meer typische Surinaamse woorden en gezegden kwamen we steeds dichter bij mijn oma.
In Nederland is er meer aandacht voor het koloniale verleden. Hier moeten mensen ploeteren om rond te komen en hebben ze weinig tijd om zich daarmee bezig te houden
Put je voor inspiratie uit het Surinaams verleden of het heden?
Ook al gaat het over het verleden, toch is mijn inspiratiebron het heden. Het stoort me dat Suriname in veel films en boeken slechts het decor vormt voor een verhaal. Ik mis het Surinaamse perspectief. Ik wil een dialoog met het land, met het verleden aangaan, vanuit het heden. Niet het perspectief van de witte Nederlander en ook niet van de Nederlandse Surinamer. Suriname is een heel ander land met een andere mentaliteit waar we – zonder dat dit tot grote problemen leidt – nog sterk in etnische groepen denken, ieder met een eigen herkomstgeschiedenis. Ik ben zelf in Amsterdam geboren, maar woon al sinds 1995 in het land, in hartje Paramaribo. Ik merk echt dat verschil in mentaliteit. In Nederland is er meer aandacht voor het koloniale verleden. Hier moeten mensen ploeteren om rond te komen en hebben ze weinig tijd om zich daarmee bezig te houden. Dat moet je allemaal begrijpen als je over het land vertelt.
Roman of film/documentaire?
Dat is bijna als het kiezen tussen je kinderen! Ik vind het allebei prachtig werk. En het voedt elkaar. Bij het schrijven voor film moet je in beelden denken, maar dat is voor een romanschrijver ook een aanbeveling. Ik sta open voor ieder nieuw idee. Het is mooi dat ik beide kan afwisselen, al zijn de voorwaarden voor het schrijven voor film toch lastiger. Daarvoor moeten er altijd eerst fondsen gevonden worden. Zo heb ik voor producer Emjay Rechsteiner van Staccato Films een aanzet voor het scenario geschreven voor een film over de achttiende-eeuwse vrijheidsstrijder Boni. Ze zijn nu bezig met fondsenwerven. Ik ben heel benieuwd wanneer dat project een vervolg krijgt, maar filmfictie blijft lastig. Geld vinden kan wel tien jaar duren.
Fictie of non-fictie?
De research die ik voor Boni heb gedaan heb ik ook gebruikt voor een boek dat volgend jaar bij uitgeverij Atlas Contact gaat verschijnen. Daarin vermeng ik de fictievorm met die van non-fictie aan de hand van orale bronnen, van interviews die ik in Frans Guyana en Suriname afnam, en de mythes en legendes die er over deze man de ronde doen. Met fictie ben je heer en meester over de personages. Je kunt dichtbij je onderwerp komen en de lezer, of kijker, meekrijgen in je bedoeling met het verhaal.
Aan Plantage Wildlust begon ik als een non-fictieboek, gebaseerd op een familiearchief van Nederlandse plantagedirecteuren, maar dat heb ik helemaal omgegooid, om naast de familiefeiten vooral de essentie van die periode te kunnen vatten. Ik overweeg om een documentaire te maken over Boni, opnieuw met producent Pieter van Huystee. Een docu is een korter traject dan een speelfilm. Uitdagend is wel dat er uit de achttiende eeuw natuurlijk geen beeldmateriaal in de archieven te vinden is, maar net als in het boek zal het om een mengvorm gaan van verschillende bronnen en verteltechnieken, en het verhaal raakt aan het heden.
Vaste routine of elke dag anders?
In mijn hoofd heb ik een soort schotten. Inhoudelijk kan ik niet aan meerdere projecten werken. Ik schrijf altijd aan een werk tegelijk, al doe ik in de middag soms research voor een ander project, waaraan ik vervolgens kan gaan schrijven. Ik focus het best in de ochtend, dus ik schrijf van 8 tot 13 uur ongeveer. Na de lunch begin ik aan het lichtere werk, zoals mailen en overleggen. Het creatiefst ben ik thuis in mijn eigen werkkamer met alle boeken en bronnen binnen handbereik. Het is belangrijk voor schrijven om de tijd te nemen en regelmaat aan te houden. En vooral te blijven zitten! Het eerste halfuur is het teruglezen, zinnetjes proberen en dan gaat er meestal wel ergens een luikje open en kom ik in de flow. Vooral niet te snel denken dat het niks meer wordt vandaag!
Schrijven voor boek en film: droomberoep of toeval?
Half jaren negentig ging ik voor de liefde naar Suriname en kreeg voor vertrek per toeval van uitgeverij Elmar de opdracht om een reisgids van het land te schrijven. Met een voorschotje ben ik toen aan de slag gegaan, terwijl dat zo vlak na de Binnenlandse Oorlog niet makkelijk was. De binnenlanden waren nauwelijks begaanbaar. Later kreeg ik een column in het Surinaamse Weekblad en van het een kwam het ander.
De echte jumpstart kwam na het overlijden van mijn vader met het schrijven van De Parbo-blues. Daarvoor ging ik me verdiepen in zijn ervaring als immigrant in het Nederland van de jaren zestig, waar hij nogal opviel en zich niet welkom voelde. Hij stond liever alleen op een koud perron dan dat hij zich bij de anderen in de warme restauratie voegde, met alle ogen op hem gericht. Sindsdien werk ik altijd aan een project, of het nu een boek wordt of een film. En ik ga ook niet meer stoppen met schrijven!