Ruimtevaarders met beeldbuisbuik

Eind jaren negentig. In het glooiende landschap van het Britse Warwickshire staat een caravan, waarin Andrew Davenport scenario’s herschrijft. Buiten is de set van het gloednieuwe kinderprogramma dat hij samen met producent Anne Wood heeft ontwikkeld. Ze hebben te maken met tegenslag: de kostuums van de spelers zijn zo onpraktisch, dat zijn oorspronkelijke ideeën onuitvoerbaar zijn. Steeds past Davenport de scripts aan. Nietsvermoedend doet hij nog veel meer: hij schrijft televisiegeschiedenis, want hij is bezig met de Teletubbies.

Het begint met een opdracht. Na negen jaar besluit de BBC te stoppen met Playdays, een educatief programma voor peuters en kleuters in de traditie van Sesamstraat, met poppenspel, items met kinderen en voorleesverhaaltjes. En een volwassen presentator als centrale figuur. De omroep wil iets anders, liefst voor een nog jongere doelgroep. Ook kleintjes van achttien maanden blijken de televisie te ontdekken, en de omroep wil die allerjongsten iets bieden.

Stuiteren

De BBC klopt onder andere aan bij Ragdoll, een bescheiden productiebedrijf dat wordt gerund door de voormalige onderwijzeres Anne Wood. Vanaf de jaren zeventig produceert ze jeugdprogramma’s, waaronder het populaire Roland Rat en Brum over een piepklein autootje. Heel happig is ze niet. “De benodigde honderd afleveringen zouden ons zo comfortabel kleinschalige bedrijf lanceren naar een volledig nieuw territorium”, verklaart ze later in The Guardian. Maar ze hapt toe.

Wood weet meteen wie ze het project wil laten schrijven: Andrew Davenport. Deze voormalige student logopedie houdt van drama en heeft na zijn afstuderen een eigen theatergroep opgericht. Daarmee speelt hij zich in de kijker bij televisiemakers, die hem vragen als poppenspeler. Zijn takenpakket breidt steeds verder uit en uiteindelijk doet hij genoeg ervaring op om een gloednieuw peuterprogramma te concipiëren.

Samen met Wood kiest hij een thema. Beiden zijn gefascineerd door de manier waarop kinderen reageren op de techniek om hen heen. In steeds meer huishoudens staan eind jaren negentig computers, en cyberspace wordt steeds toegankelijker. Daarnaast zijn voor een peuter huishoudelijke apparaten als stofzuigers mateloos interessant. Het kwartje valt bij Davenport na een bezoek aan het Smithsonian Institution in Washington, waar hij artefacten van de maanlanding bezichtigt. Hoewel astronauten het symbool zijn van technische vooruitgang zagen ze er in hun ruimtepakken uit als een soort peuters, vertelt hij aan The Guardian. “Met  veel te grote hoofden en veel te korte beentjes. En ze reageren op de opwindende nieuwe wereld om hen heen door in het rond te stuiteren. Dus ik bedacht karakters die gebaseerd waren op ruimtevaarders.”

Teletubbies rennen, lachen en rollen over de grond. Lol maken lukt prima, maar er is ook veel dat ze nog moeten leren

De wezens krijgen allemaal antennes op hun hoofd. Maar dat is niet alles. Geïnspireerd door het thema techniek geeft Davenport zijn creaties allemaal een beeldbuisbuik. Hierop kunnen reportages worden vertoond over doodgewone kinderen, die bijvoorbeeld spelen, zwemmen of knutselen. De Teletubbies zijn geboren. 

Maar ook al zien ze surrealistisch uit, qua gedrag lijken ze heel erg op peuters. Teletubbies rennen, lachen en rollen over de grond. Lol maken lukt prima, maar er is ook veel dat ze nog moeten leren. Davenport en Wood kiezen niet à la Sesamstraat voor een breed familiepubliek, maar richten zich primair op hun jonge doelgroep. Om die te bereiken, moeten de jonge kijkers zich met de hoofdpersonen kunnen identificeren. Gevolg van deze keuze is dat, net als bij peuters, het taalgebruik van de Teletubbies beperkt blijft. Uit hun monden klinkt zelden een woord met meer dan twee lettergrepen. Ze begroeten elkaar met “eh-oh”. De namen van de hoofdpersonen zijn voor peuters prima uit te spreken: Tinkie Winkie, Lala, Dipsy en Po.

Terwijl de makers tussen de heuvels van Warwickshire voortploeteren, weet niemand nog hoeveel impact hun werk zal hebben. Het draaien op locatie en de onhandige pakken zorgen wel voor andere problemen. Zodra de reeks op de buis verschijnt, blijkt de kindgerichte aanpak doel te treffen. De speelduur van 25 minuten is voor sommige peuters misschien aan de lange kant, maar er ontstaat wel interactie met het publiek. Soms zwaaien kinderen naar het beeldscherm. De Teletubbies groeien uit tot een ankerpunt in de dagindeling van veel jonge kinderen. En dat met een doelgroep die een televisieprogramma doorgaans niet interessanter vindt dan bijvoorbeeld een vuilniswagen die buiten langskomt.

Stompzinnig

De keuze om primair te kiezen voor het peuterpubliek heeft nog een ander effect: sommige volwassenen kunnen de Teletubbies wel achter het behang plakken. In 1997 bericht de Daily Mirror dat ouders vrezen voor de slechte invloed van het programma. Er vallen termen als “stompzinnig” en “infantiel”. Deskundigen twijfelen aan de educatieve waarde. Wat leren kinderen van dat gebrabbel?

Toch zit er aanzienlijk meer taal in het programma dan de felle reacties doen vermoeden. Er lopen in Teletubbieland weliswaar geen grote mensen rond om iets uit leggen, wel zijn overal volwassen stemmen te horen. Zo klinkt er een voice-over en ook steken er regelmatig stemtrompetten uit de grond, die de Teletubbies aanspreken en zelfs instrueren. In de reportages die de wezentjes op hun buik laten zien, hoor je kinderen praten. Hun spraakniveau is aanzienlijk hoger dan dat van een gemiddelde Teletubbie. Er klinken liedjes en rijmpjes en er wordt zelfs geteld. In interviews reageert Davenport dan ook nuchter op de kritiek: “Niet een van deze klachten is afkomstig uit de doelgroep.”

Wat zoek je?