Publieke werken

Het was 2000, ik was jarig en ik kreeg een boek.
Een dik boek.
Cadeau van Willem van de Sande Bakhuysen, met wie ik kort daarvoor de serie Bij Ons in de Jordaan had gemaakt. Die was behoorlijk succesvol geweest en de samenwerking smaakte naar meer. ‘Dit wordt ons volgende project’ had Willem op de eerste pagina geschreven, vlak onder de titel: ‘Publieke werken’.

Niet veel later vertrok ik met Joram Lürsen naar het Deense eilandje Bornholm, waar wij meededen aan North by Northwest, een scenarioworkshop. Wij probeerden ons project In Oranje van de grond te krijgen, maar het zag er niet al te hoopvol uit.
‘s Avonds in ons gastenverblijf  las ik ‘Publieke Werken’. Ik kwam even moeilijk door het begin heen, maar uiteindelijk werd het een onverbiddelijke pageturner, die ik ademloos uitlas. Rijk aan fantastische personages, filmische details en een prikkelende historische setting, de periode aan het eind van de negentiende eeuw waarin zo’n beetje half Amsterdam tot stand kwam.
Het meest van alles viel ik op de prachtige intrige die Thomas Rosenboom had bedacht; een constellatie van moedwil, misverstand, ijdelheid en idealisme van een egoïstische soort, waardoor op miraculeuze wijze een groep arme turfstekers het Beloofde Land bereikte.
 
Een paar jaar later was Willem dood. Hem is nooit de erkenning toegevallen die hij verdiende. Zijn films en series worden altijd in de eerste plaats bewonderd om de briljante scripts van Maria Goos. Daar valt veel voor te zeggen, maar niet veel mensen hebben gezien hoe groot de bijdrage van Willems regie was.
Ik schreef intussen al voorzichtig aan het script van Publieke Werken en raakte even in een soort vacuüm, totdat het door Anton Smit van Idtv en later Frans van Gestel werd opgepikt.
Eerlijk gezegd kwam ik er niet zo goed uit. Het probleem met boeken die je prachtig vindt, is dat je er zo moeilijk in kunt hakken en breken. Je houdt van al die scènes, die dialogen en al die details die de roman zo mooi maken.

En hoewel elke scenarist natuurlijk weet dat hij rücksichtslos te werk moet gaan bij een adaptatie, is dat in de praktijk makkelijker gezegd dan gedaan. Zo heeft het dus niet minder dan een jaar of tien, twaalf geduurd voor ik eindelijk zover was dat ik de Syde-viool eruit had gegooid, het in een film moeilijk te vertellen verhaal van het venstervrijen en ook de voortdurende – in de roman functionele – herhaling van zetten op het onderhandelingsschaakbord tussen Vedder en Ebert.
In plaats daarvan moest ik proberen het spel binnen zo’n tien minuten op de wagen te krijgen, waarbij erg veel personages, situaties, arena’s en dilemma’s zo elegant mogelijk geïntroduceerd moesten worden. Naar vermogen ben ik daar hopelijk in geslaagd.
 
Hoe mooi het boek ook: één aspect had Rosenboom naar mijn idee niet kloppend gekregen. De crux van zijn verhaal is dat de arme turfstekers uiteindelijk scheep gingen naar Amerika, zonder dat er voor hun overtocht betaald was. Toen ik hem vroeg hoe dat zat, sprak hij de legendarische woorden: “dat weet ik eigenlijk niet…”
Uiteindelijk vond ik – hoop ik – een sleutel om dat op te lossen, vanuit een voorzet die hij eigenlijk zelf al had gegeven maar niet ingekopt.
Daarom ben ik het verhaal begonnen met een viool, die vader Bennemin gedwongen wordt te bespelen, terwijl zijn dochter ruw wordt bezwangerd. Die viool, dacht ik, is het begin, maar ook het einde van de intrige.
Daar eenmaal aangekomen, met inmiddels Joram Lürsen als regisseur, was voor mij de cirkel rond.
 
Bekijk de trailer van Publieke werken

Wat zoek je?