Nederlandse film blijft steken op 75 procent

“Het lijkt wel of alle Nederlandse speelfilms van het afgelopen jaar minder goed zijn dan ze hadden kunnen zijn”, zei de cameraman met bestuursfunctie. “Geen film lijkt echt af te zijn, alsof ze op 75% zijn blijven steken. Het scenario is niet voldoende ontwikkeld of er was niet voldoende tijd en geld om de ambities van het script waar te maken.” Helaas kan ik hem geen ongelijk geven.

Laatst zag ik de Deense speelfilm Den Skyldige. Mocht hij nog ergens draaien, ga hem dan vooral zien en doe jezelf een plezier door geen trailer te bekijken of er iets over te lezen. Alle voorkennis zal afbreuk doen aan de ervaring. Wees gerust, inhoudelijk zal ik er niks over zeggen. Ik wil alleen de vraag stellen: Had deze film ook in Nederland gemaakt kunnen worden?

De vraag stellen is hem beantwoorden. Ook bij de Zweedse succesfilm The Square hoorde ik Nederlandse makers verzuchten: een film met deze mate van ambitie en eigenzinnigheid had bij ons nooit gemaakt kunnen worden. Volgens de cameraman met bestuursfunctie is het niet alleen een kwestie van geld – helemaal niet zelfs – maar meer een kwestie van houding, van kritisch naar onszelf kijken en principieel zijn in de keuzes die we maken. Financieel gezien hadden wij Den Skyldige ook hier kunnen maken, maar de film onderscheidt zich in visie en perfectie.

Natuurlijk zijn er belangen van financiers en fondsen en is er altijd te weinig geld, maar het begint met makers die staan voor de film die ze willen maken. Kennelijk is het zo in onze genen gaan zitten om te polderen, dat onze films daar een afspiegeling van zijn geworden.

De koopman en niet de kunstenaar regeert. Het laatste bioscoopwerkje van ondergetekende is daarop geen uitzondering, ondanks alle liefde en passie waarmee dat project over een periode van acht jaar gekoesterd is. Ergens in het proces voegen wij ons als makers naar de wensen van producenten, dramaturgen, fondsen en financiers – die overigens vaak genoeg en met de beste bedoelingen hele zinnige dingen te zeggen hebben – om vervolgens de ziel van het project om zeep te helpen.

Gebrek aan talent is er niet. Dit zie je met name bij de One Night Stands, waarvan er ook dit jaar weer twee voor een Gouden Kalf genomineerd zijn. Los van het feit dat ik het bespottelijk vind dat single plays en series in de beoordeling van tv-drama op één grote hoop worden gegooid, toont het feit dat de single plays er ieder jaar uitspringen, dat er iets bijzonders gebeurt als je talent de ruimte en het vertrouwen geeft om een eigen verhaal te vertellen.

Dat de One Night Stands vanaf het komende jaar in een keurslijf van een doorlopende verhaallijn zijn gedwongen, doet je afvragen wat belangrijker is: talentontwikkeling of kijkcijfers. Ook bij de Telefilms zijn er ieder jaar wel één of twee die internationaal hoge ogen gooien, omdat de stem van de maker er beter in doorklinkt dan in de gemiddelde Nederlandse speelfilm voor de bioscoop. Ondanks dat het budget al jaren te laag is, moet juist deze oefenplek, waar makers hun eigen stem kunnen ontwikkelen, gekoesterd worden. Zeker nu het uitbrengen van Nederlandse films in de bioscoop steeds meer onder druk komt te staan.

Hoe het vervolgens verder moet met de Nederlandse film – en waarom de Denen (en de Belgen, en de Zweden) het op dit moment beter doen – is niet een vraag waar je een simpel antwoord op kunt geven. En misschien bent u het ook wel helemaal niet met mij eens. Volgens de cameraman met bestuursfunctie is het meer een kwestie van durf dan van geld. Of dat waar is, weet ik niet. Als je meer draaidagen of montagetijd nodig hebt dan je gefinancierd krijgt, dan is dat ook een geldkwestie. Maar het begint inderdaad met durf van de maker om te zeggen: ik neem geen genoegen met minder.

En het vraagt durf van de schrijver om te zeggen: dit is het verhaal dat ik echt wil vertellen. Dit ben ik en hier sta ik voor.

Uw voorzitter,
Pieter Bart Korthuis

netwerkscenarioschrijvers@auteursbond.nl

Wat zoek je?