Keynote: de positie van de scenarioschrijver
In plaats van mijn gebruikelijke column hieronder een ingekorte versie van de keynote speech zoals ik deze op 6 november heb uitgesproken op de Screenwriters Convention in Vondel CS, georganiseerd door AVROTROS.
Beste collega’s,
Mij is gevraagd hier wat te komen vertellen over ‘de positie van de scenarioschrijver in Nederland’. De reden dat ik hiervoor gevraagd ben, is vermoedelijk dat ik een behoorlijk goede positie heb als scenarioschrijver, terwijl anderen een beduidend minder goede positie hebben. Hoe komt dat en wat kunnen jullie hieraan doen?
Om mezelf in bescherming te nemen, wil ik vooraf melden dat ik volgens vrienden aan het fenomeen ‘valse arrogantie’ lijd. Mocht ik heel zelfverzekerd en zelfvoldaan overkomen: dat is schijn. Diep van binnen heb ik de sterke overtuiging dat ik niks weet en niks kan.
Charlie Kaufman, schrijver van oa. Adaptation en Being John Malkovich, zegt in zijn BAFTA speech, die op YouTube te zien is, hetzelfde. Hij ziet zijn onzekerheid echter als een kracht en vertelt dat alle kunst – en dus ook zijn verhaal – alleen maar van waarde kan zijn als de kunstenaar zichzelf laat zien in zijn werk. Je kunt de ander alleen bereiken door iets van je eigen kwetsbaarheid te tonen.
Ik weet niet hoe het voor jullie is, maar als ik een verhaal bedenk, personages een naam geef, karaktereigenschappen die vaak gebaseerd zijn op mensen uit mijn eigen omgeving, een hele familiestamboom verzin, dan voelt het toch een beetje alsof ik de vader van die personages ben. Dat acteurs ze vervolgens een gezicht geven, doet daar niks aan af. Het zijn mensen die uit mijn brein zijn ontstaan.
Jullie zagen zojuist een scène uit het eerste seizoen van Penoza, die zich afspeelt in een omgeving die ik goed ken uit mijn jeugd, een jachthaven (deze scène is uit de eerste aflevering van seizoen 1, nog te zien via NPO Start Plus, fragment begint op 24:47, red.). Als Thomas Acda, naar het kleine zeilbootje wijst en vertelt dat zijn vader hem vroeger zo de plas opsleepte en dat hij maar moest zien hoe hij terugkwam… dan gaat dat niet alleen over hem als personage. Het gaat ook over mij. Dat zijn zoon Boris heet, een jongetje dat geen aansluiting kan vinden met anderen en gepest wordt op school, is ook geen toeval. Boris was vroeger mijn eigen bijnaam.
Ziel
Niemand kan een succes voorspellen. Wat de serie Penoza betreft, heeft het te maken met de enorme hoeveelheid talent die bij het maken van de serie betrokken was. Regie, cast, crew en de geweldige schrijvers met wie ik drie seizoenen lang heb mogen samenwerken, zoals Karin van der Meer en Franky Ribbens. Het is dus sowieso niet alleen aan mij te danken, maar ik denk wel dat ik als bedenker en hoofdschrijver één van de voorwaarden voor het succes heb gecreëerd, en dat is dat ik geprobeerd heb de serie een ziel mee te geven. En ik denk, ik hoop, dat dat doorschemert in zo’n simpel scènetje.
In het hele proces van het maken van een serie of een film, is de schrijver de enige die met een blanco pagina begint. Al het andere is daar een afgeleide van. Als de top van acterend Nederland wil meewerken aan een productie, dan is dat over het algemeen omdat het script zo goed is dat iedereen daar een deel van wil zijn. Wij hebben daarom als scenarioschrijvers helemaal niks om bescheiden over te zijn.
Het schrijven van uitzonderlijke karakters, het bedenken van onvergetelijke beelden of prachtige dialogen vraagt een talent dat maar heel weinig mensen bezitten. En geen scenarioschrijver zou het moeten meemaken dat er – zonder overleg – scènes bijgeschreven worden, dat hij of zij geen inspraak heeft in de montage, dat de schrijver vergeten wordt in de promotie van een film of serie of te weinig meedeelt in een succes.
Juist omdat schrijvers zich maar moeilijk laten gelden – of zich verbergen achter een agent die te weinig voor hun belangen opkomt – gebeurt dit maar al te vaak. En niet alleen in Nederland.
Na het derde seizoen ben ik gestopt met Penoza. Het zou oorspronkelijk het laatste seizoen zijn en Carmen is bij mij op papier dood gegaan. Toen er van hogerhand werd besloten om toch door te gaan, wat een prima keuze is gebleken, wilde ik daar niet meer aan meewerken. Een belangrijke reden daarvoor was dat ik mij steeds minder in het eindresultaat herkende.
Bij mijn volgende project, Vechtershart, kreeg ik de kans om als showrunner een beslissende stem te hebben in de keuze voor de regie, casting en was ik intensief betrokken in de montage. In het tweede seizoen heb ik zelfs na lange tijd weer kunnen regisseren, wat mijn oorspronkelijke beroep is.
Ambitie
Ik moet namelijk bekennen dat ik helemaal nooit de ambitie heb gehad om scenarioschrijver te worden.
Op de filmacademie – waar regie en scenario toen nog één vakrichting was – ben ik na het eerste jaar uit de regieklas gezet en verbannen naar een nieuw klasje, dat maar drie jaar bestaan heeft: de tv-dramaklas, voor regisseurs die niet in staat waren hun eigen scenario’s te schrijven. Zoals gezegd: ik wilde ook helemaal geen scenarioschrijver worden, maar in die tijd was het schrijven van scenario’s een voorwaarde, want de enige ‘auteur’ van de film – en dat werd nogal letterlijk genomen – was de regisseur. Iets waar we in Nederland tot op de dag van vandaag last van hebben.
Ik heb dus regie tv-drama gestudeerd en montage – iets dat ik elke scenarioschrijver kan aanraden – en nadat ik was afgestudeerd ben ik nog een jaar naar de filmacademie van Mexico gegaan. Daar heerste een hele andere opvatting over het motiveren van studenten dan ik tot dan toe was tegengekomen. Een van de eerste opdrachten was het schrijven van een autobiografie, die de studenten voor de klas aan elkaar moesten voorlezen. Het credo van de docent was dat niemand zo goed in staat is om zijn eigen verhaal te vertellen als jijzelf. Waar in Nederland nogal in angstbeelden werd gesproken dat ik nooit werk zou vinden als ik me niet aan bepaalde regels zou houden, vond ik het bevrijdend om te horen dat mijn verhaal, mijn visie, mijn persoon er toe deed. Dat ik gehoord mocht worden. Ik kwam terug naar Nederland met hernieuwd zelfvertrouwen.
Maar toen moest ik wel werk vinden. Na vijf jaar lang reality-programma’s geregisseerd te hebben, kreeg ik de kans om datgene te doen dat ik zo graag wilde: drama maken. Ik mocht schrijven en regisseren aan de serie Costa!, wat voor mij een belangrijke leerschool is geweest. Vlieguren zijn volgens mij de sleutel tot het vormen van je talent, zelfs als het voor series is waar je zelf niet voor thuis zou blijven. Bij het werken aan Costa! ontdekte ik hoe leuk ik schrijven vond, dat ik er toch enige aanleg voor bleek te hebben en dat je veel later je bed uit mocht dan de regisseur.
Na enkele minder geslaagde producties werd ik toegelaten tot het schrijfteam van de serie Keyzer & De Boer Advocaten. De scenarioschrijvers van deze serie hadden de rol die toentertijd – en eigenlijk nog steeds – gewoon was. Als je je eindversie had ingeleverd, ging die naar de regie en vervolgens moest je maar zien wat er van terecht was gekomen. De ene keer was je blij, een andere keer was het slikken.
Waagstukken
Als mensen zich afvragen hoe het is voor een scenarioschrijver is om voor het eerst een montageversie van je werk te zien, dan is het misschien goed om het onlangs uitgegeven boek Waagstukken te lezen. Het gaat over architecten die zelfmoord plegen nadat ze hun ontwerpen verwezenlijkt zien. Als je dat voor ogen hebt, dan snap je misschien waarom het niet altijd makkelijk is om meteen tot een afgewogen, en vooral opbouwend commentaar te komen. Dit heeft even tijd nodig.
Maar dit mag voor een schrijver nooit een reden zijn om uit de montage weg te blijven. Een script is slechts een blauwdruk en het is helemaal waar dat films eerst op de set en daarna in de montage opnieuw uitgevonden worden. Daarin moeten wij wel bescheiden zijn. Maar als je dat weet en daarvoor openstaat, dan kun je als scenarioschrijver heel veel betekenen in de montage.
De producent van Peaky Blinders, Caryn Mandabach, zei het laatst zo: “Movies are a directors’ medium, TV is a writers’ medium.” Dit was op de showrunnerssummit in Oslo. En over het schrijfproces in teamverband zei Howard Gordon, de schrijver van Homeland: “the best argument wins”, maar als het erop aankomt is de schrijver de baas. En dat gaat niet over macht of ego. Het is niet de taak van de schrijver om het werk te doen van een regisseur of dat van een producent. Na het schrijven vinden er tone-meetings plaats waarin de schrijver en de regisseur scène voor scène door het script gaan om door te spreken hoe alles is bedoeld. En als er iets herschreven moet worden dan is dit de taak van de schrijver, die tijdens het draaien nog steeds bij de productie betrokken is en daar ook voor betaald wordt. Het is mijn overtuiging – en die van vele mensen in het buitenland – dat het niveau van tv-series hoger is als de schrijver het creatieve proces kan bewaken en zijn stem duidelijk doorklinkt in het eindresultaat.
In Duitsland kampten scenarioschrijvers ook met het probleem dat ze zich ondergeschikt en ondergewaardeerd voelden in het maakproces. Een aantal van hen heeft daarom het pamflet Kontrakt ’18 opgesteld, met zes punten waaraan de ondertekenaars zich moeten houden als ze een contract tekenen.
Die zes punten zijn:
- de auteur is altijd verantwoordelijk voor het definitieve script, tenzij er schriftelijk iets anders wordt afgesproken.
- de auteur wordt betrokken bij de keuze voor de regisseur. De beslissing wordt met wederzijdse goedkeuring genomen.
- de auteur wordt uitgenodigd voor de lezingen met de acteurs.
- de auteur heeft het recht om ‘dailies’ te zien en wordt zo vroeg als mogelijk betrokken bij het zien van montageversies. Hij wordt uitgenodigd bij screenings met de omroep.
- de auteur wordt genoemd in alle persuitingen van het project.
- auteurs die een project overnemen van een collega, zullen dit nooit doen zonder deze collega eerst persoonlijk te benaderen.
Eigenlijk zou dit vanzelfsprekend moeten zijn. En soms is het dat ook, maar ik spreek genoeg collega’s om te weten dat dit lang niet altijd het geval is.
Honoraria
Zullen we het ook even over geld hebben?
Een paar jaar geleden was ik in New York omdat de film De sterkste man van Nederland, die ik samen met Maarten Lebens heb geschreven, was genomineerd voor een Emmy Kids Award. Het was toevallig in dezelfde week dat de Amerikaanse remake van Penoza, Red Widow, in première ging. Er hing een groot billboard op Times Square en overal door de stad reden taxi’s met reclame voor de serie op het dak. Op een gegeven moment zaten wij zelf in een taxi en mijn vrouw wees onze chauffeur naar een van die reclameborden en zei: “Look, my husband wrote that series.” Waarop de man zich naar ons omdraaide en zei: “You must be very rich.” Nee dus. Maar ik mag – zeker naar Nederlandse maatstaven – echt niet klagen.
Wat wel steekt is dat ik nergens in het buitenland duidelijk zichtbaar op de credits sta, terwijl de scènes en dialogen vaak letterlijk zijn overgenomen. Dit is niet de schuld van de producent, maar van mij. Toen ik het contract aanging had ik me moeten laten bijstaan door een goede advocaat of een agent. Producenten hebben juristen in dienst of huren ze in en het is vreselijk naïef als je als schrijver denkt zonder te kunnen. Zelfs als je een beginner bent: zorg dat je je laat vertegenwoordigen, want je weet nooit wanneer je iets bedenkt dat een hit wordt.
Zal ik het dan ook even over honoraria hebben? In 2005 kreeg ik voor een aflevering Keyzer & De Boer Advocaten van 45 minuten 9000 euro per aflevering. Dat is veertien jaar geleden. Dit was ongeveer hetzelfde als het minimumtarief uit 2001, toen er nog vaste adviesprijzen waren bij de publieke omroep, de HOCO-tarieven. Een ervaren schrijver mocht daar 40 procent bovenop leggen en kwam uit op zo’n 12.500 euro. Als je op dit bedrag de inflatiecorrectie van de afgelopen jaren toepast kom je op een dikke 16.000 euro uit. En dan moet ik daar nog bij zeggen dat het toen om een beperkte licentie van drie uitzendingen ging. Voor meer uitzendingen moest 10 tot 25 procent herhalingsvergoeding betaald worden. O ja, en schreef je in teamverband dan kwam er 50 procent extra op de afleveringsvergoeding, dus dan zou je nu op een totaal van 24.500 euro per aflevering moeten zitten.
Ik laat het even aan jullie om te bepalen wat dit zegt over jullie positie.
Nu moet ik daar natuurlijk wel bij aantekenen dat de positie van de NPO er in al die jaren ook niet op vooruit is gegaan. En ik zou iedereen in de filmsector dan ook willen oproepen om binnenkort met groot materieel: cranes, dollies, diepladers, cateringwagens uit te rukken richting het Malieveld en te eisen dat de bezuinigingen van de afgelopen jaren op de omroep allemaal worden teruggedraaid.
Noodzaak
Genoeg over geld, want uiteindelijk is er denk ik maar één manier waarop ieder van ons zijn positie als scenarioschrijver kan verbeteren en dat is door verhalen te vertellen waar niemand omheen kan. Verhalen die een noodzaak hebben.
Wij leven in een tijd waarin dingen razendsnel veranderen. Toen ik in 1994 in Mexico zat ging ik één keer per week naar het postkantoor om brieven van thuis op te halen en nu app ik iedere dag met mijn dochter die een paar maanden in Parijs zit. En ergens krijg je door de hoeveelheid media die we met zijn allen te verstouwen krijgen het gevoel alsof mensen niet meer naar elkaar willen luisteren. Alsof er steeds minder begrip is. Ook in Nederland. En dat maakt onze taak zo belangrijk.
De Nigeriaanse schrijfster Chimamanda Adichie zegt het zo: “Verhalen doen ertoe. Ze zijn gebruikt om mensen van iets te beroven, op een kwaadaardige manier, maar ze kunnen ook worden gehanteerd om mensen mondig en menselijk te maken. Verhalen kunnen de menselijke waardigheid aantasten, maar ze kunnen die aangetaste waardigheid ook repareren.”
Wij zijn verhalenvertellers. En onze verhalen doen ertoe. Ik weet zeker dat onze positie binnen de filmwereld steeds beter en steeds belangrijker gaat worden. Maar dan moeten we die kans wel grijpen. En die nieuwe positie geeft ons ook de verantwoordelijkheid om alles uit onszelf te halen, altijd te blijven zoeken of het nog beter kan.
Wees waarachtig, wees doortastend, wees empatisch, wees gretig, wees ambitieus… maar wees niet bescheiden.
Foto: Melanie Lemahieu