Inspiratie? M’n reet

Heeft iemand dat ooit gezegd? Ik zou het niet weten. Kan iemand het ooit gezegd hebben? Dat zou kunnen, want ik geloof niet zo in het idee dat je eerst inspiratie nodig hebt om te kunnen schrijven. Dus een vraag over waar ik mijn inspiratie vandaan haal, vind ik verdomd lastig. Ik haal niet ergens iets vandaan. Ik schrijf en doe dat wanneer ik dat kan. Daar gaat het toch om? Het gaat om wanneer je iets wel kunt en wanneer niet. Al dacht ik daar vroeger anders over. Nog jong en redelijk onbedorven kan ik me nog zeer bevlogen sessies herinneren waarin we vol bezieling en inspiratie maar stoned als apen probeerden om samen iets moois te maken. We deden wat ons inviel en lieten de opnamebanden uren lopen. Maar toen we weer nuchter waren, was het niet om aan te horen. Zelfs een lsd-reisje haalde bij mij geen druppel inspiratie naar boven. Gelukkig was het geen bad trip.
 

Tegenwoordig betekent inspiratie voor mij dát je schrijft. En dan bedoel ik niet af en toe, maar regelmatig. Met andere woorden: inspiratie draait om discipline. Ik schrijf vijf dagen in de week. Zelfs met griep, maar nooit met een kater want dan lukt het schrijven niet.  
Ik begin altijd vroeg, en lees eerst terug voor ik ergens verder aan werk. De middagen gebruik ik voor afspraken of het nalezen van werk. Die regelmaat houdt mij scherp en zorgt ervoor dat ik niet in paniek raak als ik een keer maar zeven mislukte zinnen produceer. Want uit ervaring weet ik dat het de volgende dag beter gaat of anders een week later. Het feit dat ik mag schrijven en dat ik daar van kan leven, is voor mij inspiratie genoeg. Toch blijft het niet bij die vijf dagen. Schrijven is eigenlijk een doorlopend proces.
 
Dus als ik volgens vast ritueel elke ochtend een cappuccino drink in mijn stamkroeg, staat mijn hoofd niet stil. Het blijft gaan. Wat dat betreft is het net de Vecht die door mijn woonplaats stroomt. Ik ben daardoor altijd wat afwezig. Doordat ik vaak in de kroeg kom of liever gezegd onder de mensen ben, valt het woord inspiratie vaker dan ik wil, en meestal ook in vragende vorm. Dat komt omdat ze het schrijven niet kennen, en graag willen weten hoe ik werk. ”En zo’n film dan, hoe doe je dat?” Ik leg dan uit dat je in een scenario letterlijk alles beschrijft wat er in een film te beleven valt. Meestal is het dan even stil…en ja hoor, daar komt dan die eeuwige vraag: ‘Waar haal jij je inspiratie vandaan?’
 
Liever hoor ik iets als ‘nou dan moet je wel veel fantasie hebben’. Daar kan ik veel beter mee uit de voeten. Dan hoef ik het niet over inspiratie te hebben, en kan ik het op verbeeldingskracht, op inlevingsvermogen gooien. Misschien noemen sommigen dat inspiratie, maar voor mij is het fantasie. Een andere manier om naar de werkelijkheid te kijken. Een standaard bierglas bijvoorbeeld, om even in kroegtermen te blijven, is niet alleen een glas. En bier of geen bier, er kan van alles in. Het glas kan vol zijn, het glas kan leeg zijn. Je kunt er doorheen kijken en ziet dat de beelden achter het glas door de bolling worden vervormd. Je kunt jezelf erin spiegelen, en ook dat geeft een vertekend beeld. Wat je erin ziet en wat je ermee doet, is aan jou. Als je maar nooit je glas leeggooit over iemand die vraagt naar je inspiratie. Want al noem ik het ‘de eeuwige vraag’. Er is altijd een antwoord mogelijk dat anderen inspireert.
 
 

Wat zoek je?