Ik draai graag om de materie heen

Karin van der Meer is scenarist van Als de dijken breken en ook bekend van onder meer Nieuwe Buren, Bernhard, Schavuit van Oranje en Penoza. Ook is ze bestuurslid van het Netwerk Scenarioschrijvers. 
 

Mijn eerste mailwisseling over de serie Als de dijken breken, vond plaats eind 2012. Johan Nijenhuis had een plan op papier gezet, compleet met castingvoorstellen en verhaalideeën voor een serie over een watersnoodramp anno nu. Het was een groots plan, waarvan ik me een productioneel eindproduct nauwelijks kon voorstellen. In eerste instantie zou het een vierdelige serie worden, met een duidelijke plotlijn over de afleveringen heen. Suspense, gedoe met omgekochte ambtenaren en malafide aannemers die rivierdijken met ondeugdelijk materiaal hadden verstevigd. Toen de mogelijkheid ontstond om er een coproductie van te maken met de Belgen, werden het in plaats van vier, zes afleveringen. Voor het verhaal had dat uiteraard grote gevolgen. Het betekende eigenlijk dat we opnieuw moesten beginnen. En dat de focus niet meer zozeer op overstromende rivieren lag, maar op de kust en dan in Nederland vooral op dijkring 14, die het economisch hart van Nederland beschermt. De Belgische coproducent schoof de Belgische acteur/scenarist Geert Vermeulen naar voren.
 
We wilden meer naar de realiteit toe, een mozaïekvertelling lag voor de hand, want we wilden bij veel verschillende mensen naar binnen kijken, ook bij de zuiderburen, een logisch gevolg van de coproductie. Zes keer vijftig minuten leende zich bovendien goed voor zo’n verhaalstructuur. Pieter Bart Korthuis ging meedenken en aansturen, want Geert en ik waren erg verschillend in onze werkwijze en Geert was niet gewend om samen met iemand anders een serie te schrijven, om samen verhaallijnen te bedenken en dan de afleveringen te verdelen. Dat was ook geen makkelijke constructie, maar alle andere werkwijzen brachten minstens zoveel hindernissen mee. De samenwerking verliep stroef. Misschien was het een cultuurverschil, in een Belgische recensie die ik las, werden alle Nederlandse verhalen saai en oppervlakkig gevonden, en de Belgische mooi en goed. Misschien was het ook wel een verschil tussen hoe vrouwen werken en hoe mannen werken. Ik werk meer op gevoel dan op schema. Ik draai graag enige tijd om de materie heen, totdat ik echt iets voel bij het verhaal en de personages. Pas dan ga ik schrijven en het liefst iets dat lijkt op een structuur, op scènes. Ik begrijp de noodzaak van karakteromschrijvingen wel, maar vind het gek te bepalen op wat voor politieke partij iemand stemt, wat voor krant hij of zij leest, wat voor seksleven iemand heeft als zo’n personage nog geen woord heeft gewisseld in mijn hoofd, nog niet ademt. Ik schrijf een karakterbijbel liever achteraf, voor de regisseur. Ik geloof niet dat Geert mijn manier van werken erg serieus nam. Het gebrek aan een klik tussen ons maakte ook dat we niet erg opschoten. We hebben de eindstreep in ieder geval niet samen gehaald. Na Geert kwam Maarten Lebens erbij. En begonnen we min of meer weer van voren af aan.
 
Al die tijd lag er al een hele berg research. Wytzia Soetenhorst, een professionele researcher, sprak met deskundigen en daar kregen wij dan verslagen van. We gingen ook zelf op pad. Naar het KNMI, naar het crisiscentrum in Den Haag om te zien hoe een crisiskamer eruit zag, en te luisteren naar het taalgebruik en de protocollen. We gingen naar politici om te vragen wat ze zouden doen als zij de minister president in onze serie waren. Over weinig zaken kregen we een eensluidend antwoord. Dan weer hoorden we dat een telefoontje naar Brussel genoeg zou zijn om hier alle noodzakelijke hulp te krijgen, dan weer hoorden we dat we volledig op onszelf aangewezen zouden zijn en dat Nederland zelf helemaal niet in staat zou zijn noodhulp te organiseren. Te weinig helikopters, te weinig manschappen, te weinig boten. Naast al die gesprekken waren er de handboeken. Het nationaal handboek crisisbesluitvorming bijvoorbeeld, het NHC. Een dik boekwerk waarin staat wie verantwoordelijk is voor wat als er een ramp plaats vindt. Wie belt wie op welk moment. Heel veel mensen delen de verantwoordelijkheid, dijkgraven, burgemeesters, de commissaris van de koning. Het duizelde me. Ik kon me nauwelijks voorstellen dat je zo’n dik boekwerk ging raadplegen bij een acute noodsituatie. Bovendien waren wij beperkt in de hoeveelheid personages. We moesten keuzes maken, wie wordt de hoofdpersoon in de politieke lijn, wie de tegenkracht? Uiteindelijk doe je de realiteit hoe dan ook geweld aan.
 
Naast alle research zag ik zo ongeveer alle films en series over watersnood- en andere rampen. Het lukte mij zelden met de karakters mee te leven. De ramp wordt bijna altijd belangrijker dan de personages. Vaak is de aanloop tot de ramp een wat noodzakelijke en saaie introductie, en als de ramp zich aandient gaat de aandacht voornamelijk naar de special effects. Na de ramp begint dan het overleven, de strijd. Maar als je dan nog geen enkel gevoel met de personages hebt, blijf je ook in die fase alleen kijken naar de vaak knappe manier waarop het is gemaakt. Het is een afstandelijkheid waarmee je een film nog wel uit zit, maar een zesdelige serie zeker niet. We besloten het om te draaien. En een serie te maken over mensen die een ramp overkomt. Die al leven voordat de ramp zich voltrekt, en ook zonder de ramp worstelen met dilemma’s en problemen. De ramp maakt die keuzes en problemen urgenter, nog moeilijker of juist verrassend ridicuul waarna een andere weg wordt ingeslagen.
 
Nadat zo ongeveer iedereen het daarover eens was, was het nog een hele klus om binnen al die lijnen variatie te vinden in hindernissen. Je wilt niet in iedere lijn mensen op zolder zetten zonder eten, elk verhaal moet zijn eigen kleur hebben. En niet alles wat we verzonnen, kon worden gemaakt. Soms werd ik daar wel eens treurig van, van dat kerkhof aan gekillde darlings in mijn tuintje. Totdat ik op de set zag hoe complex het is om twee mensen in een elektriciteitsmast te krijgen. Ik heb enorm veel respect voor de regisseur Hans Herbots, de cast en de crew.
 
Mijn laatste mailwisseling over het allerlaatste ‘blauwtje’ dateert van februari dit jaar. Ik ben ruim drie jaar bezig geweest met dit project. Maarten en ik hebben allebei drie afleveringen geschreven, en over het geheel heb ik eindredactie gedaan. Wout Tielemans heeft de Vlaamse lijn in dialoog gezet.

Wat zoek je?