De vreugde van het namenregister

Het namenregister achterin een boek is vaak een troost voor wie oud aan het worden is: hij kan, als het meezit, soms zelfs zijn eigen jeugd terugvinden.
Ik ben zo langzamerhand op een leeftijd gekomen dat ik -met enige kans op succes- soms achterin een boek het namenregister open kan slaan om te zien of ik erin voorkom. IJdelheid natuurlijk.

Recent heb ik, geholpen door iemand die mij was voorgegaan, een blik geworpen in het namenregister van Paul Verhoevens geautoriseerde biografie, de tweede druk uit 2008, geschreven door Rob van Scheers.
Ik was op slag terug in het Leiden van mijn studententijd, waar ik na het winnen van de Reina Prinsen Geerligsprijs bezoek kreeg van een zekere Paul Verhoeven, die me op kwam zoeken om mijn belangstelling voor het schrijven van scenario’s te peilen. We zetten ons uiteindelijk samen aan de bewerking van een aantal Anton Wachter-romans van Simon Vestdijk, waarin onze Anton ongeveer net zo oud was als wij waren. Het was leuk en lastig om te doen. Het was ook spannend, bijvoorbeeld als we, een oude studententraditie volgend, bij nacht en ontij in Warmond schedels gingen zoeken, die we natuurlijk niet vonden.

Aan de door Gerard Soeteman geschreven tv-serie Floris en Sindala schreef ik mee, bewerkte op Pauls verzoek afleveringen die een iets steviger structuur nodig hadden of een wat ander verloop, maar met behoud van die kostbare visuele grappen waarin Gerard uitblonk.
Uit mijn nachtelijke avonturen in twee naast elkaar gelegen cafés in de Leidse Wolsteeg kwam de korte film De Worstelaar voort, ooit bij de officiële opening van het kleurrijke museum Beeld en Geluid in Hilversum als één van de verrassingen uit het eigen archief vertoond, en al eerder meermaals door de VPRO uitgezonden.
Ook schreven Paul, Gerard Soeteman en ik het scenario van Soldaat van Oranje, met als financier de man die je als het prototype van de Nederlandse filmproducent kunt beschouwen, Rob Houwer, die ik later nog een aantal keren in de rechtszaal tegen zou komen.

‘Er is een hecht scenario ontstaan,’ schreef het Algemeen Dagblad, ‘uit het werk van drie schrijvers, die ook in de dialogen vaak een geruststellende soepelheid hebben weten te bereiken.’

Wat leer je van zo’n blik in het verleden? Wat is de charme ervan? Voor mij is dat de constatering dat wij ondernemende jongens waren en dat het leuk is om dankzij zo’n namenregister vrijwel direct terug in dat verleden te zijn. Alsof de jaren geen barrières hebben opgeworpen. En ook dat samenwerkingsverbanden meestal tijdelijk van aard zijn en dat het verstandig was dat ik met Waaldrecht, Klaverweide enzovoort, eigen tv-drama bleef schrijven voor diverse publieke omroepen met soms avonden van vijf miljoen kijkers. Ik denk altijd maar dat het proces van het lopen nog steeds het gemakkelijkst is voor wie in het verheugende bezit is van twee benen.

Wat zoek je?