De man die The Godfather redde
De beste scenario’s komen tot stand door de heftigste conflicten of via de meest bizarre omwegen. In een serie anekdotes uit de filmgeschiedenis een van de meest absurde en gevaarlijke scriptbesprekingen aller tijden, tussen een producent en een gangster.
In 1970 hoopte de noodlijdende filmstudio Paramount Pictures snel geld binnen te harken met de verfilming van een populaire misdaadroman. Er werd een jonge schrijver/regisseur aangetrokken, die echter stronteigenwijs zijn ambitieuze plannen doordreef omtrent casting, camerawerk en setting, wat leidde tot heftige botsingen met de studiobazen. Tegen de verwachtingen in werd de film de grootste kaskaker sinds Gone With the Wind. De schrijver/regisseur was Francis Ford Coppola en de film die hij maakte was The Godfather.
Iedere cinefiel kent deze beroemde ontstaansgeschiedenis, maar slechts weinig mensen kennen de naam van Albert Ruddy, de producent die door Paramount op het project was gezet. Door zijn achtergrond in de bouwkunde was Ruddy bedreven in het plannen van opnames die binnen het budget en op schema bleven. Wie niet beter weet, zou denken dat hij niet meer was dan een veredelde accountant. In werkelijkheid speelde Ruddy een cruciale rol toen de productie het aan de stok kreeg met de Italian American Anti-Defamation League.
De oprichter van deze burgerrechtenbeweging was de notoire New Yorkse gangster Joe Colombo. Hij wilde met zijn organisatie vooral politieonderzoek dwarsbomen en zwartmaken, maar verwierf aanhang onder gewone Italiaanse Amerikanen, voor het overgrote deel eerbare burgers die protesteerden tegen discriminatie van hun bevolkingsgroep. De Liga organiseerde massabetogingen en werd gesteund door respectabele lieden als Frank Sinatra en Nelson Rockefellar.
Doodsbedreigingen
Het onverwachte aanzien onder zijn landgenoten smaakte Colombo naar meer. Hij begon de pijlen van de Liga te richten op de filmindustrie. Dit viel goed onder zijn aanhang. Verdiende Hollywood immers niet al decennialang geld door Italianen uit te beelden als maffiosi? Dat The Godfather op aandringen van Coppola zou worden gedraaid in Little Italy in New York, was een doorn in het oog. Ruddy kreeg te maken met doodsbedreigingen en het kantoor van Paramount moest twee keer worden ontruimd na (valse) bommeldingen.
Ruddy werd duidelijk gemaakt dat de maffia via haar connecties de opnames van de film onmogelijk zou maken: plaatselijke bewoners en middenstanders zouden weigeren mee te werken en de machtige transportvakbeweging Teamsters zou in staking gaan als er niet werd geluisterd naar de grieven van de Liga. Voor Ruddy zat er niets anders op dan in Godfather-achtige stijl een vergadering te beleggen met Colombo om het script te bespreken. Het leverde een hilarische scene op.
Colombo kwam opdagen in gezelschap van twee zware jongens en kreeg een vuistdik script voorgeschoteld. Colombo – weliswaar street smart maar niet bepaald geschoold – wist zich geen raad met het vakjargon waar dit document mee vol stond. Onder het voorwendsel dat zijn leesbril niet deugde schoof hij het script – als een ‘granaat met de pin eruit’, zoals Ruddy het uitdrukte – door naar zijn secondanten, die er evenmin wijs uit werden. Deze komedie zette zich enige tijd voort en uiteindelijk beloofde Ruddy elk gebruik van het woord ‘maffia’ te schrappen.
Filmrollen voor maffiarelaties
Het was een gehaaid stukje manipulatie van de producer, want dat woord stond maar twee keer in het hele script. Colombo kon het verkopen als een grootse triomf en gaf zijn verzet op. Maar niet voordat hij als een onverbeterlijke boef regelde dat bedrijven waar hij een vinger in de pap had, zouden verdienen aan de opnames. Bovendien moesten maffiarelaties rolletjes in de film krijgen. Zo kwam het dat voormalig worstelaar en lijfwacht Lenny Montana zeer geloofwaardig hitman Luca Brasi neerzette.
Dit gebeurde allemaal achter de schermen. Op de voorgrond bleef Colombo zich voordoen als voorvechter van de goede naam van Italiaanse Amerikanen. Tijdens een protestmars op 28 juni 1971 – terwijl Francis Ford Coppola een paar straten verderop de befaamde draaideurmoord filmde – werd Colombo voor een massapubliek neergeschoten: de vergelding in een onderwereldvete waarvan de precieze aard nooit duidelijk is geworden. Colombo raakte in coma en stierf in 1978.
De ironie van The Godfather is dat de film enorm populair werd onder Amerikaanse maffiosi. Blijkbaar waren ze wel gecharmeerd van het ridderlijke beeld dat de film schetste van hun wereld. Bioscooppersoneel kreeg bij vertoningen duizend dollar fooi toegestopt door louche bezoekers. De FBI constateerde dat gangsters het hoofse vertoon uit de film, zoals handkussen, kleding en de aanspreektitel ‘don’, begonnen over te nemen. Albums met Nino Rota’s legendarische soundtrack maakten standaard deel uit van de privécollectie van gangsters.
Coppola, telg uit een Italiaans geslacht van artiesten en geleerden, kon zich nooit helemaal verzoenen met deze onwelkome fans. Ruddy zag er de humor wel van in en mocht voor het hoge spel dat hij had gespeeld de Oscar voor Beste Film op zijn schoorsteenmantel plaatsen.
Bron: The Godfather Companion – Peter Biskind