De kunst van de kleine verhalen
Het ontstaan van een scenario is vaak een spannend verhaal op zich. In deze aflevering van De conceptie: hoe Cesare Zavattini met Ladri di Biciclette drama en verwondering vond in het alledaagse.

De Italiaanse cinema van vlak na de Tweede Wereldoorlog was als een klein wonder. Onder het fascisme waren er twintig jaar lang louter fantasieloze propagandafilms geproduceerd, waarin een welvaart werd getoond die voor de meeste Italianen onbereikbaar was. De oorlog had uiteindelijk een land in puin achtergelaten. De bevolking werd geteisterd door werkloosheid en armoede. Uit deze ruïnes bloeide het neorealisme op, met beeldschone, humanistische films over de levens van normale mensen, vol grimmig realisme en met een vleugje poëzie.
Een van de voornaamste proponenten van deze stroming was Cesare Zavattini, schrijver, journalist en filmtheoreticus. Zavattini ging een vruchtbare samenwerking aan met regisseur Vittorio De Sica. Hun derde film Sciuscià, een smartlap over twee jonge schoenpoetsertjes wier dromen een paard te bezitten eindigen in de jeugdgevangenis, werd een internationale hit en onderscheiden met de eerste Oscar voor niet-Engelstalige film.
Na zo’n succes was het moeilijk beslissen over een volgend project. De Sica overwoog wel veertig verhalen, maar niet een prikkelde zijn verbeelding voldoende. Het was Zavattini die kwam met het boek Ladri di Biciclette (De fietsendieven) van Luigi Bartolini. Het vertelde over een zoektocht door Rome naar een gestolen fiets, gebaseerd op een eigen ervaring van de schrijver. Dit moest de volgende film worden. De Sica was niet overtuigd. Wat was het punt van dit verhaal? Maar Zavattini zag iets bijzonders in het onbeduidende gegeven.
In Bartolini’s boek is de protagonist een welgestelde schilder en eindigt zijn speurtocht met het terugvinden van het ontvreemde rijwiel. Hiervan kwam niets terug in de film. Zavattini gebruikte alleen het uitgangspunt en de setting van het boek. Wat hem als sociaal bewogen schrijver fascineerde was hoe een klein incident dat nooit de kranten zou halen, grote gevolgen kon hebben voor de eigenaar.
Daarom ging zijn bewerking van Ladri di Biciclette over de werkloze Antonio, die de kans krijgt zijn gezin uit de armoede te trekken met een baantje als posterplakker. Om de hiervoor benodigde fiets te krijgen, verpandt zijn vrouw hun lakens. Op de eerste werkdag wordt de fiets al gestolen. Antonio en zijn zoontje Bruno ondernemen een vruchteloze poging de dief te vinden. Het is zoeken naar een speld in een hooiberg. Uiteindelijk steelt de radeloze vader zelf een fiets.
Zavattini wilde dat de zoektocht van Antonio en Bruno een odyssee zou worden langs de armoede van het naoorlogse Rome. Om hiervoor inspiratie op te doen bezocht Zavattini huurkazernes, markten, bordelen en gaarkeukens. “Waarom zouden filmmakers op zoek moeten gaan naar uitzonderlijke avonturen, als we drama kunnen vinden in het alledaagse en ons kunnen verwonderen over wat als banaal wordt beschouwd?”, zei hij tegen een journalist. Talloze details uit de film werden opgepikt tijdens deze excursies, zoals de scène waarin Antonio een helderziende raadpleegt en een komisch momentje waarin hij in het bordeel een koppel in flagrante delicto verstoort.
Bij dit proces werkte Zavattini nauw samen met De Sica en wist uiteindelijk de twijfelende regisseur te overtuigen dat dit verhaal een film waard was. Ook kreeg Zavattini hulp van verschillende andere schrijvers, die dienst deden als research-assistent, sparring partner of dramaturgisch adviseur. Het Italiaanse gebruik schreef voor dat deze een naamsvermelding zouden te krijgen, dus zo kwam het dat er maar liefst zeven scenaristen op de credits staan. Enkelen bleven onvermeld, onder wie een jonge Sergio Leone. Toch lijdt het geen twijfel wie de auteur is van het scenario van Ladri di Biciclette. Dat was Cesare Zavattini.
De opnames van Ladri di Biciclette hadden niet langer het houtje-touwtjekarakter van het vroege neorealisme. Inmiddels was er geld voor professionele equipment en de brandweer kon worden ingezet om met spuiten een regenbui te simuleren. Trouw aan Zavattini’s principes werd er nog wel altijd gewerkt op echte locaties – door hem in het script al uitgekozen – in plaats van in studio’s, en met non-professionele acteurs. De scenarist was degene die na tientallen screentests de achtjarige Enzo Staiola uitkoos, die in de rol van Bruno een van de meest hartverscheurende kinderrollen uit de filmgeschiedenis zou neerzetten. Tijdens de opnames overlegde Zavattini dagelijks met De Sica en hij was nauw betrokken bij de montage.
Ladri di Biciclette overtrof de hoge verwachtingen die waren gewekt met Sciuscià. De film werd een wereldwijd succes, won wederom een Oscar en werd beschouwd als het hoogtepunt van het neorealisme. Nog altijd maakt de film deel uit van de ijzeren canon van de grootste wereldcinema. Het script, met het eenvoudige maar kraakheldere uitgangspunt en pessimistische einde, is nog steeds een voorbeeld voor scenaristen. Hoewel ze samen nog meer zeer geliefde films zouden maken, bleef het altijd een bron van frustratie voor Zavattini dat de kwaliteiten van de film voor een groot deel op het conto werden geschreven van De Sica.
Bronnen:
- David Brancaleone – Cesare Zavattini’s Neo-realism and the Afterlife – Bloomsbury Academic (2021)
- Robert S.C. Gordon – Bicycle Thieves: BFI Classics – Bloomsbury Publishing (2008)