Als je begrijpt wat ik bedoel: een getekend werkproces

De beste scenario’s komen soms tot stand door heftige conflicten of via bizarre omwegen. In de serie anekdotes over het schrijfproces dit keer het verhaal achter de eerste lange animatiefilm van Hollandse bodem.
 

Soms koesteren twee totaal verschillende mensen los van elkaar dezelfde droom. Zo liep producent Rob Houwer al sinds zijn studiejaren rond met het idee om een tekenfilm te ontwikkelen. Hij zette het plan in de ijskast, maar na enkele succesvolle speelfilms (Turks Fruit en Soldaat van Oranje) schreef hij in 1979 toch maar een brief aan Marten Toonder, de geestelijke vader van stripfiguren als Heer Bommel en Tom Poes. Ook die liep al jaren rond met de wens om een lange tekenfilm te maken. De door hem opgerichte Toonderstudio’s produceerden commercials en incidenteel ook korte films, maar de stripverhalen brachten het geld in het laatje. Er knaagde iets. “Heer Bommel en Tom Poes zijn in opzet gemaakt als tekenfilmfiguren”, vertelde hij in 1980. “Die strips liepen niet slecht, maar naar mijn idee was het een opstapje naar de film. Die lange tekenfilm is er echter nooit van gekomen.” Houwer wilde daar verandering in brengen. Het was de hoogste tijd voor een ‘Bommelfilm’.
 
Voor het scenario en de regie deden Houwer en Toonder een beroep op de fantasierijke duizendpoot Harrie Geelen. Die had op het eerste gezicht ook de juiste papieren voor de klus. Geelen stond al jaren op de loonlijst van de Toonderstudio’s, maar buiten werkuren bedacht hij klassieke kinderseries als Kunt u mij de weg naar Hamelen vertellen, meneer? en Q & Q. In 1978 schreef en regisseerde hij de speelfilm Pinkeltje. Met Geelen in het zadel als creative director kon de productie inhoudelijk aftrappen. Eerste agendapunt was nu het kiezen van een verhaal dat zich leende voor een succesvolle film. Best lastig, want Heer Bommel en Tom poes beleefden sinds 1941 honderden avonturen. Zelf dacht Toonder aan ‘De wisselschat’ of ‘Het Kukel’. Houwer gaf zelf de voorkeur aan ‘De zwelbast’. Hierin raakt Heer Bommel bevriend met het wezen uit de titel, een roofzuchtige draak. Wie betaalt, bepaalt en de producent kreeg zijn zin.
 
Geelen bewerkte het verhaal naar eigen inzicht. In de strip wordt Heer Bommel door de notabelen van de stad aangewezen om een zwelbast te vangen. Op weg naar huis komt hij het wezen vrijwel meteen tegen. Te toevallig vond Geelen. Hij introduceerde de draak op een manier die hem logisch, maar ook invoelbaar leek. De zwelbast kruipt in het begin uit een levensgroot drakenei en ziet Heer Bommel aan voor zijn vader. Geelen werkte dit gegeven uit in een synopsis waarin Toonder, Houwer en ook Bert Kroon, het hoofd van de Toonderstudio’s, zich konden vinden. Daarna zette hij zich aan het script en schreef enkele liedjes. Houwer en Toonder plaatsten daar zo nu en dan kanttekeningen bij, maar leken tevreden over de vorderingen. Geelen en zijn team ontwikkelden vervolgens een gedetailleerd storyboard. De wanden van de studio waren behangen met tekeningen waarin alle handelingen uit de film waren gevisualiseerd. Hoewel het storyboard het scenario volgde, wekte het resultaat toch veel verbazing op. Tijdens een rondgang langs de tekeningen betrok het gezicht van Toonden meer en meer. Hij kon de in zijn ogen ‘nerveuze’ vertelstijl van Geelen niet waarderen. Eigenlijk trok hij het liefst de stekker uit het project, zo weinig vertrouwen had hij in het materiaal. Er was echter al teveel geld uitgegeven. Ook Houwer reageerde afkeurend en hoewel Geelen nog een en ander probeerde aan te passen, werd zijn positie onhoudbaar. Nadat hij uiteindelijk de productie verliet, ontstond er behoefte aan een grondige herziening van het scenario. Om het haperende werkproces vlot te trekken, trok studiohoofd Bert Kroon zich met een typemachine terug op zijn vakantieadres in Frankrijk. Daar bewerkte hij het oorspronkelijke script en nam daarbij al het commentaar van Houwer en Toonder mee. Zo ontstond er relatief snel een scenario waarin alle partijen zich konden vinden. Nou ja, voor zolang het duurde, want het verhaal werd zelfs tot in de montage nog veelvuldig herzien. Zo liet Houwer dialogen, die al eerder waren opgenomen, herschrijven en opnieuw inspreken. Ook voegde hij meer geluidseffecten en nadrukkelijke muziek toe. Toonder reageerde sceptisch op deze ingrepen, maar kon er in dit stadium niets meer aan veranderen.
 
In februari 1983 verscheen de eerste avondvullende animatiefilm van eigen bodem eindelijk op het witte doek. Hij heette inmiddels Als je begrijpt wat ik bedoel, naar één van de vaste uitspraken van Heer Bommel. Geelen concludeerde dat zo’n zeventig procent van zijn materiaal de toorn van Toonder had overleefd, maar het oordeel was nu aan anderen. De pers reageerde welwillend en de film trok ruim een half miljoen bezoekers. Als je begrijpt… groeide door de jaren uit tot een geliefd stukje jeugdsentiment. Toonder zelf was minder tevreden. “Het was geen nachtmerrie”, zei hij na afloop. “Maar als droom was -ie niet geslaagd.”  
 
Bronnen:
 
‘Geanimeerde gesprekken’, Hans Walther
‘Marten Toonder’  biografie, Wim Hazeu
‘De Toonder Animatiefilms’, Jan-Willem de Vries

Wat zoek je?