In de naam van de waarheid

Het ontstaan van een scenario is vaak een spannend verhaal op zich, vol bizarre wendingen en conflicten. En soms worden er in het schrijfproces keuzes gemaakt die een film blijven achtervolgen, zoals bij In the name of the father.

Op een middag in 1993 is scenarioschrijver Terry George op bezoek bij regisseur Jim Sheridan als de telefoon gaat. Het is een journalist van The Daily Telegraph, die vragen stelt over hun nieuwste film, In the name of the father. George weet dat de Telegraph een uiterst conservatieve krant is. En hun film snijdt een precair onderwerp aan. In the name of the father handelt over de gestolen jaren van Gerry Conlon, een kruimeldief uit Belfast die jarenlang ten onrechte achter de tralies doorbracht.

Volgens de Britse politie was hij lid van de Noord-Ierse terreurgroep IRA. Samen met drie anderen zou hij bomaanslagen hebben gepleegd op twee pubs in de Britse stad Guildford. De vader van Conlon werd eveneens opgepakt, wegens medeplichtigheid. Hun onschuld kwam aan het licht en in 1989 liep Conlon na vijftien jaar cel voor het oog van de camera zijn vrijheid tegemoet. Zijn eveneens onschuldige vader was tegen die tijd al in de cel overleden.

Hoewel hun onschuld vaststaat, heerst hier en daar nog twijfel. Nu Sheridan vragen van de pers beantwoordt zou hij dus over iedere lettergreep moeten nadenken, maar daar is hij de man niet naar. Op een gegeven moment hoort George Sheridan zeggen dat ze “een verhaal vertellen dat groter is dan de waarheid”. “Het is de essentie van de waarheid.” En George denkt: “We’re fucked now.”
 
Het project begint enkele jaren eerder als acteur Gabriël Byrne de rechten koopt van Proven Innocent, een boek waarin Conlon zijn ervaringen optekent. Voor het scenario benadert hij Terry George. Die is dan vooral bekend als journalist en toneelschrijver, maar heeft de juiste papieren. George komt uit Belfast en heeft zelf ook enige tijd vastgezeten op verdenking van terroristische sympathieën, al wordt hij vervroegd vrijgelaten wegens goed gedrag. Toevallig heeft hij Conlon kort voor de aanslagen ontmoet in het uitgaansleven. George werkt in het theater al samen met Jim Sheridan, die zichzelf als filmmaker in de kijker heeft gespeeld met het succesvolle Ierse drama My left foot. Hij is de gedroomde regisseur voor een film als deze.
 
Samen schaven ze zo’n zes maanden aan het scenario.  Om de puntjes op de ‘i’ te zetten trekken ze zich drie weken terug in het legendarische hotel Chateau Marmont in Los Angeles. In het boek On story vergelijkt George het bewerken van een boek met het maken van brandewijn. “Het draait allemaal om het destilleerproces, je probeert de essentie van een verhaal te vinden.” Willen ze een puur politieke film maken? Nee, hun interesse gaat uit naar de relatie tussen vader en zoon Conlon. In vrijheid wisten ze elkaar niet te bereiken, maar in gevangenschap groeien ze naar elkaar toe.

Sheridan wil met deze invalshoek iets rechtzetten, zoals hij later in de Los Angeles Times vertelt. “Je hebt in de Ierse literatuur niet veel voorbeelden van goede vaders.” Ze zuipen en hebben losse handjes. Maar de vader van Conlon laat zijn weerbarstige zoon nooit vallen. Sheridan ziet daarom een kans om het clichébeeld te nuanceren. In werkelijkheid zaten vader en zoon Conlon in aparte cellen. Onpraktisch voor de gekozen thematiek. De schrijvers laten hen een cel delen.

George en Sheridan gaan wel vaker vrij om met de feiten. Zo kiezen ze ervoor om juriste Gareth Peirce het gezicht te maken van de verdediging. Het is een aansprekend personage, maar in werkelijkheid was haar aandeel in de zaak kleiner. Ze verrichtte essentieel voorbereidend werk, maar was niet bevoegd om de rechtszaal toe te spreken. In de film wordt haar toespraak juist een van de grote momenten. Ook creëren de schrijvers een nieuw personage: een IRA-gevangene die in dezelfde gevangenis verblijft. Hij biecht tegen de politie op betrokken te zijn bij de aanslagen in Guildford. In de film besluiten de autoriteiten deze bekentenis te negeren.

Deze aanpak resulteert in meeslepend drama. Dat is in ieder geval het oordeel van veel recensenten. In the name of the father oogst zeven Oscarnominaties en Sheridan mag in Berlijn een Gouden Beer ophalen.

Maar het voorgevoel van George klopt ten dele. Misschien zijn ze door het succes niet helemaal ‘fucked’, maar er ontstaat een heftige mediastorm. Waar de filmpers applaudisseert, klinkt vanuit andere hoeken van de media afkeurend gemor. Omdat de film een rijkelijk gedocumenteerde zwarte bladzijde uit de zeer recente geschiedenis belicht, zijn sommige feiten snel te checken. Door de fictieve elementen wordt de film vanuit conservatieve hoek vaak afgedaan als manipulatieve IRA-propaganda. Maar ook medestanders van Conlon hebben reserves, zoals leden van de verdediging. Gareth Peirce, die zichzelf “een extreem onbelangrijke participant” noemt, heeft de film naar verluidt nooit gezien of willen zien.

De door Sheridan zo gekoesterde vader-zoonthematiek raakt door de controverse ondergesneeuwd. Het is een sterk element in de film, maar iedereen heeft vooral oog voor de politieke context. Je kunt de commotie beschouwen als een prijs die de makers betalen voor hun spel met de waarheid. Maar de grootste feitelijke onjuistheid in deze kwestie blijft toch de valse beschuldiging van terrorisme, die Conlon en zijn lotgenoten vele vrije jaren ontnamen.

Wat zoek je?