‘De mens is een prutser’

Franky Ribbens won in november de Kees Holierhoek Scenarioprijs voor het eerste seizoen van Hollands Hoop. “Fokke Augustinus is het vleesgeworden poldermodel.”

Op een bel drukken tussen vele andere, het oude schoolgebouw in, links langs de gestalde fietsen, rechts de hoek om, omhoog door een trappenhuis dat iedereen in zijn sleetsheid waarschijnlijk wel prima vindt, langs het prikbord vol aankondigingen van activiteiten, nog wat trappen, bochten en uitgelopen houten vloeren en dan stappen we de strakke studio in die Franky Ribbens deelt met zijn vrouw, regisseur Dana Nechushtan. Hoge ramen, een lichte gietvloer, drie ingelijste posters van Hollands Hoop tegen de muur, een keukenblok, een in verschillende kleuren volgeschreven aluminium wandbord en een grote houten tafel, waar vijf minuten later de koffie wordt ingeschonken.

Tegen die tijd heeft Ribbens al uitgelegd dat hij weinig behoefte heeft om in de aandacht te staan. Dat heeft hij in zijn tijd als acteur al genoeg meegemaakt. “Het is niet voor niets dat ik achter de schermen ben gaan werken.” Scenarioschrijvers hebben de reputatie bescheiden te zijn en Ribbens lijkt daarvan een uitstekend voorbeeld. Op internet zijn alleen wat recente interviews met hem te vinden over Hollands Hoop II. “Dat was allemaal in het kader van de marketing.”

Zo brengt googelen nauwelijks iets naar boven over zijn rol bij heel veel andere producties (IMDB), waaronder geprezen dramaseries als Penoza en Vechtershart. En evenmin dat hij als bestuurslid van het Netwerk Scenarioschrijvers en het Contractenbureau, en lobbyist van het Platform Audiovisuele Makers (PAM) al jarenlang betrokken is bij het gevecht rond de auteursrechtgelden voor scenaristen. Dat van die series vindt hij logisch: “Dat waren mijn projecten niet, ik was alleen een gun for hire. Het was heel tof dat ik een aantal afleveringen mocht schrijven, en met een erg leuk team – life is too short om met stomme mensen te werken. Maar als het klaar is geef ik het vrij makkelijk uit handen. Het is totaal ander werk dan bij mijn eigen producties.”

Nachtrit

Hollands Hoop, dat is eigen. Heel eigen. De serie domineerde het afgelopen jaar van Ribbens. Na een lange onderbreking, omdat bij Nechusthan – regisseur van Hollands Hoop –  borstkanker was geconstateerd, kreeg de serie eindelijk een tweede seizoen, dat begin 2017 is gedraaid en momenteel wordt uitgezonden. De steekwoorden op het aluminium bord gaan over seizoen drie. Bij het werk aan een Amerikaanse remake van Hollands Hoop is hij alleen zijdelings betrokken, maar af en toe wordt hem om commentaar gevraagd: “Moet je je voorstellen, Franky Ribbens, de omhooggevallen B-acteur die notes mag leveren aan [Oscarwinnaars, gs] Jim Taylor en Alexander Payne.” En vorige maand kreeg hij de Kees Holierhoek Scenarioprijs uitgereikt voor het eerste seizoen, een prijs voor het beste oorspronkelijke Nederlandse drama dat tussen 2013 en 2016 in première ging.


De kiem van Hollands Hoop ligt in 2006, toen Nachtrit uitkwam, het gedramatiseerde verhaal over de Amsterdamse taxioorlog. “Dat was eerste grote samenwerking tussen Dana en mij. Bij die film hebben we echt iets aangeraakt in elkaar, de fascinatie voor crimedrama, een gezamenlijke visie. We wilden vanaf dat moment weer iets samen maken. Maar dan iets groters. En anders, juist niet in de stad en niet realistisch.

Op een gegeven moment wisten we: het moet zich afspelen op het tegenovergestelde van de stad. In the middle of nowhere op het platteland. Ik ben met een bevriende cameraman een paar dagen gaan rondkijken in Friesland en Groningen. Dat was superleuk, we ontdekten bijvoorbeeld dat we telkens geen bereik hadden. Fantastisch. Voor drama is het dodelijk dat je iedereen elkaar altijd maar kan bellen en sms’en. Dus dat heb ik dankbaar gebruikt voor de serie.

We zochten iets oer-Hollands, maar wel met universele, herkenbare thema’s. Zo kwamen we bij wiet, het Nederlandse gedoogbeleid; een wietserie bestond nog niet. Ik ben toen gaan researchen en praten met allerlei contacten. In de onderwereld en bijvoorbeeld ook bij de politie. Ik vind dat ontzettend leuk. In eerste instantie krijg je altijd te horen hoe het hoort te gaan, hoe de structuren zijn. Maar als je door de pantsers bent, komen de anekdotes van wat er allemaal misgaat. Niemand is alleen zijn werk. Er spelen altijd dingen. Mensen zijn corrupt, of verslaafd en schrijven hun eigen medicijnen voor. Als de menselijke onderlaag naar boven komt, heb je beet. Zo komt er een berg informatie op je af, die moet je een beetje structureren en dan ontstaat een verhaal.”

Genremix

Ribbens leunt op een flinke bagage aan theoretische kennis. “Ik hanteer een mix van genres in Hollands Hoop, wat volgens mij de rijkheid aan drama geeft. Als je dat doet en daarmee bewust afwijkt van genreconventies, moet je natuurlijk eerst weten wat die conventies zijn. In de serie zie je de familiedramalijn met zijn conventies, maar ook de thrillerlijn. Als de lach valt, is dat niet omdat ik een grapje heb geschreven, maar omdat ik heb gebouwd naar een pay-off en die werkt. In de comedylijn zorg ik dat de obsessies van karakters heel erg groot zijn en contrasteren met elkaar, zodat je bijna altijd op komische situaties uitkomt. Dan gebruik ik de conventies van comedy. En de protagonist in de comedylijn kan de antagonist in de thrillerlijn zijn. Dat is een soort web. Als je wakker en helder en sterk van geest bent, dan kun je dat goed overzien en is dat superleuk om te doen en te schrijven.”

Bij zijn karakters gooide Ribbens er zoveel mogelijk Nederlandse elementen in. “Hoofdpersonage Fokke Augustinus (Marcel Hensema) heeft de typisch Nederlandse botte directheid, de politieke incorrectheid, het normaal doen, kop niet boven het maaiveld uitsteken.”

Dat Fokke een hele normale, wat onhandige man is, die in Hollands Hoop steeds dieper in de drugshandel belandt (net als Walter White in Breaking Bad, de serie waarmee Hollands Hoop vaak is vergeleken) weerspiegelt Ribbens’ kijk op mensen. “We willen goeddoen, maar we kunnen het niet. De mens is in eerste instantie een prutser. Hij doet domme dingen, ondanks zichzelf. Dat beeld zal wel met mezelf te maken hebben, dat ik in de ene na de andere valkuil ben getrapt in mijn leven. Voor drama is die ironie van iets willen en het tegenovergestelde bereiken ideaal.”

Hij heeft voor zijn personages een enorme stapel backstory op papier gezet. “Fokke is het vleesgeworden poldermodel, de ultieme Nederlander. Hij is omkleed met allemaal laagjes van beschaving, met ergens een gewelddadige kern in het midden. Er ligt iets te etteren dat nog kan groeien. Ik ben een enorme fan van series, vooral vanwege de complexe personages. Dexter, de Sopranos. Het is fascinerend dat wij meegaan met die karakters. Dat gaat niet over sympathie, maar empathie. Het heeft ermee te maken dat wij allemaal human flaws hebben, onze donkere kanten. We herkennen iets. Het resoneert.”

Hoewel Hollands Hoop er vol mee zit, vindt Franky Ribbens geweld in werkelijkheid “verschrikkelijk. Ik heb er zat van meegemaakt toen ik in de horeca werkte. Ik kan ook niet kijken naar horror of bloederige, gewelddadige actiefilms. Bij Hollands Hoop zit het geweld altijd in de comedylijn. Je moet erom kunnen lachen, dat maakt het behapbaar. Daar heb ik overigens nog weleens meningsverschillen over met Dana, wat nog wel of niet kan.

En ik doe iets met de weerslag van het geweld op karakterniveau. In ieder geval dit seizoen zijn de hoofdkarakters anders dan de echte killers, die iemand kunnen aankijken en de trekker overhalen. Fokke, die inmiddels verantwoordelijk is voor een aantal doden, gaat heel ver in zijn self-deception. Hij noemt die moorden een ongeluk of zegt dat hij niet anders kon, en neemt geen verantwoordelijkheid in waar hij nu eigenlijk voor staat. Het past in dat vleesgeworden poldermodel, het eeuwige compromisdenken.  Zeg gewoon dat je een dode op je geweten hebt, dat je iemand hebt vermoord, dan weet ik tenminste met wie ik te maken heb. Dan weet je het van jezelf ook.”

In de hoek geschilderd

Researchen, complexe karakters bouwen, structureren: het lijkt alsof Ribbens, mede door het grondige voorwerk, zoveel controle heeft over zijn materiaal dat hij na enig mentaal puzzelwerk de scripts alleen nog maar hoeft in te tikken. “Ik heb wel een bepaald analytisch vermogen. Dat laat ik graag los op verhalen vertellen. Voor mensen om mij heen kan het trouwens een doodvermoeiende eigenschap zijn”, reageert hij. “Als ik eenmaal in een seizoen zit, aflevering drie of vier, dan gaat het schrijven inderdaad gemakkelijk. Maar nu, voor het nieuwe, derde seizoen, sta ik weer onderaan de berg.” Zijn arm gaat de lucht in. “Dat is beklemmend, er is geen escape meer. Ik durf niet eens naar de planning te kijken.”

Er is nooit te weinig druk, laat dat duidelijk zijn. De budgetten zijn klein, er is altijd weinig tijd. Zoals het met seizoen twee liep, hoopt hij niet meer mee te maken. Hij moest de laatste stukken nog schrijven terwijl er al werd gedraaid. “Ze kwamen steeds dichterbij. Ik wist in grove lijnen wel het thema en waar ik moest uitkomen. Maar we hadden een superzwaar jaar achter de rug, waar ik de naweeën van had, ik kon er even niet bij. Mijn uitgangspunt is altijd dat ik mezelf er wel uitwerk als ik ga denken als mijn karakters, maar ik had ze allemaal zo in de problemen gebracht, zo helemaal in de hoek geschilderd. En dat moest allemaal in één ontknoping samenkomen. Onder druk wordt alles vloeibaar, op een gegeven moment komt dan toch de oplossing, maar dat was heel zwaar.”

Voor seizoen drie overweegt hij andere scenaristen te vragen om een deel van de afleveringen op zich te nemen. Ribbens heeft eerder in het gesprek uitgelegd hoe hij als ingehuurde schrijver altijd zijn signatuur probeert mee te geven aan scenario’s en een prachtig voorbeeld gegeven hoe hij dat aanpakte bij een Penoza-aflevering. Hij ging op eigen initiatief, en in eigen tijd, een dag in de Rotterdamse haven en bij de vuilverbranding in Rozenburg rondkijken en zorgde dat in één dag op één buitenlocatie alles gedraaid kon worden voor zijn aflevering. “De productiescout ging er later heen en stelde vast, ja dat daar, dat daar, dat lukte allemaal. En dan in één keer, bam, breek je de hele productie open.”

Maar inhuren van mensen, hoezeer hij ook beseft dat ze veel waarde kunnen hebben, Ribbens worstelt ermee. “Het is een grote stap in het onbekende. Ik heb geen ervaring met het leiden van een team en als het eindresultaat niet goed is heb ik er twee keer zoveel werk aan. Je zit aan het format en de toon vast, alles haakt in elkaar. En als je iemand inhuurt voor aflevering vier en zeven moet die het hele spectrum overzien. Dat kost tijd en dus geld. Dat kun je met de budgetten die er zijn niet verwachten.” Vooralsnog houdt hij het bij sparren en brainstormen over de lange lijnen, met Pieter Bart Korthuis en Robert Alberdingk Thijm onder anderen.

Krachtige tegenstanders 

Het zijn zorgen voor onder de kerstboom, na een mooi jaar. Ook voor de auteursrechten, vindt hij. “We vergeten vaak goed te communiceren wat het Netwerk, PAM en Lira doen. We zijn ook geen bestuursprofessionals, we doen het allemaal in onze eigen tijd. Maar er gebeurt van alles. Door de nieuwe wet auteurscontractenrecht (2015) krijgen scenaristen en andere hoofdmakers weer geld als hun werk via de kabel wordt uitgezonden. En ook over Video on Demand (VOD) is dit jaar een akkoord gesloten.

Dat is ons gelukt ondanks dat de zogeheten Rodap-partijen – producenten, omroepen, kabelmaatschappijen – hele krachtige tegenstanders zijn met diepe zakken, die eindeloos kunnen procederen en politici kunnen belobbyen. Ze hebben er bijvoorbeeld voor gezorgd dat de verplichting om te betalen voor VOD niet in de wet kwam, maar op basis van een convenant tussen de partijen werd geregeld (vrijwillig collectief beheer). Dat convenant werkt zeer moeizaam. Maar we bereiken wel dingen. Eigenlijk wilden ze die kabelvergoeding ook niet wettelijk vastgelegd hebben.” 

“Ik ben heel blij dat het jaar heeft gebracht wat het heeft gebracht. Natuurlijk omdat Dana weer gezond is. In 2016 wist ik niet hoe 2017 eruit zou zien. Mijn dankbaarheid dat we weer als team kunnen werken is heel erg groot. Ze is sterker dan ooit. Op de set staat ze de boel aan te jagen, soms tot 150 man. Met de serie hebben we onze artistieke en commerciële doelen gehaald. De omroepen blij, wij blij. En het is fascinerend om te volgen hoe ze in de Verenigde Staten een heel eigen draai geven aan Hollands Hoop, dat ze andere lijnen naar boven halenm die met thema’s en de maatschappelijke mores in hun land te maken hebben. Als ik ergens spijt van heb dan is het misschien dat ik meer had willen vieren wat goed ging. Ik jakker vaak maar door, haast obsessief. Ik had meer stil willen staan bij bijzondere momenten. Later in het jaar heb ik dat ook wel gedaan.”

Want één gebeurtenis uit 2017 was toch wel heel bijzonder. De Kees Holierhoek Scenarioprijs is als een meteoriet ingeslagen bij deze voormalige B-acteur –  zoals hij zichzelf tot drie keer toe noemt – met bepaalde analytische kwaliteiten: “Die prijs zette in één keer heel veel in een ander daglicht. Ik werd compleet uit mijn baan geslagen van de illusie dat ik controle heb over mijn leven, professioneel en privé. Ik denk altijd wel te weten hoe de zaken lopen. Hier had ik niet op gerekend. Het was echt een shocker, opeens werd tastbaar dat zoveel mensen van de serie hadden genoten.” 

Foto Franky Ribbens en Dana Nechushtan: Jur Oster

https://hollandshoop.ntr.nl/

Wat zoek je?